13 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.
Art. 1, 15bis, 15ter, 15quater, 15quinquies, 2
Artikel 1. In de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen wordt een Hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidend als volgt:
" Hoofdstuk IIIbis. Bijzondere regeling voor de instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en deze wet van toepassing zijn.
Art. 15bis. § 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de personen tewerkgesteld in de overheidsdiensten bedoeld in artikel 1, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 en waarop deze wet van toepassing is krachtens artikel 2, 1°.
§ 2. In dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder:
1° "de wet van 19 december 1974" : de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel";
2° "het koninklijk besluit van 28 september 1984" : het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel";
3° "het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten" : het comité bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 19 december 1974;
4° " het bevoegde onderhandelingscomité" : een van de onderhandelingscomités bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 19 december 1974;
5° "het bevoegde overlegcomité" : een van de overlegcomités opgericht krachtens artikel 10 van de wet van 19 december 1974;
6° "de instellingen" : de overheidsdiensten bedoeld in § 1.
Art. 15ter. § 1. Om de bevoegdheid uit te oefenen bedoeld in artikel 7, eerste lid, wint de Koning, in afwijking van artikel 7, tweede lid, het met redenen omkleed advies in van het bevoegde overlegcomité.
§ 2. In afwijking van artikel 7, derde lid, wordt dit advies echter gegeven door het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten wanneer de regelingen uitsluitend betrekking hebben op personeel ressorterende onder ten minste twee sectorcomités, ten minste twee bijzondere comités of één of meer sectorcomités en één of meer bijzondere comités.
Art. 15quater. § 1. Voor de toepassing van hoofdstuk II, afdeling III, gelden de onderhandelings- en overlegprocedures bedoeld in de wet van 19 december 1974 en haar uitvoeringsbesluiten als de procedures welke verlopen in de paritaire comités en in de ondernemingsraden of in samenwerking met de vakbondsafvaardigingen.
De aangelegenheden die niet onderworpen zijn aan de in het eerste lid vermelde onderhandelings- of overlegprocedures en die in het arbeidsreglement moeten worden opgenomen, worden onderworpen aan de overlegprocedure. Die procedure verloopt in het bevoegde overlegcomité.
§ 2. Bij gebrek aan een eenparig gemotiveerd advies in het bevoegde overlegcomité over de bepalingen van het reglement, wordt het geschil uiterlijk vijftien dagen na de dag waarop de notulen definitief geworden zijn, door de voorzitter ter kennis gebracht van de ambtenaar door de Koning aangewezen krachtens artikel 21. Deze tracht binnen een termijn van dertig dagen de uiteenlopende standpunten te verzoenen. Indien hij daarin niet slaagt, wordt het geschil binnen vijftien dagen na het proces-verbaal van niet- verzoening onderworpen aan de onderhandelingsprocedure. Die procedure verloopt, naar gelang het geval, in een van de onderafdelingen bedoeld in artikel 17, § 2bis en § 2ter, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 of in het bevoegde sectorcomité. Nadat het protocol van die onderhandeling definitief is geworden, stelt de overheid het arbeidsreglement vast of brengt de wijzigingen in het arbeidsreglement aan.
Art. 15quinquies. In de gevallen bedoeld in artikel 15, vijfde lid, tweede zin, wordt de toezending van een afschrift aan de voorzitter van het paritair comité vervangen door de toezending van een afschrift aan de voorzitter van het bevoegde onderhandelingscomité.
Art. 2. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 februari 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT