Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 46, 71, 137, 154 en 175 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 46, § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De mobiliteitsvergoeding die toegekend wordt aan de werkman die ressorteert onder het paritair comité van het bouwbedrijf, wordt niet als loon beschouwd, indien zij betrekking heeft op een dag waarvoor de werkman die het werk niet kan aanvatten, krachtens de uitvoeringsbesluiten van artikel 27, tweede lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, geen recht heeft op loon. ".

Art.2. Artikel 71 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden :
  " De werknemer die tijdelijk werkloos wordt gesteld ingevolge een schorsing van de arbeidsovereenkomst krachtens de artikelen 50 of 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, moet de in het eerste lid vermelde verplichtingen in ieder geval naleven vanaf de dag die overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten van voormeld artikel 50 of van voormeld artikel 51, § 3quater, aan de Rijksdienst werd medegedeeld als de eerste dag van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst.
  De tijdelijk werkloze die de verplichtingen van het eerste lid niet kan naleven aangezien de werkgever de controlekaart niet heeft overhandigd, moet onmiddellijk contact opnemen met het werkloosheidsbureau door middel van een telefonisch contact, een telefaxbericht of een persoonlijke aanmelding, ten einde een vervangende controlekaart te bekomen. ".

Art.3. Artikel 137 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1993, 25 mei 1993, 22 november 1995, 22 december 1995, 9 juni 1997 en 8 augustus 1997, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
  " § 4. In afwijking van § 1, 2°, overhandigt de werkgever die ressorteert onder het paritair comité van het bouwbedrijf uit eigen beweging aan zijn werklieden :
  1° vóór de aanvang van elke maand, een nominatieve controlekaart inzake tijdelijke werkloosheid, ter beschikking gesteld door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf;
  2° bij het einde van een maand tijdens dewelke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst effectief geschorst werd zoals bedoeld in § 1, 2°, een " bewijs van tijdelijke werkloosheid "; dit bewijs wordt in dubbel afgeleverd in de gevallen bedoeld in artikel 133, § 1, 4° en 5°.
  De werkgever die ingevolge de recente indienstname van de werkman nog niet in het bezit is van de kaart bedoeld in het eerste lid, 1°, overhandigt aan de werkman vóór de aanvang van de arbeid een niet-nominatieve genummerde controlekaart voor de maand van indiensttreding en, in de door de Minister bepaalde gevallen, voor de daaropvolgende maand. De Minister bepaalt aan wie de werkgever het nummer van deze kaart mededeelt, alsmede de wijze waarop de mededeling geschiedt.
  De werkgever overhandigt op vraag van de werkman, in geval van verlies of diefstal van de in het eerste lid, 1°, of de in het tweede lid bedoelde kaart, een niet-nominatieve genummerde controlekaart geldend als duplicaat. De Minister bepaalt aan wie de werkgever het nummer van deze kaart mededeelt, alsmede de wijze waarop de mededeling geschiedt.
  Het in het vorige lid bedoelde duplicaat kan slechts leiden tot de betaling van uitkeringen nadat de directeur van het werkloosheidsbureau hiertoe toestemming verleent. De directeur houdt bij het verlenen van zijn toestemming rekening met de aanwijzingen van goede of kwade trouw en met het feit of het verlies een al dan niet repetitief karakter vertoont.
  De in het eerste lid bedoelde werkgever mag de werkman slechts tewerkstellen nadat hij heeft vastgesteld of laten vaststellen dat deze op zijn controlekaart melding heeft gemaakt van de arbeidsprestaties die tijdens de beschouwde dag in zijn dienst worden verricht. Deze bepaling geldt evenwel slechts in de periode te rekenen vanaf de dag die overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten van artikel 50 of van artikel 51, § 3quater, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, aan de Rijksdienst werd medegedeeld als de eerste dag van de werkelijke schorsing van de uitvoering van de overeenkomst tot op het einde van de betrokken kalendermaand.
  De in onderhavige paragraaf bedoelde werkgever wordt vrijgesteld van de in § 3 bedoelde verplichting.
  In geval van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst in toepassing van artikel 28, 1°, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt toepassing gemaakt van de bepaling van § 1, 2°. ".

Art.4. Artikel 154 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De vorige leden zijn niet toepasselijk op de tijdelijk werkloze, bedoeld in artikel 71, vierde lid, die onmiddellijk contact heeft opgenomen met het werkloosheidsbureau, doch nog niet in het bezit is van een vervangende controlekaart aangezien de aangifte niet gepaard ging met een persoonlijke aanmelding. ".

Art.5. Artikel 175, 1°, a), van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt :
  " , die nagelaten heeft het nummer van de controlekaart en de daarbij horende gegevens overeenkomstig het uitvoeringsbesluit van artikel 137, § 4, tweede of derde lid mede te delen, terwijl hij daartoe verplicht was of die, tijdens de periode bedoeld in artikel 137, § 4, vijfde lid, een werkman die op zijn controlekaart geen melding heeft gemaakt van de arbeidsprestaties, heeft tewerkgesteld. ".

Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1999.

Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET