13 JANUARI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Art. 1-10
Artikel 1. In artikel 7, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door het woord "termijn".
Art.2. § 1. In artikel 8, § 1 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door de volgende bepaling :
"De inrichtende macht of haar afgevaardigde deelt onverwijld bij aangetekende brief aan het personeelslid mee dat zij een tuchtonderzoek instelt alsook de reden die daartoe aanleiding geeft. De tuchtrechtelijke vervolging begint op datum van verzending van de aangetekende brief."
§ 2. In hetzelfde artikel 8 wordt § 5, tweede lid, als volgt gewijzigd :
"De oproeping dient op straffe van nietigheid melding te maken van :
1° de ten laste gelegde feiten;
2° het voorstel van tuchtsanctie;
3° de plaats, dag en uur van het verhoor;
4° het recht van de betrokkene zich te laten bijstaan door een raadsman;
5° de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier bedoeld in § 3 kan worden ingezien."
Art.3. § 1. Aan artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt de volgende zinsnede toegevoegd :
"Een plaatsvervangend lid kan slechts zetelen wanneer voorzien wordt dat het effectief lid méér dan 3 maand zal afwezig zijn of wanneer het effectief lid gewraakt wordt."
§ 2. In hetzelfde artikel 9 wordt § 3 aangevuld met de volgende bepaling :
"Tijdens hun mandaat in één van de Kamers van Beroep, kunnen zij geen verzoekende of verwerende partij bijstaan of vertegenwoordigen."
§ 3. In hetzelfde artikel 9 wordt het eerste lid van § 5 vervangen door de volgende bepaling :
"§ 5. De voorzitter ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 100 000 BEF."
Art.4. In artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.
Art.5. § 1. Artikel 13, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Indien door een inrichtende macht een tuchtmaatregel te zijnen laste wordt uitgesproken kan het personeelslid hiertegen bij aangetekend schrijven beroep instellen bij de bevoegde kamer van beroep, binnen de termijn voorzien in artikel 72, 1° van het decreet.
Het beroep moet op straffe van nietigheid middelen inhouden."
§ 2. In hetzelfde artikel 13 wordt het tweede lid van §1 vervangen door de volgende bepaling :
"Het bezwaar tegen het ontslag bedoeld in artikel 24, § 1, tweede lid en § 2, vierde lid van het decreet moet worden ingesteld binnen de termijn bepaald in artikel 24, § 1 van het decreet."
§ 3. In hetzelfde artikel 13 wordt § 2 vervangen door de volgende bepaling :
"§ 2. Na het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 24, § 1, en 72, 1° van het decreet, wordt het personeelslid dat geen beroep ingesteld of geen bezwaar heeft aangetekend, geacht in te stemmen met de tuchtmaatregel of het ontslag."
Art.6. In artikel 15, derde lid van hetzelfde besluit wordt het woord "Raad" vervangen door het woord "kamer".
Art.7. § 1. Artikel 16, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. De partijen worden met een ter post aangetekende brief opgeroepen voor de zitting van de kamer van beroep die plaats vindt binnen de zestig werkdagen volgend op de ontvangst van het beroep of het bezwaarschrift. Indien het einde van deze termijn tussen 15 juli en 15 augustus valt, dan wordt de termijn verlengd tot 31 augustus.
De partijen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman.
De verzoekende partij kan een toelichtende memorie indienen tot uiterlijk 24 werkdagen na het indienen van het beroep of het bezwaarschrift. Deze memorie mag bijkomende middelen bevatten.
De verwerende partij kan een verweerschrift indienen tot uiterlijk 24 werkdagen na ontvangst van de toelichtende memorie van verzoekende partij of tot uiterlijk 24 werkdagen na het verstrijken van de termijn ingeval verzoekende partij geen toelichtende memorie heeft ingediend.
De toelichtende memorie en het verweerschrift worden aan de Kamer van Beroep én aan de tegenpartij bezorgd. Dit gebeurt bij een ter post aangetekend schrijven of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
Verweerschriften en toelichtende memories die na de gestelde termijn zijn bezorgd, worden uit de debatten geweerd."
§ 2. In § 3 van hetzelfde artikel 16 wordt het woord "Raad" vervangen door het woord "kamer".
Art.8. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door "twintig werkdaggen".
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 januari 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE