2 APRIL 1998. - Besluit van de Waalse Regering tot organisatie van het jachtexamen in het Waalse Gewest (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-04-1998 en tekstbijwerking tot 20-11-2017)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bepalingen gemeen aan de onderdelen van het jachtexamen
Afdeling I. - De wijze en voorwaarden van inschrijving
Art. 3-7
Afdeling II. - De examencommissies
Art. 8-11
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het theoretische jachtexamen
Art. 12-15
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het praktische jachtexamen
Art. 16-20
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 21-22
BIJLAGEN
Art. N1-N2
1999027040 2001027367 2002027246 2004027048 2005027278 2017205912 2020202829 2021031972
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheden de Jacht behoort;
2° het bevoegde Bestuur : het Bestuur van het Ministerie van het Waalse Gewest dat voor de Jacht bevoegd is.
Art.2.§ 1. Het in artikel 4, § 1, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 4 mei 1995 betreffende de jachtverloven en -vergunningen bedoelde getuigschrift waarbij een kandidaat kan aantonen dat hij voor het jachtexamen geslaagd is, wordt vanaf 1998 door het bevoegde Bestuur afgegeven aan de kandidaten die geslaagd zijn voor het theoretische en voor het praktische examen.
De vóór 1998 afgegeven getuigschriften die slechts op het theoretische examen slaan, zijn voldoende om een jachtverlof en -vergunning in het Waalse Gewest te verkrijgen, onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 1, 2°, a en b, van dit besluit.
§ 2. [1 Elke kandidaat die het praktische examen aflegt, beschikt over een geldig getuigschrift waaruit blijkt dat hij voor het in het Waalse Gewest georganiseerde theoretische examen geslaagd is.]1
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen gemeen aan de onderdelen van het jachtexamen
Afdeling I. - De wijze en voorwaarden van inschrijving
Art.3.Om het jachtexamen af te leggen moet de kandidaat minstens 16 jaar zijn op de dag van [1 de eerste zitting van het theoretische examen]1.
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.4. De datums van het theoretische en het praktische examen worden aangekondigd d.m.v. een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Er wordt slechts één enkel jachtexamen per kalenderjaar georganiseerd, in de loop van het eerste semester, behalve nietigverklaring door de Minister wegens ernstige nalatigheden tijdens het verloop ervan.
Het praktische examen vindt plaats na het theoretische.
Art.5.[1 Vóór 15 januari van het betrokken jaar vraagt de kandidaat door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending, zijn inschrijving voor het examen aan bij het bevoegde bestuur, aan de hand van het formulier dat verkrijgbaar is:
1° op eenvoudig verzoek gericht aan het bevoegde bestuur;
2° op de website van het bevoegde bestuur.
De behoorlijk ingeschreven kandidaten worden hoogstens tien dagen vóór het examen dat ze afleggen, opgeroepen.
Elke persoon die een geldig getuigschrift bezit waaruit blijkt dat hij voor het jachtexamen geslaagd is, mag zich niet meer inschrijven voor dit examen.
Elke persoon die een geldig getuigschrift bezit waaruit blijkt dat hij voor het theoretische examen is geslaagd, mag zich alleen voor het praktische examen inschrijven.".
Een kandidaat die drie jaar na elkaar zakt voor een examen, mag zich pas opnieuw inschrijven vanaf het tweede jaar nadat hij voor de derde keer gezakt is.]1
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.6. Het jachtexamen wordt uitsluitend in het Frans en in het Duits georganiseerd, zonder simultaanvertaling.
De kandidaat moet zonder hulp kennis kunnen nemen van de gestelde vragen en de in de loop van het examen gegeven instructies vatten.
Art.7. Om deel te nemen aan het praktische en aan het theoretische examen moeten de kandidaten in het bezit zijn van een identiteitsbewijs en van hun oproepingsbrief.
Afdeling II. - De examencommissies
Art.8.<BWG 2005-03-10/30, art. 2, 004 ; Inwerkingtreding : 12-03-2005> Artikel 8. § 1. De examencommissie voor het theoretische examen bestaat uit zeven leden die de Minister aanwijst, met name :
- twee ambtenaren van de bevoegde administratie, waarvan één het voorzitterschap waarneemt;
- twee vertegenwoordigers van de jagers [2 ...]2;
- drie deskundigen : twee deskundigen inzake wildbiologie en één deskundige inzake jachtwetgeving.
Drie leden van de commissie zijn verplicht Duitstalig.
Eén van de ambtenaren van de bevoegde administratie heeft zijn administratieve standplaats op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap.
Eén vertegenwoordiger van de jagers en één deskundige moeten aantonen dat ze :
- hetzij houder zijn van een diploma in de Duitse taal;
- hetzij beroepservaring in de Duitse taal hebben;
- hetzij geslaagd zijn voor een examen in de Duitse taal;
- hetzij geslaagd zijn voor een wettelijk examen over de effectieve kennis van de Duitse taal dat door de overheidsdiensten georganiseerd wordt.
Het mandaat van bovenvermelde leden loopt vijf jaar. Het is hernieuwbaar.
§ 2. De commissie voor het praktische examen bestaat uit drie leden. De voorzitter wordt onder de ambtenaren van de bevoegde administratie aangewezen door de directeur-generaal van diezelfde administratie.
De voorzitter wijst dagelijks de twee andere vrijwillige leden aan onder de waarnemers bedoeld in artikel 17.
----------
(1)<BWG 2017-06-29/20, art. 31, 005; Inwerkingtreding : 04-07-2017>
(2)<BWG 2017-11-09/05, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.9. De leden van de commissies worden niet bezoldigd.
De leden van de commissies die niet tot het bevoegde Bestuur behoren, kunnen echter aanspraak maken op de reis- en verblijfkostenvergoeding die toegekend wordt aan de ambtenaren van het Gewest met een graad van rang A6 tot A4.
Art.10.<BWG 2004-03-11/47, art. 1, 003; Inwerkingtreding : onbepaald ; heeft uitwerking voor de organisatie van het jachtexamen 2004> § 1. (De beraadslagingscommissie voor het theoretische examen komt op geldige wijze bijeen als de meerderheid van de leden aanwezig is. Ze beslist bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Indien nodig ziet de commissie in elk examencentrum toe op het vlotte verloop van het theoretische examen. In geval van tekortkomingen kan de commissie de Minister voorstellen het geheel of een gedeelte van het examen nietig te verklaren. In geval van nietigverklaring moet de bevoegde administratie voor een deel of voor het geheel van het examen een bijkomende zitting houden binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de Minister een beslissing neemt.
De commissie vergadert uiterlijk [1 drie dagen na de datum van elke zitting]1 van het theoretische examen en onderzoekt eerst de gegrondheid van de door de bevoegde administratie opgestelde vragen. In geval van geschil kan de commissie beslissen één of meer vragen nietig te verklaren. Het punt (de punten) voor de nietig verklaarde vragen wordt (worden) dan automatisch aan alle kandidaten toegekend, behalve als de nietigverklaring uitsluitend door een taalprobleem gemotiveerd wordt dat eigen is aan één van de twee talen bedoeld in artikel 6. In dit geval wordt het punt voor de nietig verklaarde vraag toegekend aan alle kandidaten die het examen in die taal hebben afgelegd.
[1 ...]1
§ 2. De beraadslagingscommissies voor het praktische gedeelte vergaderen elke dag om de resultaten van de kandidaten te onderzoeken en om de mogelijke geschillen onmiddellijk te beslechten. Die commissies beslissen bij gewone meerderheid.
De commissies gaan ten eerste na of het technisch reglement bedoeld in artikel 16, § 3, behoorlijk wordt toegepast. Bij tekortkomingen kunnen de commissies beslissen dat een kandidaat die voor het praktische examen is gezakt, het geheel of een gedeelte daarvan moet overdoen. In dit geval wordt de kandidaat onderzocht door een andere examinator.
Ten tweede hebben de commissies de volgende bevoegdheden :
a) voor vakken I of II : het ontbrekende punt toekennen in het vak waarvoor de kandidaat is gezakt; daartoe houden de commissies rekening met het gedrag en het resultaat van de kandidaat in een ander vak;
b) voor vak III : de kandidaat voorstellen de schietproeven (met gladde of getrokken wapens) over te doen indien hij de helft van de punten niet heeft behaald.
§ 3. Eén of meerdere leden van het bevoegde bestuur die niet deel uitmaken van de beraadslagingscommissies mogen, zonder stemgerechtigd te zijn, deelnemen aan de werkzaamheden van de commissies teneinde het secretariaat waar te nemen en het verloop ervan te vergemakkelijken.
Elke vergadering van de commissies geeft aanleiding tot een notule opgesteld en getekend door de secretaris en medeondertekend door de voorzitter.
[1 ...]1.
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.11. Na beraadslaging van de commissies worden de uitslagen aan de kandidaten meegedeeld.
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het theoretische jachtexamen
Art.12.[1 § 1. Het theoretische examen bestaat uit drie vakken en zestig vragen (één punt per vraag), met name:
1° vak I: kennis van het reglement op de jacht en het natuurbehoud: 15 punten;
2° vak II: kennis van de wildsoorten en van het beheer van hun bevolking, van de door het wild aan de land- en bosbouw aangerichte schade, van de wilde vogels en zoogdieren, van de jachthonden, van de inrichting en het beheer van de jachtgebieden i.v.m. de biologie van het wild: 30 punten;
3° vak III: kennis van de jachtwapens, -munitie, -veiligheid en -ethiek: 15 punten.
Het programma van de vakken van het theoretische examen staat in bijlage II bij dit besluit.
§ 2. Voor elk vak kunnen de gestelde vragen gegrond worden op foto's, schema's of illustraties. Vak II moet minstens tien vragen bevatten.
§ 3. Het bevoegde Bestuur maakt jaarlijks een vragenlijst op die in zijn bezit moet blijven.
§ 4. Twee zittingen van het theoretische examen worden elk kalenderjaar georganiseerd.
Alleen de behoorlijk ingeschreven kandidaten die op de eerste zitting afwezig zijn of die voor deze zitting zakken of die de leeftijd van zestien jaar op de datum van de tweede zitting hebben bereikt, mogen aan de tweede zitting deelnemen.
De tweede zitting wordt uiterlijk binnen drie weken na de eerste zitting georganiseerd.]1
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.13.De verzegelde brieven met de vragen worden in aanwezigheid van de kandidaten geopend op de dag en het uur die voor [1 elke van de twee zittingen van]1 het theoretische examen zijn vastgesteld. De vragen worden vervolgens uitgedeeld.
De kandidaten beschikken over [1 twee]1 uur om de vragen te beantwoorden.
Frauderen betekent de onmiddellijke uitsluiting van de kandidaat en de nietigverklaring van zijn theoretische examen door het bevoegde Bestuur.
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.14.[1 Om te slagen voor het theoretische examen:
1° moet de kandidaat minstens 60 % van de punten in elk van de vakken I en II en 70 % in vak III behalen;
2° moet het totale resultaat van de kandidaat minstens 66 % van de punten behalen.
Een goed antwoord levert één punt op. Een slecht antwoord of het gebrek aan antwoord wordt niet gestraft.]1
----------
(1)<BWG 2017-11-09/05, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2017>
Art.15. Het bevoegde Bestuur geeft een getuigschrift af aan de kandidaten die voor het theoretische examen geslaagd zijn. Het getuigschrift bevestigt dat de kandidaat geslaagd is en vermeldt het jaar van dat theoretische jachtexamen.
Het getuigschrift geldt voor tien opeenvolgende jachtjaren.
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het praktische jachtexamen
Art.16.§ 1. Het praktische examen bestaat uit de volgende drie vakken :
Vak I : | kennis van de jachtwapens en -munitie | 20 punten |
Vak II : | hantering van en omgang met wapens en in jachtsituatie | 40 punten |
Vak III : | echt schieten op kleiduiven en silhouetvormige doelen | 20 punten |