3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky.
Art. 1-10
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1993, 7 augustus 1995 en 14 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
" 2° Vleesvarken of mestvarken : gespeend varken vanaf een leeftijd van tien weken dat wordt gehouden met het oog op de vetmesting. ".
2° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt :
" 7° Bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts, aangewezen in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten. ".
3° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt :
" 8° CODA : Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie ".
4° na de bepaling onder 12° wordt een 13° ingevoegd, luidend als volgt :
" 13° gE-negatief vaccin : vaccin tegen de ziekte van Aujeszky dat geen glycoproteïne gE bevat. ".
Art.2. In artikel 7, 3° van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 10, § 1 " vervangen door de woorden " artikel 10. ".
Art.3. Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 9 en 10, wordt vervangen als volgt :
" HOOFDSTUK IV - VACCINATIE. ".
" Art. 9. § 1. Voor de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky is enkel het gebruik van gE-negatieve vaccins toegelaten overeenkomstig de bepalingen van artikel 10. De minister kan, met het akkoord van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de vaccins aanduiden die mogen gebruikt worden.
§ 2. Enkel vaccin afkomstig van de bedrijfsdierenarts mag gebruikt worden voor de vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky.
§ 3. Enkel de bedrijfsdierenarts is bevoegd voor het verschaffen van het vaccin en de controle op de toediening en, desgevallend, voor het toedienen zelf.
§ 4. Het vaccin tegen de ziekte van Aujeszky valt onder de toepassing van artikel 12, §§ 1 en 3 van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde.
§ 5. Elke vaccinatie die niet conform deze bepalingen wordt verricht, wordt beschouwd als ongeldig voor de toepassing van dit besluit. ".
" Art. 10. § 1. Voor de toepassing van de vaccinatie wordt het grondgebied van het Rijk opgedeeld in drie zones zoals bepaald in de bijlage I bij dit besluit.
§ 2. In zone I, II en III moeten in elk bedrijf de varkens op initiatief van de verantwoordelijke gevaccineerd worden tegen de ziekte van Aujeszky overeenkomstig onderstaand schema :
1° zeugen en beren in productie worden twee maal per jaar gevaccineerd met een tussentijd van minstens vijf maanden tussen elke vaccinatiebeurt bij vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin, of worden drie maal per jaar gevaccineerd met een tussentijd van minstens drie maanden tussen elke vaccinatiebeurt bij vaccinatie met een levend verzwakt vaccin. Hierbij worden telkens alle in het bedrijf aanwezige zeugen en beren in productie gevaccineerd;
2° opfokzeugen en beren worden bijkomend voor de eerste dekking tweemaal gevaccineerd met vier weken tussentijd;
3° biggen worden gevaccineerd op een leeftijd van tien weken gevolgd door een tweede vaccinatie vier weken later;
4° alle aangevoerde varkens worden gevaccineerd bij de aankomst op het bedrijf, gevolgd door een tweede vaccinatie vier weken later;
5° in afwijking van de bepalingen van lid 4° worden biggen, die aangevoerd worden op een leeftijd jonger dan tien weken, gevaccineerd overeenkomstig de bepalingen van lid 3°;
6° op een bedrijf waar de varkens niet gevaccineerd werden, worden alle varkens ouder dan tien weken twee maal gevaccineerd met vier weken tussentijd.
§ 3. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 2 kan aan de verantwoordelijke van een varkensbeslag met Aujeszky-statuut A3 door de inspecteur-dierenarts een ontheffing verleend worden op de vaccinatieverplichting. Deze ontheffing kan ten alle tijde ingetrokken worden.
§ 4. Elk beslag met Aujeszky-statuut A4 heeft een ontheffing op de vaccinatieverplichting.
§ 5. De minister bepaalt de maatregelen voor de controle op de uitvoering van de vaccinatie. ".
Art.4. In de artikelen 2, 6 en 8 van hetzelfde besluit wordt het woord " contractdierenarts " vervangen door het woord " bedrijfsdierenarts ".
Art.5. In artikel 7, 2° en 3° van hetzelfde besluit, in de Nederlandse tekst, worden de woorden " enting ", " geënt " en " entstof " respectievelijk vervangen door de woorden " vaccinatie ", " gevaccineerd " en " vaccin ".
Art.6.
§ 1. De bijlage I bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage I bij dit besluit.
§ 2. De bijlage II bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage II bij dit besluit.
Art.7.
§ 1. In afwijking van de bepalingen van " Hoofdstuk IV - VACCINATIE " mag gedurende een overgangsperiode gelijk aan de voorziene termijn om het Aujeszky-statuut A3 te behalen door de inspecteur-dierenarts een ontheffing op de vaccinatieverplichting verleend worden aan de verantwoordelijke van een bedrijf mits :
1° ten laatste een maand na het inwerking treden van dit besluit, een representatieve test volgens de onderrichtingen van de inspecteur-dierenarts uitgevoerd wordt en alle bemonsterde varkens gE negatief zijn;
2° de verantwoordelijke zich er schriftelijk toe verbindt alle verdere testen uit te voeren en het Aujeszky-statuut A3 te verwerven.
§ 2. De Dienst bepaalt de aanvullende voorwaarden.
§ 3. Deze ontheffing kan ten alle tijde ingetrokken worden.
Art.8. De artikelen 2, 3, 5 en 6 van het koninklijk besluit van 14 december 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky worden ingetrokken.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1998, met uitzondering van artikel 6, § 2, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1999 en van de artikelen 1, 2, 4 en 5 die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.10. Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I bij het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky.
Lijst van de gebieden in toepassing van artikel 10, § 1
Zone I
- de provincie West-Vlaanderen;
- de provincie Oost-Vlaanderen;
- de provincie Antwerpen;
- de gemeente Komen.
Zone II
- de provincie Limburg met uitzondering van de gemeente Voeren;
- de provincie Vlaams-Brabant;
- het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Zone III
- de provincie Henegouwen met uitzondering van de gemeente Komen;
- de provincie Waals-Brabant;
- de provincie Namen;
- de provincie Luik;
- de provincie Luxemburg;
- de gemeente Voeren.
Art. N2. Bijlage II bij het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky.
A. Een varkensbeslag met een statuut A4 is een beslag :
1° waar niet gevaccineerd wordt tegen de ziekte van Aujeszky;
2° waar geen varkens gehouden worden met antistoffen tegenover het Aujeszky-virus;
3° waar geen klinische, pathologische, virologische of serologische indicaties bestaan die verband hebben met een besmetting door het Aujeszky-virus;
4° dat gecertificeerd " Officieel Aujeszky-vrij " is volgens de modaliteiten bepaald door de minister.
B. Een varkensbeslag met het statuut A3 is een beslag :
1° waar geen varkens gehouden worden met antistoffen tegenover het gE-glycoproteïne van het Aujeszky-virus;
2° waar geen klinische, pathologische, virologische of serologische indicaties bestaan die verband hebben met een besmetting door het Aujeszky-virus;
3° dat gecertificeerd " Aujeszky-vrij " is volgens de modaliteiten bepaald door de minister.
C. Een varkensbeslag met het statuut A2 is een beslag :
1° waar geen klinische, pathologische of virologische indicaties bestaan die verband hebben met een besmetting door het Aujeszky-virus;
2° waarvan de antecedenten en het serologisch statuut met betrekking tot de ziekte van Aujeszky bekend zijn;
3° dat niet gecertificeerd " Officieel Aujeszky-vrij " of " Aujeszky-vrij " is volgens de modaliteiten bepaald door de Minister.
D. Een varkensbeslag met het statuut A1 is een beslag waarvan de antecedenten en het serologisch statuut met betrekking tot de ziekte van Aujeszky niet gekend zijn.