Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

25 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 01-10-1998 en tekstbijwerking tot 21-12-2001)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Reglementaire bepalingen.
Art. 3-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2001003562 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op de ambtenaren van de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen die onderworpen zijn aan het statuut van het rijkspersoneel en die :
  1° bekleed zijn met één van de graden vastgesteld in de personeelsformatie behorend tot de niveaus 3, 2 en 2+ met uitzondering van de hierna vermelde graden :
  klerk;
  bestuursassistent;
  bestuurschef;
  boekhouder;
  eerstaanwezend boekhouder;
  maatschappelijk assisttent;
  eerstaanwezend maatschappelijk assistent;
  2° bekleed zijn met één van de afgeschafte graden van bewaarder, hoofdbewaarder of hoofdtechnicus.

Art.2. De in artikel 1 bedoelde ambtenaren kunnen genieten van een verlof voorafgaand aan het pensioen.

HOOFDSTUK 2. - Reglementaire bepalingen.
Art.3. De ambtenaren bedoeld in artikel 1 die ten minste vijfenvijftig jaar en minder dan zestig jaar zijn en ten minste vijfentwintig in aanmerking komende dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en van andere perioden die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genoemen, kunnen op hun verzoek in verlof worden gesteld.
  De aanvraag geschiedt schriftelijk en ten minste twee maanden vóór de datum vermeld in hun verzoekschrift.
  Het verlof vangt aan op de eerste dag van een kalendermaand.
  Deze mogelijkheid blijft bestaan tot en met 31 december 2003.

Art.4. § 1. De duur van het in artikel 3 bedoelde verlof is vastgesteld op vijf jaar.
  De verlofperiode wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld en de ambtenaar behoudt tijdens deze periode zijn rechten op bevordering in de weddeschaal die hij genoot voor de aanvang van het verlof.
  § 2. Wanneer de ambtenaar de leeftijd van zestig jaar bereikt tijdens de verlofperiode bedoeld in § 1 eindigt zijn verlof de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij die leeftijd bereikt.
  § 3. De ambtenaar wordt ambtshalve in ruste gesteld zodra hij de leeftijd van zestig jaar bereikt.

Art.5. De ambtenaar, met verlof voorafgaand aan het pensioen, ontvangt een wachtgeld gelijk aan tachtig percent van zijn laatste activiteitswedde. Onder laatste activiteitswedde dient te worden verstaan de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties, verhoogd met een forfaitair bedrag van (2.478,94 EUR) voor onregelmatige prestaties. <KB 2001-12-04/43, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.6. De ambtenaar ontvangt tevens :
  - het vakantiegeld;
  - de eindejaarstoelage;
  - de haard- of standplaatstoelage.
  Het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de haard- en standplaatstoelage zijn verschuldigd van 80 % van het bedrag dat aan het personeelslid zou worden uitgekeerd wanneer hij volledige prestaties zou volbrengen.

Art.7. Op de datum van pensionering en deze van de daaraan voorafgaandelijke inverlofstelling, kan na het indienen van de aanvraag niet meer teruggekomen worden.

Art.8. Gedurende de verlofperiode worden de agenten buiten kader geplaatst en worden zij in hun betrekking vervangen door statutaire agenten.

Art.9. De statutaire personeelsleden die genieten van het in artikel 2 bedoeld verlof mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen. Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie bepaald bij de artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen overschrijden, wordt het wachtgeld verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen.

Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999.

Art. 11. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 25 september 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  T. VAN PARYS
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA