29 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze van vereffening van het Interventiefonds van de beursvennootschappen.
Art. 1-6
Artikel 1. Onverminderd artikel 34, derde lid, van de voornoemde wet van 17 december 1998, wordt het Interventiefonds van de beursvennootschappen na ontbinding geacht voort te bestaan voor de vereffeningsverrichtingen waarvan sprake in artikel 3.
Art.2. De leden van de raad van bestuur van het Interventiefonds van de beursvennootschappen worden benoemd tot vereffenaars. De vereffenaars oefenen hun mandaat onbezoldigd uit.
De vereffenaars vormen een college dat wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur van het Interventiefonds van de beursvennootschappen. Het college van vereffenaars beraadslaagt en besluit conform de bepalingen van artikel 16 en volgende van het koninklijk besluit van 22 maart 1996 houdende de statuten van het Interventiefonds van de beursvennootschappen.
Art.3. De vereffenaars hebben als opdracht :
1° de jaarrekening en het jaarverslag over het boekjaar 1998 op te stellen;
2° de rekeningen op te stellen op de datum van de ontbinding;
3° uiterlijk op 30 juni 1999 een buitengewone algemene vergadering bijeen te roepen om deze de mogelijkheid te bieden zich uit te spreken over de sub 1° en 2° bedoelde rekeningen alsook over de aan de bestuurders, commissarissen en vereffenaars te verlenen kwijting.
Art.4. De vereffening wordt van rechtswege afgesloten na afloop van de buitengewone algemene vergadering waarvan sprake in artikel 3.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk VI van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten.
Art. 6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 januari 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
J.-J. VISEUR