8 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart.
Art. 1-13
Artikel 1. In artikel 20 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart, wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt :
"Indien de sociaal verzekerde niet binnen de twee maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de sociale identiteitskaart aangifte doet van het feit dat hij geen nieuwe kaart heeft ontvangen wordt de kaart als verloren beschouwd voor de toepassing van artikel 23.".
Art.2. In artikel 21, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin vervangen als volgt :
" Het attest van sociaal verzekerde omvat de lijst van alle gegevens, vermeld in artikel 2, derde en vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 december 1996 evenals in artikel 2 van dit besluit.".
Art.3. In artikel 37, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt een 3° toegevoegd, luidend als volgt :
" 3° de zorgverleners die andere dan farmaceutische verstrekkingen verlenen aan sociaal verzekerden in een verplegingsinrichting.".
Art.4. In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) punt 1° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"1° het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;";
B) het artikel wordt aangevuld met het volgende punt :
"7° de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.".
Art.5. Artikel 43, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgend lid :
"Een beroepskaart voor geneeskundige verzorging en de daaraan verbonden geheime code worden uitgereikt aan de bevoegde personen van de instellingen, bedoeld in artikel 37, tweede lid, 1° en in artikel 39, 1° tot 5°, en 7°.".
Art.6. In artikel 46, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "verdeling van de beroepskaart voor geneeskundige verzorging aan de bij naam aangewezen personen binnen hun diensten en terugname ervan", vervangen door de woorden "verdeling van de beroepskaart voor geneeskundige verzorging en terugname ervan, aan de bij naam aangewezen personen binnen hun diensten en aan de bij naam aangewezen zorgverleners of vertegenwoordigers van verenigingen die factureren en innen voor zorgverleners, die andere dan farmaceutische verstrekkingen leveren aan sociaal verzekerden in de verplegingsinrichting en met toepassing van de derdebetalersregeling".
Art.7. Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 58. De eerste ambtshalve uitreiking van de sociale identiteitskaarten zal geschieden tussen 1 maart 1998 en 30 november 1998 voor de sociaal verzekerden bedoeld in de artikelen 7 en 8. Indien de sociaal verzekerde zijn sociale identiteitskaart niet van ambtswege heeft ontvangen op 30 november 1998, is hij ertoe gehouden de verzekeringsinstelling waaronder hij krachtens de artikelen 7 tot 10 ressorteert, zo snel mogelijk hierover in te lichten.
Indien de sociaal verzekerde bedoeld in de artikelen 7 en 8, uiterlijk op 1 april 1999 geen aangifte doet van het feit dat hij geen sociale identiteitskaart heeft ontvangen wordt de kaart als verloren beschouwd voor de toepassing van artikel 23.".
Art.8. Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 60. De aanvraag van de sociaal verzekerde bedoeld in de artikelen 9 en 10 geschiedt vanaf 1 december 1998.".
Art.9. Artikel 61, 3° van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) punt 2° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"2° de artikelen 33 tot 38, 39, 1° tot 4°, 6° en 7°, 53 en 54 die in werking treden op 1 januari 1999;";
B) het artikel wordt aangevuld met het volgende punt :
"3° de artikelen 39, 5° en 43, eerste lid, voor wat de Openbare centra voor maatschappelijk welzijn betreft, die in werking treden op een datum door Ons te bepalen.".
Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 63bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 63bis. Gedurende een overgangsperiode die een aanvang neemt op 1 januari en eindigt op 30 juni 1999, zijn de apothekers en de verplegingsinrichtingen, die zich nog geen leesapparaat ter beschikking hebben kunnen laten stellen dat krachtens het koninklijk besluit van 13 februari 1998 houdende specificaties van de leesapparatuur voor de sociale identiteitskaart werd geregistreerd, er niet toe gehouden de sociale identiteitskaart van de sociaal verzekerden te gebruiken voor de toepassing van de derdebetalersregeling.".
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 december 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN