22 APRIL 1999. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van de presentiegelden die kunnen worden toegekend aan de raadsheren en de rechters in sociale zaken]. <KB2022-09-01/03, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-05-1999 en tekstbijwerking tot 15-09-2022)
Art. 1-6
Artikel 1.Overeenkomstig artikel 356 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aan de raadsheer in sociale zaken [1 en de rechter in sociale zaken]1 een presentiegeld toegekend vastgesteld als volgt :
- raadsheer in sociale zaken : [1 61,01 EUR]1;
- rechter in sociale zaken : [1 40,75 EUR]1;
[1 ...]1.
----------
(1)<KB 2022-09-01/03, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.2. De bedragen bedoeld in artikel 1 worden toegekend per terechtzittingsdag of per terechtzitting van ten minste drie uren.
Art.3.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel [1 van de federale overheidsdiensten]1, geldt ook voor de presentiegelden bedoeld in artikel 1. Ze worden aan het spilindexcijfer 138,01 gekoppeld.
----------
(1)<KB 2022-09-01/03, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.4. Het koninklijk besluit van 29 oktober 1970 tot vaststelling van het presentiegeld toe te kennen aan de raadsheren en rechters in sociale zaken en aan de rechters in handelszaken wordt opgeheven met ingang van 1 december 1998.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1998.
Art. 6. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.