13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 79bis en 79ter van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-4
Artikel 1. In artikel 79bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 januari 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling:
" § 1. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bepaalt het bedrag van het inschrijvingsrecht jaarlijks of per type activiteit te betalen door de kandidaat-gebruiker bedoeld in artikel 79, zonder dat dit 300 F per kalenderjaar, per kandidaat-gebruiker mag overschrijden. Het agentschap mag evenwel beslissen geen inschrijvingsrecht te eisen. Het mag bij het bepalen van het verschuldigde bedrag onder meer onderscheid maken naargelang de kandidaat-gebruiker een natuurlijk persoon of een rechtspersoon is. ";
B) § 2 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 2. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bepaalt, binnen de in het derde lid vastgestelde grenzen, het bedrag van de aanschafprijs die de gebruiker verschuldigd is.
Het bedrag van de aanschafprijs kan variëren per soort activiteit en volgens het loonniveau in de streek. Een onderscheid kan bovendien gemaakt worden naargelang de gebruiker een natuurlijke persoon of een rechtpersoon is. Er kan eveneens een voorkeurtarief voor bepaalde categorieën van gebruikers voorzien worden.
De aanschafprijs bedraagt minstens 200 F en ten hoogste 300 F en dient een veelvoud van 10 F te zijn.
Voor activiteiten ten behoeve van de land- en tuinbouwsector bedraagt de aanschafprijs een bedrag dat niet lager mag zijn dan 200 F en niet hoger dan 250 F. In afwijking van het eerste lid kan dit bedrag vastgesteld worden door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, na advies van het bevoegd Paritair Comité. ";
C) het wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 4. De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap mogen in hoofde van de PWA-werknemer 45 uur per maand niet overschrijden.
In afwijking van het voorgaande lid mag de PWA-werknemer die seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten verricht in de land- en tuinbouwsector, gedurende twee kalendermaanden per jaar, ten hoogste 90 activiteitsuren verrichten.
De Minister kan, in noodsituaties en omwille van het algemeen belang, afwijkingen voorzien op de grens van 45 uren. ".
Art.2. In artikel 79ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 november 1995 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 79, § 4, eerste lid, worden de werklozen bedoeld in voormeld artikel 79, § 4, niet ambtshalve ingeschreven voor de activiteit als stadswachter. De inschrijving voor deze activiteit gebeurt op vrijwillige basis. De bepalingen van artikel 79, § 5, zijn niet van toepassing op deze activiteit.
Het agentschap verleent voor de toewijzing van de activiteit van stadswachter voorrang aan de kandidaat stadswachters die minstens 40 jaar oud zijn.
Vóór de aanvang van de activiteit als stadswachter sluit de lokale overheid met het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap een overeenkomst, waarin tevens bepalingen worden opgenomen aangaande de inhoud van de taak van de stadswachter, de plaats en tijdstippen van activiteit, waarbij, in afwijking van artikel 79bis, § 4, eerste lid, de activiteit per maand gemiddeld 53 activiteitsuren omvat. De lokale overheid kan deze overeenkomst slechts beëindigen om redenen die vooraf door de gemeenteraad als voldoende erkend zijn. ";
B) § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling:
" § 4. In afwijking van artikel 79bis, § 2, eerste lid, wordt het maandloon voor de activiteiten als stadswachter forfaitair vastgesteld op (13 250) F. In afwijking van artikel 79, § 3, overhandigt de lokale overheid voor het einde van de kalendermaand aan de stadswachter een PWA-chequeboekje, bevattende 53 PWA-uurcheques, elk met een aanschafprijs van 210 F. Voor de maanden waarin de stadswachter omwille van arbeidsongeschiktheid geen enkele prestatie verrichtte, wordt geen PWA-chequeboekje toegekend. Wanneer het aantal activiteitsuren in de beschouwde maand ingevolge de arbeidsongeschiktheid van de stadswachter minder dan 53 bedraagt, dienen de ontbrekende uren in de daaropvolgende maanden gepresteerd te worden. <Erratum, zie B.St. 30.12.1999, Ed. 2, p. 50231>
De stadswachter heeft per PWA-cheque recht op 250 F en hij kan, overeenkomstig artikel 79, § 8, aanspraak maken op de PWA-inkomensgarantie-uitkering. ".
Art.3. Dit besluit treedt in werking op een door Ons bepaalde datum.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-2000 door KB 1999-09-22/32, art. 1)
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET