22 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 september 1998 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten.
Art. 1-8
Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 6 september 1998 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten, wordt vervangen als volgt:
"Art.3. § 1. Het personeelslid kan een toelage bekomen waarvan het bedrag gelijk is aan 6,25 % van zijn brutojaarwedde voor zover het informaticataken verrichtte in de periode van 1 september 1998 tot en met 31 december 1998.
§ 2. Het personeelslid kan een toelage bekomen waarvan het bedrag gelijk is aan 18,75 % van zijn brutojaarwedde voor zover het informaticataken verrichtte in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999.
§ 3. Onder jaarwedde wordt verstaan de wedde, eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage.
§ 4. De eerste helft van de in de §§ 1 en 2 vastgestelde bedragen wordt tegelijk met de wedde van de maand december 1999 vereffend.
De jaarwedde die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bedragen is deze welke verschuldigd is voor de maand december 1999.
§ 5. De tweede helft van de in de §§ 1 en 2 vastgestelde bedragen wordt vereffend in de maand april 2000, op voorwaarde dat aan de modaliteiten bepaald in artikel 3ter is voldaan.
De jaarwedde die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bedragen is deze welke verschuldigd is voor de maand januari 2000."
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende:
"Art. 3bis. § 1. Het personeelslid kan een toelage bekomen waarvan het bedrag gelijk is aan 12,5 % van zijn brutojaarwedde voor zover het informaticataken verrichtte in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000.
§ 2. Het personeelslid kan een toelage bekomen waarvan het bedrag gelijk is aan 12 % van zijn brutojaarwedde voor zover het informaticataken verrichtte in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001.
§ 3. Onder jaarwedde wordt verstaan de wedde, eventueel verhoogd met de haard- of standplaatstoelage.
De jaarwedde die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het bedrag van de toelage is deze welke verschuldigd is voor de maand januari 2002.
§ 4. De eerste helft van de in de §§ 1 en 2 vastgestelde bedragen wordt in de maand april 2002 vereffend. De tweede helft wordt eveneens vereffend in de maand april 2002, op voorwaarde dat aan de modaliteiten bepaald in artikel 3ter is voldaan."
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende:
"Art. 3ter. De tweede helft van de in de artikelen 3 en 3bis vastgestelde bedragen van de toelage kan worden toegekend na beslissing van de leidend ambtenaar van het ministerie, de wetenschappelijke instelling van de Staat of de instelling van openbaar nut, op basis van de verhouding waarin het betrokken personeelslid heeft bijgedragen in de informaticataken zoals omschreven in artikel 2, § 1, en nadat hij kennis heeft genomen van een rapport over de activiteiten uitgevoerd door het betrokken personeelslid en na advies van het hoofd van de betrokken dienst.
Dit rapport dient voor 31 januari van het betalingsjaar te worden toegestuurd door het personeelslid."
Art.4. In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "een opleidingsverlof worden vervangen door de woorden "een opleidingsverlof voor het volgen van een opleiding die niet verbonden is aan de functie";
2° de woorden "een verlof wegens opdracht" worden vervangen door de woorden "een verlof wegens opdracht ander dan een verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een ministerieel kabinet".
Art.5. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999, wordt aangevuld als volgt:
" - een opleidingsverlof voor het volgen van een opleiding verbonden aan de functie;
- een verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een federaal ministerieel kabinet."
Art.6. Onder voorbehoud van het recht van de belanghebbenden om de geschillen die kunnen rijzen, te laten beslechten door de bevoegde rechtscolleges, regelt de voor ambtenarenzaken bevoegde Minister, na adiëring door de Minister onder wiens gezag de belanghebbende staat, de moeilijkheden van administratieve aard die ten gevolge van de toepassing van de voorgaande bepalingen kunnen ontstaan.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998.
Art. 8. Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 1999.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Begroting,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen,
L. VAN DEN BOSSCHE