6 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot bepaling van de procedure die de werkgever dient te volgen om de vrijstelling van vervanging te bekomen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
Art. 1-5
Artikel 1. De werkgever die de vrijstelling van de vervangingsplicht wenst te bekomen in uitvoering van artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, dient, ten laatste de dag dat de periode van loopbaanonderbreking aanvangt van de werknemer voor dewelke hij vrijstelling vraagt, bij aangetekend schrijven een aanvraag tot vrijstelling richten aan de directeur van het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in wiens ambtsgebied de maatschappelijke zetel van zijn onderneming gelegen is.
Art.2. § 1. Om ontvankelijk te zijn dient deze aanvraag de volgende gegevens te bevatten :
1° de naam of handelsnaam van de werkgever, het adres van de onderneming en het inschrijvingsnummer RSZ;
2° de naam, voornaam, het adres en het rijksregisternummer van de werknemer in loopbaanonderbreking;
3° de functie of het niveau van de functie die vrijgekomen is tengevolge van deze loopbaanonderbreking.
§ 2. Om ontvankelijk te zijn dient deze aanvraag vergezeld te zijn van een attest uitgaande van de dienst voor arbeidsbemiddeling aan dewelke de werkgever zijn vraag voor het bekomen van een vervanger gericht heeft, waaruit blijkt dat er binnen de categorie van uitkeringsgerechtigde werklozen of ermee gelijkgestelde personen, er geen enkele vervanger voorhanden is voor de functie van de werknemer in loopbaanonderbreking of voor de in de onderneming vrijgekomen functie ten gevolge van deze loopbaanonderbreking.
De datum waarop dit attest werd afgeleverd mag zich slechts situeren binnen de maand, berekend van datum tot datum, die de eerste dag van de loopbaanonderbreking voorafgaat.
Art.3. Binnen de maand na de ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 2, § 1 deelt de directeur van het werkloosheidsbureau, per aangetekend schrijven zijn beslissing mede aan de werkgever.
Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid voorziene termijn, wordt de vrijstelling geacht toegekend te zijn.
Bij de beoordeling van de aanvraag houdt de inspecteur inzonderheid rekening met de gewenste functie van de vervanger en de toestand op de arbeidsmarkt in zijn ambtsgebied en de aangrenzende ambtsgebieden.
Art.4. Voor de toepassing van dit besluit wordt een aangetekende brief geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ter post.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1998.
Brussel, 6 mei 1999.
Mevr. M. SMET