Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1997036423 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 13. De subsidie bestaat uit :
  1° een forfaitair bedrag van 566,95 frank per gepresteerd uur en per uur bijscholing, als subsidiëring van het verzorgend personeel en van het bevorderen van de deskundigheid van het verzorgend personeel;
  2° een forfaitair bedrag van 1 017 870 frank per jaar per 150 geholpen gebruikers, als subsidiëring van het begeleidend personeel;
  3° een forfaitair bedrag van 617 179 frank per jaar en per 75 VTE aan verzorgend personeel, als subsidiëring van het leidinggevend personeel;
  4° een forfaitair bedrag van 857 820 frank per jaar en per 200 geholpen gebruikers als subsidiëring van de administratie- en coördinatiekosten."

Art.2. Artikel 14, vijfde lid van het voormelde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "Prestaties tussen 22 uur en 7 uur die korter zijn dan 8 uur worden, binnen het urencontingent, gelijkgesteld met een prestatie van 8 uur."

Art.3. Artikel 20 van het voormelde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 20. De subsidies voor de bijscholing worden toegekend na afloop van het jaar waarin de bijscholing werd gegeven.
  Hierop wordt elk trimester een voorschot toegekend van maximum 22,5 % van de voorziene subsidies voor het betrokken begrotingsjaar. Die voorschotten worden berekend op basis van de subsidies in het voorafgaande jaar en worden uitbetaald vóór het einde van de tweede maand van het trimester waarop zij betrekking hebben.
  Het aantal uren bijscholing dat in aanmerking komt voor subsidiëring wordt per dienst begrensd tot 2 % van het toegekende urencontingent."

Art.4. Artikel 21 van het voormelde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 21. De subsidies voorzien in artikel 13, 2°, 3° en 4° worden toegekend na afloop van het jaar waarop ze betrekking hebben.
  Hierop wordt elk trimester een voorschot toegekend van maximum 22,5 % van de voorziene subsidies voor het bedoelde begrotingsjaar. Die voorschotten worden berekend op basis van de subsidies in het voorafgaande jaar en worden uitbetaald vóór het einde van de tweede maand van het trimester waarop zij betrekking hebben."

Art.5. Artikel 22 van het voormelde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  "Art. 22. De subsidiebedragen vermeld in artikel 13 zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 1998. Binnen de perken van de begroting worden die subsidiebedragen geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het rijk worden gekoppeld. De voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
  De aanpassing aan het in het eerste lid bedoelde prijsindexcijfer wordt voor geen van de in artikel 13 vermelde subsidiebedragen beperkt.
  Als de indexsprong zich niet voordoet bij het begin van een trimester, worden de subsidies aangepast vanaf het begin van dat trimester op basis van een coëfficiënt die de verhouding weergeeft tussen het aantal maanden na de indexsprong en het totale aantal maanden binnen dat trimester."

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1997.

Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 24 maart 1998.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
  L. MARTENS