Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de loopbaanonderbreking in sommige Vlaamse openbare instellingen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de rechtspositieregelingen van het personeel, wat betreft de halftijdse en de voltijdse loopbaanonderbreking.
Art. 3-21
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de rechtspositieregeling van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, wat betreft de voltijdse loopbaanonderbreking.
Art. 22-27



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1993036443  1995051052  1995060156  1995060158  1995061251  1995061260  1995061267 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Hoofdstuk II van dit besluit beoogt de wijziging van de hierna volgende besluiten :
  1° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 juni 1998;
  c) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Landmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997;
  d) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  e) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Dienst voor de Scheepvaart en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  f) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  g) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  h) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  i) het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  j) het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  k) het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  l) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  m) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 februari 1997;
  n) het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van de instelling Kind en Gezin en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 1998;
  o) het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 1997;
  2° het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  3° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  4° het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Art.2. Hoofdstuk III van dit besluit beoogt de wijziging van de volgende besluiten :
  1° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  c) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Dienst voor de Scheepvaart en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  d) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  e) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  f) het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  g) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  h) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  i) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  2° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de rechtspositieregelingen van het personeel, wat betreft de halftijdse en de voltijdse loopbaanonderbreking.
Art.3. In artikel VIII 72, § 4, 2° van de besluiten vermeld in artikel 1, 1° en 3° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt :
  "a) met voltijdse loopbaanonderbreking;".

Art.4. In artikel VIII 70, § 4, 2° van het besluit vermeld in artikel 1, 2° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt :
  "a) met voltijdse loopbaanonderbreking;".

Art.5. In artikel VIII 63, § 4, 2° van het besluit vermeld in artikel 1, 4° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt :
  "a) met voltijdse loopbaanonderbreking;".

Art.6. Artikel XI 43 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 43. § 1. De ambtenaar kan zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.
  In afwijking van de minimumduur bepaald in het vorige lid, kan de ambtenaar de loopbaan voltijds onderbreken voor ten minste drie maanden als hij de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft;
  - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.
  De mannelijke ambtenaar kan van de bepalingen van het derde lid, tweede streepje, genieten in zoverre de afstamming van het kind ten zijnen opzichte vaststaat.
  In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  De ambtenaar kan zijn loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken.
  § 1bis. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe ofwel elke dag, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht.
  Tijdens een periode van halftijdse loopbaanonderbreking kan de ambtenaar geen verlof voor verminderde prestaties bekomen.
  § 2. De ambtenaar die zijn loopbaan wenst te onderbreken bij toepassing van § 1, eerste en tweede lid, deelt aan de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal beginnen en de duur ervan, en hij voegt bij die mededeling het formulier voor de aanvraag voor uitkeringen bedoeld in artikel XI 58.
  Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking, tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
  De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand, behalve indien zij aansluit bij een periode van bevallingsverlof.
  § 2bis. In afwijking van de vorige paragraaf brengt de ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om palliatieve verzorging te verstrekken de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert hiervan op de hoogte. Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.
  De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling gebeurd is.
  § 3. De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar samen met een kopie van het attest en, zonodig, een kopie van de vervangingsovereenkomst bedoeld in het derde lid van genoemd artikel.".

Art.7. Artikel XI 42 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 42. § 1. De ambtenaar kan zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.
  In afwijking van de minimumduur bepaald in het vorige lid, kan de ambtenaar de loopbaan voltijds onderbreken voor ten minste drie maanden als hij de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft;
  - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.
  De mannelijke ambtenaar kan van de bepalingen van het derde lid, tweede streepje, genieten in zoverre de afstamming van het kind ten zijnen opzichte vaststaat.
  In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  De ambtenaar kan zijn loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken.
  § 1bis. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe ofwel elke dag, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht.
  Tijdens een periode van halftijdse loopbaanonderbreking kan de ambtenaar geen verlof voor verminderde prestaties bekomen.
  § 2. De ambtenaar die zijn loopbaan wenst te onderbreken bij toepassing van § 1, eerste en tweede lid, deelt aan de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal beginnen en de duur ervan, en hij voegt bij die mededeling het formulier voor de aanvraag voor uitkeringen bedoeld in artikel XI 58.
  Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking, tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
  De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand, behalve indien zij aansluit bij een periode van bevallingsverlof.
  § 2bis. In afwijking van de vorige paragraaf brengt de ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om palliatieve verzorging te verstrekken de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert hiervan op de hoogte. Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.
  De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling gebeurd is.
  § 3. De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar samen met een kopie van het attest en, zonodig, een kopie van de vervangingsovereenkomst bedoeld in het derde lid van genoemd artikel.".

Art.8. Artikel XI 44 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 44. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.".

Art.9. Artikel XI 43 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 43. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.".

Art.10. Artikel XI 45 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 45, § 1. De leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, zijn uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.
  Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.
  § 2. In afwijking van § 1 hebben de ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, recht op :
  1° loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken;
  2° voltijdse loopbaanonderbreking van 3 maanden naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.".

Art.11. Artikel XI 44 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 44, § 1. De leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, zijn uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.
  Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.
  § 2. In afwijking van § 1 hebben de ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, recht op :
  1° loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken;
  2° voltijdse loopbaanonderbreking van 3 maanden naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.".

Art.12. Artikel XI 49 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 49. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.".

Art.13. Artikel XI 48 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XI 48. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.".

Art.14. Artikel XIV 36 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, e, i, j, k, n, o, en 4° wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector.".

Art.15. In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, e, i, j, k, n, o, en 4°, wordt een artikel XIV 36bis ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Art. XIV 36bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is;
  - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is.".

Art.16. Artikel XIV 35 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, a, b, c, d, f, g, h, l, m, wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XIV 35. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector.".

Art.17. In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, a, b, c, d, f, g, h, l, m, wordt een artikel XIV 35bis ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Art. XIV 35bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is;
  - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is.".

Art.18. Artikel XIV 34 van de besluiten vermeld in artikel 1, 2° en 3°, a, wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XIV 34. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector.".

Art.19. In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 2° en 3°, a, wordt een artikel XIV 34bis ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Art. XIV 34bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is;
  - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is.".

Art.20. Artikel XIV 37 van het besluit vermeld in artikel 1, 3°, b, wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering van de privé-sector.".

Art.21. In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van het besluit vermeld in artikel 1, 3°, b, wordt een artikel XIV 37bis ingevoegd dat luidt als volgt :
  "Art. XIV 37bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
  Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is;
  - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is.".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de rechtspositieregeling van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, wat betreft de voltijdse loopbaanonderbreking.
Art.22. Artikel XI. 43 van de besluiten vermeld in artikel 2, 1° wordt gewijzigd als volgt :
  1° in § 1 worden de woorden "zestig maanden" vervangen door de woorden "tweeënzeventig maanden";
  2° aan § 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "In afwijking van de bepalingen van het vorige lid, wordt de minimumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de ambtenaar wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind.
  Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft;
  - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.
  De mannelijke ambtenaar kan van deze bepalingen gebruik maken in zoverre de afstamming van het kind te zijnen opzichte vaststaat.";
  3° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt :
  "§ 4. In afwijking van de voorgaande paragrafen, kunnen de ambtenaren hun loopbaan voltijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  De ambtenaar die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de leidend ambtenaar van op de hoogte. Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorgen behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
  De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.
  De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar.".

Art.23. In artikel XI 50, § 2 van de besluiten vermeld in artikel 2, 1° wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
  "§ 2. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen werden voor een periode die minder bedraagt dan de minimumtermijnen voorzien in artikel XI 43 dienen te worden terugbetaald.".

Art.24. Artikel XI 42 van de besluiten vermeld in artikel 2, 2° wordt gewijzigd als volgt :
  1° in § 1 worden de woorden "zestig maanden" vervangen door de woorden "tweeënzeventig maanden";
  2° aan § 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt :
  "In afwijking van de bepalingen van het vorig lid, wordt de minimumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de ambtenaar wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind.
  Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking :
  - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft;
  - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.
  De mannelijke ambtenaar kan van deze bepalingen gebruik maken in zoverre de afkomst van het kind te zijnen opzichte vaststaat.";
  3° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt :
  "§ 4. In afwijking van de voorgaande paragrafen, kunnen de ambtenaren hun loopbaan voltijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  De ambtenaar die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de leidend ambtenaar van op de hoogte, voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 57, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorgen behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
  De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.
  De overheid vult het in artikel XI 57 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar.".

Art.25. Artikel XI 49 § 2, eerste lid van de besluiten vermeld in artikel 2, 2° wordt vervangen door wat volgt :
  "§ 2. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen werden voor een periode die minder bedraagt dan de minimumtermijnen voorzien in artikel XI 42 dienen te worden terugbetaald.".

Art.26. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1997, met uitzondering van de artikelen 22 tot en met 25 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1996.

Art. 27. De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 23 juli 1998.
  De minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE
  De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
  Th. KELCHTERMANS
  De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
  W. DEMEESTER-DE MEYER
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
  L. PEETERS
  De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,
  E. BALDEWIJNS
  De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
  L. MARTENS
  De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
  E. VAN ROMPUY