7 JULI 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor het houden van een provinciale volksraadpleging. (NOTA : opgeheven voor wat de bevoegdheden van de Vlaamse Overheid betreft <BVR2009-06-05/03, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-1999 en tekstbijwerking tot 19-06-2009)
HOOFDSTUK I. - De kiezerslijst.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Verdeling van de kiezers in stemafdelingen en kiesbureaus.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - De stembiljetten.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Inrichting van de stemlokalen en stemming.
Art. 7-10
HOOFDSTUK V. - Stemopneming.
Art. 11-17
HOOFDSTUK VI. - Geautomatiseerde stemming.
Art. 18
HOOFDSTUK VII. - Volmachtformulier.
Art. 19-20
HOOFDSTUK VIII. - Uitgaven die voortvloeien uit de raadpleging.
Art. 21
HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art. 22-23
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK I. - De kiezerslijst.
Artikel 1. Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van de provincie een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.
Op die lijst worden vermeld :
1° de personen die op de vermelde datum in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld zijn en de andere deelnemingsvoorwaarden vervullen die bedoeld worden in artikel 140-5, § 1, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999;
2° de deelnemers die tussen deze datum en de datum van de raadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;
3° de personen voor wie de schorsing van de kiesrechten een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de dag die vastgesteld is voor de raadpleging.
Voor elke persoon die voldoet aan de deelnemingsvoorwaarden, vermeldt de lijst van deelnemers de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. De lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten.
HOOFDSTUK II. - Verdeling van de kiezers in stemafdelingen en kiesbureaus.
Art.2. In afwijking van artikel 2, § 1, eerste lid, en § 2, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, worden de deelnemers door het college van burgemeester en schepenen in stemafdelingen verdeeld; geen van deze stemafdelingen kan meer dan 1500 ingeschreven deelnemers hebben.
Het college wijst voor elke afdeling een afzonderlijk lokaal aan voor de stemming.
Verschillende afdelingen kunnen echter opgeroepen worden in zalen die deel uitmaken van hetzelfde gebouw.
Wanneer de stemming op een andere manier gebeurt dan door middel van een stembiljet, kan de Minister van Binnenlandse Zaken het aantal deelnemers dat ingeschreven is per stemafdeling verhogen. In afwijking van artikel 2, § 1, tweede lid, van de voormelde wet van 19 oktober 1921, mag het aantal ingeschreven deelnemers die toegelaten zijn om te stemmen in deze afdelingen niet meer bedragen dan 3.000.
Art.3. § 1. Elk provinciaal kiescollege voor de volksraadpleging bevat een provinciehoofdbureau, kantonhoofdbureaus, stemopnemingsbureaus en stembureaus.
Onverminderd de bepalingen van dit artikel, worden deze bureaus geregeld door Titel I van de voormelde wet van 19 oktober 1921.
§ 2. Het provinciehoofdbureau is gevestigd in de hoofdplaats van de provincie of te Nijvel voor de provincie Waals-Brabant.
Het wordt voorgezeten door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de hoofdplaats van de provincie of van Nijvel voor de provincie Waals-Brabant, of, bij zijn afwezigheid, door de magistraat die hem vervangt.
Het provinciehoofdbureau bestaat, behalve de voorzitter, uit vier bijzitters, vier plaatsvervangende bijzitters en een secretaris. De bijzitters en plaatsvervangende bijzitters worden door de voorzitter aangewezen uit de deelnemers van de gemeente waarin het provinciehoofdbureau gevestigd is.
De secretaris wordt door de voorzitter aangewezen uit de deelnemers van de provincie.
Het provinciehoofdbureau oefent een controle uit op alle verrichtingen die betrekking hebben op de volksraadpleging en bepaalt zo nodig de dringende maatregelen die de omstandigheden zouden kunnen vereisen.
Na inzage van de informatie die het provinciehoofdbureau overeenkomstig § 3 ontvangen heeft van de kantonhoofdbureaus, controleert het of het percentage van 10 % van de inwoners van de provincie dat bedoeld wordt in artikel 140-5, § 6, van de provinciewet, ingevoegd door de wet van 25 juni 1997 en vervangen door de wet van 25 maart 1999, bereikt is en of er vervolgens al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging.
Als blijkt dat minder dan 10 % van de inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk aan de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus meedelen dat hun bureau niet zal moeten bijeenkomen.
Indien minstens 10 % van de ingeschreven inwoners van de provincie deelgenomen hebben aan de volksraadpleging, brengt de voorzitter van het provinciehoofdbureau de voorzitters van de kantonhoofdbureaus daarvan onmiddellijk op de hoogte, die op hun beurt zo snel mogelijk de door hen aangewezen voorzitters en bijzitters van de stemopnemingsbureaus daarover inlichten.
Ingeval de opneming van de resultaten van de volksraadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het provinciehoofdbureau de desbetreffende verrichtingen op het niveau van de hele provincie. Het maakt de resultaten van de raadpleging in het openbaar bekend, en deelt ze mede aan de provinciegouverneur.
De gouverneur beveelt hun publicatie door middel van aanplakking aan het provinciaal gouvernement, net zoals in alle gemeenten van de provincie. Hij beveelt eveneens de publicatie van deze resultaten in de editie van het Bestuursmemoriaal van de provincie volgend op de organisatie van de raadpleging.
Eenieder kan er een afschrift van bekomen volgens de regels vastgelegd in de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten en, in voorkomend geval, in het dienaangaande provinciaal reglement.
§ 3. Om het voor het provinciehoofdbureau mogelijk te maken overeenkomstig § 2 te bepalen of er al dan niet overgegaan moet worden tot het opnemen van de resultaten van de volksraadpleging, bezorgen de voorzitters van de stembureaus, onmiddellijk na het beëindigen van hun verrichtingen, aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau een overzicht met het aantal deelnemers die ingeschreven zijn in hun bureau en het aantal deelnemers die daadwerkelijk deelgenomen hebben aan de raadpleging. Wanneer de voorzitter van het kantonhoofdbureau dit overzicht ontvangen heeft voor alle kantonstembureaus, stelt hij een samenvattend overzicht op met deze twee aantallen voor alle kantonstembureaus en deelt het zo snel mogelijk mee aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau.
§ 4. Het kantonhoofdbureau is belast met het toezicht op de verrichtingen met betrekking tot de raadpleging in het hele kanton. Het verwittigt de voorzitter van het provinciehoofdbureau onmiddellijk van elke omstandigheid die zijn controle vereist.
Wanneer de opneming van de resultaten van de raadpleging moet plaatsvinden, centraliseert het de desbetreffende verrichtingen op het niveau van het hele kanton.
§ 5. In afwijking van artikel 9quater, § 1, van de voormelde wet van 19 oktober 1921, mag het aantal deelnemers die ingeschreven zijn in de stembureaus waarvan de biljetten toevertrouwd worden aan eenzelfde stemopnemingsbureau, niet meer dan 6.000 bedragen.
Art.4. De gouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar ziet erop toe dat het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente van de provincie ten minste vijftien dagen voor de raadpleging een oproepingsbrief zendt aan elke deelnemer op zijn huidige woonplaats.
Wanneer de oproepingsbrief niet aan de deelnemer bezorgd kan worden, dan wordt hij op het gemeentelijk secretariaat neergelegd, waar de deelnemer hem kan afhalen tot op de dag van de raadpleging 's middags.
De oproepingsbrief vermeldt de dag waarop en de plaats waar de deelnemer verzocht wordt deel te nemen aan de raadpleging, evenals de uren van opening en sluiting van de stemming. Bovendien vermeldt hij de vraag of vragen van de raadpleging zoals die door de Provincieraad bepaald zijn.
Het bericht van oproeping wordt minstens twintig dagen voor de raadpleging in elke gemeente van de provincie ter kennis gebracht door aanplakking.
HOOFDSTUK III. - De stembiljetten.
Art.5. Na inzage van de beraadslaging van de Provincieraad die beslist een volksraadpleging te houden, maakt het provinciehoofdbureau het stembiljet op en beveelt het de druk ervan in het vereiste aantal.
Hiervoor bezorgen de voorzitters van de kantonhoofdbureaus, van zodra de provinciegouverneur of de door hem aangewezen ambtenaar hen krachtens artikel 3bis van de voormelde wet van 19 oktober 1921 twee voor echt verklaarde uittreksels uit de lijst der deelnemers, opgemaakt per stemafdeling, gezonden heeft, zo snel mogelijk een overzicht met het totale aantal deelnemers, die in hun respectieve kantons ingeschreven zijn, aan de voorzitter van het provinciehoofdbureau.
Van zodra het stembiljet gedrukt is, bezorgt de voorzitter van het provinciehoofdbureau aan de voorzitters van de kantonhoofdbureaus de hoeveelheid stembiljetten die nodig is voor de volksraadpleging van hun kanton. Zij zenden op hun beurt aan elk van de voorzitters van de stemafdelingen van hun kanton, onder verzegelde omslag, de stembiljetten die nodig zijn voor de volksraadpleging in hun afdeling.
Het opschrift op de buitenkant van de omslag vermeldt, behalve het adres van de geadresseerde, het aantal stembiljetten dat de omslag bevat. Deze omslag mag alleen ontzegeld en opengemaakt worden in aanwezigheid van het regelmatig gevormde bureau. Het aantal stembiljetten wordt onmiddellijk gecontroleerd en het resultaat van de controle wordt vermeld in het proces-verbaal.
De voorzitters van de kantonhoofdbureaus zenden tegelijkertijd naar elk van de voorzitters van de stemopnemingsbureaus van hun kanton het model van de tabel die zij hebben laten voorbereiden en die de voorzitters van de stemopnemingsbureaus moeten invullen na het tellen van de stemmen.
Art.6. Het stembiljet vermeldt de vraagstelling die het voorwerp is van de raadpleging.
Achter de vraag of vragen staan telkens de woorden " ja " en " neen ".
De woorden " ja " en " neen " worden telkens gevolgd door een stemvak.
De stemvakken zijn zwart, met in het midden een stipje van dezelfde kleur als het papier. Het papier is wit van kleur.
Alle stembiljetten moeten volkomen gelijk zijn en overeenstemmen met het model dat opgesteld is door het provinciehoofdbureau.
HOOFDSTUK IV. - Inrichting van de stemlokalen en stemming.
Art.7. Het stemlokaal en de stemhokjes waarin de deelnemers hun stem uitbrengen, worden ingericht volgens model III, dat bij het Kieswetboek gevoegd is.
Er moet echter minstens één stemhokje per driehonderd deelnemers zijn.
Art.8. De voorschriften met betrekking tot de ordehandhaving vervat in de artikelen 108, 109, 110, 111 en 114 van het Kieswetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de provinciale volksraadpleging.
Art.9. Het merk van de stem, ook al is het niet perfect aangebracht, is een geldige uitdrukking van de stem, tenzij de bedoeling om het stembiljet herkenbaar te maken duidelijk is.
Indien de deelnemer bij vergissing het stembiljet dat hij ontvangen had, beschadigt, kan hij een ander stembiljet vragen aan de voorzitter, waarbij hij het eerste teruggeeft, dat onmiddellijk nietig verklaard wordt.
Zo neemt de voorzitter, wanneer de deelnemer bij het verlaten van het stemhokje zijn stembiljet opengevouwen heeft om zijn uitgebrachte stem kenbaar te maken, het opengevouwen stembiljet af, dat onmiddellijk nietig verklaard wordt, en verplicht hij de deelnemer om opnieuw te stemmen.
Op deze teruggenomen stembiljetten schrijft de voorzitter de vermelding " Teruggenomen stembiljet " en zet zijn paraaf erop.
Art.10. Na afloop van de verrichtingen, stelt het bureau het aantal inwoners vast dat deelgenomen heeft aan de stemming, evenals het aantal stembiljetten dat teruggenomen is krachtens artikel 9, en het aantal niet gebruikte stembiljetten, en schrijft het deze gegevens op in het proces-verbaal.
De teruggenomen stembiljetten en de niet gebruikte stembiljetten worden in afzonderlijke verzegelde omslagen gesloten.
Op dezelfde manier worden de lijsten met deelnemers, die voor de controles gediend hebben en die naar behoren ondertekend zijn door de leden van het bureau die hen bijgehouden hebben en door de voorzitter, in een derde verzegelde omslag gesloten.
Het opschrift op de buitenkant van elke omslag geeft de inhoud ervan weer en vermeldt de gemeente, de dag van de raadpleging en het bureaunummer.
HOOFDSTUK V. - Stemopneming.
Art.11. Vooraleer over te gaan tot het opnemen van de stemmen, mengen de stemopnemingsbureaus alle stembiljetten van de verschillende stembureaus waarvan zij de stemmen moeten opnemen.
Art.12. De voorzitter en de leden van het stemopnemingsbureau vouwen de stembiljetten open en delen ze in de volgende categorieën in :
1° de stembiljetten met geldige stemmen;
2° de twijfelachtige stembiljetten;
3° de blanco of ongeldige stembiljetten.
Wanneer deze indeling van de stembiljetten beëindigd is, worden deze zonder verandering van de indeling onderzocht door de leden van het bureau, die hun opmerkingen en bezwaren aan het bureau voorleggen.
De bezwaren en de beslissingen van het bureau worden in het proces-verbaal opgenomen.
De twijfelachtige stembiljetten waartegen bezwaar ingebracht is, worden volgens de beslissing van het bureau gevoegd bij de categorie waartoe zij behoren.
De stembiljetten van elke categorie worden achtereenvolgens door de leden van het bureau geteld.
Alle stembiljetten, ingedeeld zoals hierboven bepaald is, worden in afzonderlijke verzegelde omslagen gesloten.
Het bureau stelt vervolgens het gezamenlijk aantal geldige stembiljetten vast, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten en voor elke vraag van de raadpleging het aantal positieve en negatieve stemmen.
Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld.
Art.13. Ongeldig zijn :
1° alle andere stembiljetten dan het stembiljet dat door het provinciehoofdbureau bepaald is;
2° de stembiljetten waarop de vraag of vragen tegelijkertijd met ja en neen beantwoord werden;
3° de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een niet geoorloofd merk.
Art.14. Het proces-verbaal van de verrichtingen wordt staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het bureau ondertekend.
Art.15. Onmiddellijk na het beëindigen van de verrichtingen, overhandigt het stemopnemingsbureau het proces-verbaal hiervan aan de voorzitter van het kantonhoofdbureau.
Art.16. Van zodra het kantonhoofdbureau in het bezit is van het in artikel 15 bedoelde proces-verbaal voor alle stemopnemingsbureaus van het kanton, stelt het een verzamelstaat op die de in artikel 12, zevende lid, bedoelde gegevens bevat voor het hele kanton, en zendt het die verzamelstaat zo snel mogelijk naar de voorzitter van het provinciehoofdbureau.
Art.17. Van zodra het provinciehoofdbureau in het bezit is van de in artikel 16 bedoelde verzamelstaat voor alle kantons van de provincie, deelt het de uitslag van de raadpleging mee aan de gouverneur van de provincie.
De gouverneur van de provincie maakt de uitslag van de raadpleging bekend en beveelt de publicatie ervan overeenkomstig artikel 3, § 2, tiende lid.
HOOFDSTUK VI. - Geautomatiseerde stemming.
Art.18. De gemeenten die beschikken over een geautomatiseerd stemsysteem kunnen dit gebruiken voor het houden van de raadpleging op hun grondgebied, voor zover de andere gemeenten van het kanton waartoe zij behoren ook gebruik maken van een dergelijk systeem.
HOOFDSTUK VII. - Volmachtformulier.
Art.19. Het volmachtformulier dat moet worden gebruikt voor de provinciale volksraadpleging stemt overeen met het model dat voorkomt in bijlage 1.
De tekst van artikel 147bis van het Kieswetboek wordt op de keerzijde van het volmachtformulier gedrukt, met dien verstande dat de woorden " kiezer " en " kiezers " steeds dienen te worden vervangen door respectievelijk de woorden " deelnemer " en " deelnemers " en de woorden " verkiezing " en " verkiezingen " door het woord " volksraadpleging ".
Art.20. In het geval waarin artikel 147bis, § 1, 7°, van het Kieswetboek voorziet stemt het getuigschrift uitgereikt door de burgemeester voor de provinciale volksraadpleging, overeen met het model dat voorkomt in bijlage 2.
HOOFDSTUK VIII. - Uitgaven die voortvloeien uit de raadpleging.
Art.21. In afwijking van artikel 8 van de voormelde wet van 19 oktober 1921, zijn alle uitgaven die voortvloeien uit het houden van de raadpleging ten laste van de begroting van de provincie.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art.22. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1999.
Art.23. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juli 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Volmacht om te stemmen. - Provinciale volksraadpleging van ....
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28-08-1999, p. 31956 - 21957).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 juli 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
Art. N2. Bijlage 2. Volmachtgeving bij verblijf in het buitenland om andere dan beroepsredenen. - Provinciale volksraadpleging van ....
(Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28-08-1999, p. 31958 - 31959).
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. VAN DEN BOSSCHE