Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de aanvullende kamers van het Hof van beroep te Luik.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.Bij het Hof van beroep te Luik worden, voor een duur van drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, vijf aanvullende kamers als bedoeld bij artikel 106bis van het Gerechtelijk Wetboek opgericht. (NOTA : duur verlengd voor één jaar bij KB 1998-09-06/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2001.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2002-02-07/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2002.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2004-02-06/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2004.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2006-02-07/30, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2006.) (NOTA : duur verlengd voor twee jaar bij KB 2008-03-16/33, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2008.) (NOTA : duur verlengd voor één jaar bij <KB 2010-02-03/03, art. 1; Inwerkingtreding : 13-02-2010>)

Art.2. De aanvullende kamers bedoeld in artikel 1 nemen kennis van de zaken dewelke hen uitdrukkelijk zijn toegewezen bij artikel 109ter van het Gerechtelijk Wetboek; zij houden beurtelings zitting in de voormiddag van elke werkdag om 9 uur, tenzij de eerste voorzitter, in samenspraak met de magistraat-coördinator en rekening houdende met de noodwendigheden van de dienst, er anders over beslist. De duur van de zittingen bedraagt ten minste 3 uur 30.

Art.3. De eerste voorzitter, in samenspraak met de magistraat-coördinator, wijst toe :
  - de burgerlijke, fiscale en handelszaken die de aanvullende kamers zullen behandelen overeenkomstig artikel 109ter, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek;
  - de voormelde zaken die een gewone kamer zal behandelen met toepassing van artikel 109ter, lid 2 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art.4. De aanvullende kamers houden zitting met drie leden, waarvan ten minste twee plaatsvervangend raadsheer zijn.
  In samenspraak met de magistraat-coördinator en volgens de noodwendigheden van de dienst, wijst de eerste voorzitter de plaatsvervangende raadsheren aan die deel uitmaken van de aanvullende kamers en die zitting hebben, overeenkomstig artikel 102, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art.5. De voorzitter van de aanvullende kamer kan, wat de zaken betreft die aan zijn kamer zijn toegewezen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 747, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek, de termijnen om conclusie te nemen en gebeurlijk de rechtsdag bepalen.

Art.6. De beschikkingen die de eerste voorzitter neemt ter uitvoering van dit besluit worden ter griffie van het Hof aangeplakt.

Art.7. Na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, stelt de eerste voorzitter dag en uur van de vakantiezittingen vast en maakt de lijst op van de magistraten en plaatsvervangende raadsheren die zitting houden.

Art.8. Het bijzonder reglement van de aanvullende kamers wordt ter griffie van het Hof aangeplakt.

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 13 februari 1998.

Art. 10. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 6 september 1998.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  T. VAN PARYS