9 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 46 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-3
Artikel 1. In artikel 46, § 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het eerste lid, 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"5° de vergoeding waarop de werknemer aanspraak kan maken uit hoofde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de vergoeding wegens morele schade en de vergoeding die toegekend wordt ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering;";
B) hij wordt aangevuld met de volgende leden :
"Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, wordt beschouwd als een vergoeding voor morele schade, de vergoeding toegekend ter compensatie van de extra-patrimoniale schade die het gevolg is van een foutief gedrag in hoofde van de gewezen werkgever, en die dus niet in de plaats kan treden van de voordelen toegekend in het kader van een normale ontslagregeling.
Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, wordt beschouwd als een vergoeding die toegekend wordt ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering, de vergoeding of het gedeelte van de vergoeding, toegekend ingevolge de uitdiensttreding van een onvrijwillig werkloze, indien de navermelde voorwaarden vervuld zijn :
- de vergoeding werd door de partijen niet als opzeggingsvergoeding aangemerkt;
- de vergoeding of het gedeelte van de vergoeding kan niet in de plaats treden van de voordelen toegekend in het kader van een normale ontslagregeling, aangezien deze laatste voordelen daadwerkelijk werden toegekend.".
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999.
Art. 3. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 maart 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET