Details



Externe links:

Justel




Titel:

19 DECEMBER 1997. - Bijlage 1. - Tot vaststelling van de technische en financiële prestatievoorwaarden betreffende de diensten die worden aangeboden bij wijze van universele dienstverlening bedoeld in [artikel 84, § 3], van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. (W 2002-12-24/31, art. 482, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1997 en tekstbijwerking tot 31-12-2002)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De technische voorwaarden inzake universele dienstverlening.
Art. 2-6
HOOFDSTUK 3. - Financiële voorwaarden inzake de universele dienstverlening.
Art. 7-15
HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen en sancties.
Art. 16-18
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1996014227 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder :
  1° Wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
  2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort BIPT, bedoeld in artikel 71 van de wet;
  3° Universele dienstverlener : Belgacom of elke andere operator die de toestemming heeft de universele dienst te verlenen op het gehele grondgebied volgens artikel 83 van de wet;
  4° Basisdienst inzake spraaktelefonie : de spraaktelefoondienst, bedoeld in artikel 84, § 1, 1°, die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in deze bijlage, dit is de verstrekking aan eindgebruikers op vaste locaties van een dienst voor uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken;
  5° Openbaar vast basistelefoonnet : het openbare geschakelde telecommunicatienet dat voor de levering van de basisdienst inzake spraaktelefonie wordt gebruikt;
  6° Openbare betaaltelefoon : een voor het publiek toegankelijk telefoontoestel, bedoeld in artikel 84, § 1, 6°, van de wet voor het gebruik waarvan met bijvoorbeeld munten, debietkaarten en/of vooruitbetaalde telefoonkaarten wordt betaald;
  7° Wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet : de duur vanaf het moment waarop een geldig contract wordt gesloten tussen de universele dienstverlener en de abonnee tot het moment dat de aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet klaar is voor gebruik. Deze wachttijd wordt uitgedrukt in werkdagen;
  8° Een geldige foutmelding : de melding van een onderbroken of in kwaliteit verminderde dienst. Deze melding wordt door een eindgebruiker gemaakt. Het gaat om een fout die toe te schrijven is aan het netwerk en die herstelling vergt. Fouten toe te schrijven aan de eindapparatuur die zich aan de kant van het netwerk aansluitpunt bevindt zijn hierin niet begrepen;
  9° Een toegangslijn : een circuit dat in staat is om één spraakverbinding te dragen en dat de apparatuur van de klant verbindt met de lokale schakelaar;
  10° De duur voor de herstelling van een storing : de duur vanaf het moment dat een fout werd gemeld aan de universele dienstverlener tot op het moment waarop de dienst hersteld is tot zijn normale werking. Voor openbare betaaltelefoons loopt de duur vanaf het moment dat de fout werd vastgesteld door de universele dienstverlener. De duur voor de herstelling ervan wordt uitgedrukt in uren;
  11° Een niet-geslaagde oproep of poging tot verbinding : een oproep naar of poging tot verbinding met een nummer dat correct werd gevormd, waarbij geen bezettoon noch een beltoon noch een antwoordsignaal herkend wordt op de toegangslijn van de oproeper, en dat, binnen de 30 seconden voor nationale oproepen of oproepen naar een lidstaat van de Europese Unie, en binnen 1 minuut voor oproepen naar een land dat geen lid is van de Europese Unie. De duur loopt vanaf het moment dat de adresinformatie voor het opzetten van de verbinding is ontvangen door het netwerk;
  12° De duur om een verbinding tot stand te brengen : de duur vanaf het moment dat de informatie die nodig is om de verbinding op te zetten, ontvangen is door het netwerk tot op het ogenblik dat een bezettoon, een beltoon of een antwoordsignaal wordt herkend op de toegangslijn van de oproeper. Deze duur wordt uitgedrukt in seconden;
  13° Een dienst met tussenkomst van een telefonist : de dienst bestaande uit een manuele internationale oproep met tussenkomst van een menselijke operator voor verbindingen waar geen automatische oproep mogelijk is;
  14° De antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist : de duur vanaf het moment dat de laatste adres-digit voor deze diensten met tussenkomst van een telefonist correct is verzonden tot op het moment waarop de telefonist de bellende klant te woord staat om de gevraagde dienst te verlenen. Deze antwoordtijd wordt uitgedrukt in seconden.

HOOFDSTUK 2. - De technische voorwaarden inzake universele dienstverlening.
Art.2. § 1. De basisdienst inzake spraaktelefonie moet voldoen aan de in volgende §§ van dit artikel vastgelegde basiskwaliteitseisen voor de observatieperiode bepaald in § 10. De basiskwaliteitseisen hebben geen betrekking op communicaties waarbij diensten andere dan de basisdienst inzake spraaktelefonie te pas komen.
  § 2. Wat betreft de wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet moet op het einde van de observatieperiode aan minstens 95 % van de geldige contracten tot aansluiting, afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de abonnee geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden, binnen de vijf werkdagen worden voldaan.
  Wanneer de wachttijd langer is dan 8 werkdagen, voorziet de universele dienstverlener vanaf de negende dag na de totstandkoming van een geldig contract waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden, in een alternatieve oplossing tot het moment waarop de aansluiting op de basisdienst effectief wordt gerealiseerd. Deze alternatieve oplossing wordt geboden zonder bijkomende kosten bovenop de prijs voor de levering van de basisspraaktelefoondienst waarop de abonnee is geabonneerd. De universele dienstverlener kan wanneer de door de abonnee gevraagde aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet effectief wordt gerealiseerd echter geen tweede maal aansluitingskosten vorderen.
  In minstens 95 % van de gevallen van geldig contract tot aansluiting moet de abonnee uiterlijk de dag volgend op de registratie van de aanvraag van de universele dienstverlener een datum voor de levering van de aansluiting kunnen bekomen.
  Voor het opstellen van zijn statistieken, gebruikt de universele dienstverlener het voor elke categorie totale aantal van de in de betreffende observatieperiode gemaakte geldige contracten en aansluitingen.
  § 3. Het storingspercentage per toegangslijn en het percentage van storingen op het totale aantal toegangslijnen mag hoogstens 7,5 % per observatieperiode bedragen.
  De telling van de foutmeldingen is gebaseerd op de geldige foutmeldingen gemaakt door abonnees. Voor een melding die meer dan één toegangslijn betreft tussen een abonnee en een lokale schakelaar zal elk van die toegangslijnen in rekening worden gebracht. Het percentage van de storingen wordt gemeten door van het aantal geldige foutmeldingen gemaakt in de loop van de observatieperiode te delen door het gemiddelde aantal toegangslijnen op het openbare geschakelde netwerk gedurende diezelfde observatieperiode.
  § 4. Wat betreft de duur voor de herstelling van een storing moet minstens 90 % van de storingen gemeld in de loop van de observatieperiode opgeheven zijn vóór het einde van de werkdag die volgt op de dag waarop de storingen aan de universele dienstverlener zijn gemeld.
  De overige 10 % moeten opgeheven zijn vóór het einde van de vierde werkdag die volgt op de dag waarop de storingen aan de universele dienstverlener zijn gemeld.
  Deze percentages worden bepaald op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan. De gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de universele dienstverlener en de abonnee worden niet in rekening gebracht.
  § 5. Wat betreft het percentage niet-geslaagde oproepen op nationaal niveau, binnen de Europese Unie en daarbuiten rekent de universele dienstverlener per observatieperiode het percentage niet-geslaagde oproepen voor elk van de drie categorieën afzonderlijk volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.
  Wat betreft de meetmethode worden de statistieken op basis van één van volgende methodes bepaald :
  1° op basis van de gegevens aangaande het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales;
  2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales;
  3° op basis van een combinatie van 1° en 2°.
  De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de verkeersvariaties weerspiegelen tijdens de verschillende uren van een dag, de dagen van de week en de maanden van een jaar.
  Voor nationale oproepen en oproepen naar de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van een jaar zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,1 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 10 % met 95 % betrouwbaarheid wordt bereikt. Voor oproepen buiten de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van 1 jaar zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,1 % of tenminste een relatieve accuraatheid van 20 % met 90 % betrouwbaarheid wordt bereikt. Voor nationale oproepen en oproepen binnen de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van drie maanden zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,2 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 20 % met 95 % betrouwbaarheid wordt bereikt.
  Voor oproepen buiten de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van drie maanden zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,2 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 40 % met 90 % betrouwbaarheid wordt bereikt. De universele dienstverlener kan opteren voor de accuraatheid waarvoor het laagste aantal observaties nodig zijn. Het monitoren van oproepen kan gedaan worden voor elke Nde oproep waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Bij de generatie van testoproepen moet de keuze van de eindcentrales gewogen worden met het verkeer. De percentages moeten gebaseerd worden op het totale aantal observaties gemaakt gedurende de observatieperiode.
  § 6. Wat betreft de duur om een verbinding tot stand te brengen op nationaal niveau, naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie berekent de universele dienstverlener per observatieperiode de 95 percentielwaarden voor elk van de drie categorieën afzonderlijk volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.
  Wat de meetmethode betreft worden de statistieken op basis van één van de volgende methodes bepaald :
  1° op basis van de gegevens aangaande het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales bepaald door het Instituut;
  2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales bepaald door het Instituut;
  3° op grond van een combinatie van 1° en 2°.
  De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de verkeersvariaties weerspiegelen over de uren van een dag, de dagen van de week en de maanden van een jaar. Het aantal observaties moet ten minste gelijk zijn aan 10 000 voor een observatieperiode van 1 jaar en 2 500 voor een observatieperiode van drie maand en dit voor iedere bestemmingscategorie. Dit geldt voor zowel monitoring als voor het gebruik van testoproepen. Het monitoren van oproepen kan gedaan worden voor elke Nde oproep waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Die observaties moeten per categorie worden verricht. Niet-geslaagde oproepen worden niet opgenomen in de statistieken.
  § 7. De antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist mag gemiddeld maximaal 20 seconden bedragen.
  Wat de meetmethode betreft moet het aantal observaties zodanig zijn dat voor het jaarlijkse percentage een absolute accuraatheid bereikt wordt van 0,1 % en dit met een betrouwbaarheid van 95 % en voor het driemaandelijkse percentage een absolute accuraatheid van 0,2 % met een betrouwbaarheid van 95 %. Het percentage is gebaseerd op alle observaties gemaakt gedurende de observatieperiode.
  § 8. De universele dienstverlener ziet erop toe dat vanaf 1 januari 2000 elke gemeente, die op 31 december 1970 als afzonderlijke bestuurlijke entiteit bestond, uitgerust is met ten minste één openbare betaaltelefoon. (Per deelgemeente wordt voorzien in minstens één openbare betaaltelefoon waarbij voor het gebruik zowel met munten als met telefoonkaarten of debetkaarten betaald kan worden.). Bovendien moet de universele dienstverlener het behoud garanderen van : <KB 1999-03-04/46, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 14-04-1999>
  - gemiddeld ten minste 10 openbare betaaltelefoons per 10 000 inwoners in elke provincie;
  - gemiddeld ten minste 14 openbare betaaltelefoons per 10 000 inwoners in het Koninkrijk.
  Wat betreft de duur voor de herstelling van een defect aan openbare betaaltelefoons moet minimaal 96 % van de storingen opgeheven zijn binnen de 48 uren die volgen op het ogenblik waarop de storingen door de universele dienstverlener zijn vastgesteld. De overige 4 % moet opgeheven zijn binnen de 72 uren volgend op het moment waarop de storingen door de universele dienstverlener zijn vastgesteld.
  Die percentages moeten berekend worden op basis van alle vaststellingen en herstellingen van storingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan.
  Het aandeel van de in staat van werking zijnde openbare betaaltelefoons moet minimaal 90 % bedragen.
  Dit percentage wordt maandelijks berekend. Vervolgens wordt voor het driemaandelijkse percentage het gemiddelde bepaald van de percentages van de 3 betreffende maanden en voor het jaarlijkse percentage van de 12 betreffende maanden.
  § 9. Het percentage betwistingen van en complexe vragen over facturatie mag niet meer dan 1 % van het totale aantal verzonden facturen bedragen.
  Onder betwistingen van en complexe vragen over facturatie moet worden verstaan die vragen en betwistingen die niet met één telefoongesprek kunnen worden afgehandeld.
  § 10. De in vorige §§ van dit artikel vermelde basiskwaliteitseisen gelden voor een observatieperiode van één kalenderjaar en dit voor de eerste maal in 1998.
  § 11. De universele dienstverlener berekent eveneens de effectief gerealiseerde waarden in elk kwartaal volgens de meetmethodes voorgeschreven in de §§ 1 tot 9 van dit artikel. Deze waarden worden uiterlijk 1 maand na afloop van het betreffende kwartaal aan het Instituut bezorgd in de vorm bepaald in bijlage C bij deze bijlage.
  § 12. Voor de §§ 2 en 4 van dit artikel moet de universele dienstverlener in geval van overmacht aan de betrokken gebruiker de termijn meedelen waarbinnen vermoedelijk aan zijn vraag zal worden voldaan.
  § 13. De universele dienstverlener sluit met de abonnees een gebruikerscontract af waarin de dienst die hij levert gespecificeerd wordt. De universele dienstverlener legt de door hem opgestelde leveringsvoorwaarden, uitgezonderd de tariefvoorwaarden, ter advies voor aan de ombudsdienst en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De nieuwe leveringsvoorwaarden worden pas van kracht na een door het Instituut vastgestelde gepaste periode van voorafgaande kennisgeving aan de gebruikers in de maand die volgt op de bekendmaking van de wijziging.
  Behalve in geval van overmacht of van uitdrukkelijk akkoord tussen de persoon en de universele dienstverlener is deze laatste verplicht de leveringsvoorwaarden toe te passen die hij gepubliceerd heeft.
  Indien de universele dienstverlener in antwoord op een specifieke vraag eenzijdig van oordeel is dat het niet redelijk is zijn leveringsvoorwaarden aan te houden zoals die zijn gepubliceerd, dan heeft hij eerst de toestemming van het Instituut nodig om die voorwaarden te wijzigen.

Art.3. De universele dienstverlener verleent inzake herstelling van een defect voorrang aan de volgende personen :
  1° nood- en veiligheidsdiensten (rijkswacht, gemeentepolitie, gerechtelijke politie, brandweer, civiele bescherming, Staatsveiligheid, de algemene inlichtingendienst, het crisis- en coördinatiecentum van de Belgische regering, veiligheidseenheden van de provinciebesturen);
  2° ziekenhuizen, artsen, apothekers en dierenartsen die een wachtdienst onderhouden;
  3° invaliden, zieken die speciale verzorging nodig hebben en aan de in bijlage B, 1.5. vermelde gehandicapten.
  Onder herstelling wordt verstaan het herstellen van de lijn of het opzetten van een vervangende dienst. Bovendien mag in afwijking van artikel 2 van deze bijlage, voor de personen, vermeld in de 1° en 2° van deze paragraaf, de duur voor de herstelling van een defect niet meer bedragen dan 24 uur, ook op zaterdag, zondag en feestdagen.
  De specifieke eisen van lid 1 van deze paragraaf worden nageleefd zonder prijstoeslag voor de begunstigden.
  De nadere regels inzake specifieke levering die van toepassing zijn op de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen en instellingen maken eveneens het voorwerp uit van de evaluatie door en het advies van het Instituut, bedoeld in artikel 16 van deze bijlage.

Art.4. Het openbaar maken van informatie met betrekking tot het openbare vaste basistelefoonnet dat beschikbaar is op het moment dat de telefoongids wordt vervaardigd, wordt door de universele dienstverlener gegarandeerd door het indienen van deze informatie bij het Instituut. De informatie bestaat uit de beschrijving van de nadere regels met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste basistelefoonnet. De precieze inhoud van de te publiceren informatie wordt in detail weergegeven in bijlage C bij deze bijlage.
  Eventuele wijzigingen in deze informatie worden uiterlijk 2 maanden voor hun effectieve tenuitvoerlegging van deze wijzigingen aan het Instituut meegedeeld.
  Het Instituut publiceert de referenties van deze informatie en eventuele wijzigingen in het Belgisch Staatsblad. Het Instituut deelt de referenties eveneens mee aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De informatie en eventuele wijzigingen worden naderhand verspreid door het Belgisch Instituut voor Normalisatie volgens de nadere regels, bepaald door deze laatste.

Art.5. De universele dienstverlener maakt de informatie over de basisdienst inzake spraaktelefonie bekend door deze jaarlijks te publiceren in de lijsten van de abonnees van de telefoondienst. Bovendien wordt die informatie om de drie maanden aan het Instituut meegedeeld. In het Belgisch Staatsblad wordt naar die publicatie verwezen. De informatie wordt vóór de publicatie voorgelegd aan de ombudsdienst inzake telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De informatie bestemd voor het Instituut wordt uiterlijk één maand na afloop van het betreffende kwartaal aan het Instituut bezorgd.
  De informatie over de basisdienst inzake spraaktelefonie behelst :
  - de beschrijving van de dienst;
  - de toegepaste tarieven;
  - de technische voorwaarden met betrekking tot de verstrekking van de basisdienst inzake spraaktelefonie.
  De precieze inhoud van de te publiceren informatie staat beschreven in bijlage C bij deze bijlage.

Art.6. Het openbaar maken van de informatie over de openbare betaaltelefoons wordt door de universele dienstverlener gewaarborgd door deze jaarlijks te publiceren in de lijsten van de abonnees van de telefoondienst en door het uithangen van affiches op of naast de openbare betaaltelefoons in het gezichtsveld ervan. In het Belgisch Staatsblad wordt naar die publicatie verwezen.
  De informatie over de openbare betaaltelefoons behelst :
  - de beschrijving van de dienst;
  - de toegepaste tarieven;
  - de gebruiksvoorwaarden.
  Die informatie wordt vóór de publicatie ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.
  De precieze inhoud van de te publiceren informatie staat beschreven in bijlage C bij deze bijlage.

HOOFDSTUK 3. - Financiële voorwaarden inzake de universele dienstverlening.
Art.7. § 1. De universele dienstverlener stelt de abonnees een hulpdienst ter beschikking. De hulpdienst is 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar. De hulpdienst registreert de aanvragen van de abonnees in verband met de opheffing van storingen en de moeilijkheden om een verbinding te krijgen. Hij stuurt die aanvragen zo spoedig mogelijk door naar de bevoegde dienst. De hulpdienst bedoeld in artikel 84, § 1, 3° is gratis toegankelijk.
  § 2. De dienst inlichtingen verstrekt mondeling aan alle personen die erom vragen hetzij het telefoonnummer van een andere abonnee waarvan de aanvrager het adres van de aansluiting kent, hetzij de naam en het adres van de aansluiting op basis van het telefoonnummer. De dienst inlichtingen geeft geen inlichtingen over abonnees die een geheim nummer hebben.

Art.8. De volgende nooddiensten zijn gratis toegankelijk :
  1° medische spoeddienst;
  2° brandweer;
  3° politiediensten;
  4° antigifcentrum;
  5° zelfmoordpreventie;
  6° teleonthaal;
  7° kindertelefoondiensten.
  (8° Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen.) <KB 1999-03-04/46, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 14-04-1999>
  Die diensten zijn tevens rechtstreeks en kosteloos bereikbaar vanuit openbare betaaltelefoons.

Art.9. De universele dienstverlener moet op de factuur van de abonnee de volgende rubrieken vermelden, samen met de verschuldigde bedragen voor die verschillende rubrieken :
  - abonnement;
  - eventuele huur van het toestel;
  - zonale gesprekken;
  - interzonale gesprekken;
  - gesprekken met mobiele diensten;
  - internationale gesprekken, oproep per oproep, tenzij de abonnee schriftelijk om het tegenovergestelde verzoekt;
  - 077-infokioskdiensten;
  - 0900-infokioskdiensten;
  - (geschrapt) <KB 1999-12-21/35, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 09-02-2000>
  (Kosteloze oproepen en oproepen naar hulpdiensten worden niet vermeld op de rekening van de oproeper, volgens de nadere regels die door de Minister worden bepaald.) <KB 1999-12-21/35, art. 9, 029; Inwerkingtreding : 09-02-2000>

Art.10. § 1. De universele dienstverlener past een prijs toe die overal in België de betaalbare prijs, bepaald volgens de nadere regels van artikel 11, voor eenzelfde dienstverlening van de basisdienst inzake spraaktelefonie, niet overschrijdt.
  Wanneer de universele dienstverlener een bepaald verzoek tot aansluiting op het openbare vaste telefoonnet tegen de door haar bekendgemaakte tarieven en leveringsvoorwaarden onredelijk acht, moet hij het Instituut om instemming verzoeken teneinde de voorwaarden in dat geval te wijzigen.
  § 2. Onverminderd § 1, mag de universele dienstverlener verschillende tarieven toepassen voor eenzelfde verrichting. De tariefverschillen voor eenzelfde verrichting mogen enkel gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.
  Die gedifferentieerde tarieven worden gepubliceerd vóór toepassing op de abonnees.
  § 3. De schema's van de gedifferentieerde tarieven die op grond van § 2 van dit artikel door de universele dienstverlener zijn opgesteld met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie worden voor advies aan het Instituut voorgelegd.
  § 4. De minimumdienst, bedoeld in artikel 84, § 1, 5° van de wet, wordt verleend aan abonnees met achterstal zonder onderbreking van de lijn, na het opsturen van een herinnering via gewone post en waarop niet is gereageerd tijdens een periode van tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending. De dienst wordt gratis in stand gehouden gedurende een minimumperiode van 90 werkdagen en mag enkel worden verleend aan natuurlijke personen die er enkel voor privé-doeleinden gebruik van kunnen maken.
  Tijdens die periode van 90 dagen stelt de universele dienstverlener aan de abonnee een redelijk aanzuiveringsplan voor.
  De algemene voorwaarden van de universele dienstverlener preciseren de voorwaarden waaronder hij de aansluiting mag schorsen in geval van weigering van het aanzuiveringsplan door de abonnee, indien het plan niet wordt nageleefd of indien een aanzuiveringsplan niet wordt nageleefd dat in het kader van een specifieke wetgeving is toegepast. Die voorwaarden worden voor met redenen omkleed advies voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en voor advies aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.
  De universele dienstverlener is verplicht het vertrouwelijke karakter te eerbiedigen van de inlichtingen die worden verstrekt bij de aanvraag van een afbetalingsplan.
  In geval van beroep op de collectieve schuldaflossing ingesteld door een specifieke wetgeving, wordt de minimumdienst behouden gedurende de gehele procedure.
  § 5. De tariefvoorwaarden die door de universele dienstverlener zijn opgesteld worden ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

Art.11. De universele dienstverlener past op alle residentiële eindgebruikers een betaalbaar tarief toe dat overeenkomt met het tarief voor de prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie dat op 31 december 1997 van toepassing is, geïndexeerd op de dag waarop deze bijlage in werking treedt, in overeenstemming met de volgende regel :
  Tn<((In-1/Io)-a).To
  waarin
  Tn = tarieven van alle prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie op het einde van het nde kalenderjaar volgend op 31 december 1997;
  To = tarieven van alle prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie op het einde van het kalenderjaar 1997;
  a = correctiefactor met de waarde :
  - voor 1998 : 0,01;
  - voor 1999 : 0,02;
  - voor 2000 en de volgende jaren : 0,03.
  De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op advies van het Instituut, de waarde van de correctiefactor wijzigen voor de jaren die na 2000 komen.
  In-1 = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december voorafgaand aan het begin van het nde kalenderjaar volgend op 31 december 1997;
  Io = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december van het kalenderjaar 1997.
  De modelprestaties en de weging ervan zijn als volgt bij de inwerkingtreding van de wet :
  - aansluitings- en verhuizingskosten : 2,31 %;
  - basisabonnementsgeld : 42,85 %;
  - verkeer uitgaand van toestellen van abonnees : 52,05 %;
  - verkeer uitgaand van openbare betaaltelefoons : 2,79 %.
  De praktische regels inzake berekening van die tarieven zijn in bijlage A vastgelegd.

Art.12. De begunstigden van de tarieven bepaald in artikel 84, § 1, 8° van de wet, alsook deze tarieven worden in bijlage B, punten 1, 2, 3 en 4 gedetailleerd.
  De begunstigden van de tarieven bepaald in artikel 86ter, § 2 van de wet, alsook deze tarieven, worden in bijlage 3, artikel 2 gedetailleerd.

Art.13. De universele dienstverlener garandeert een verminderd tarief voor de gesprekskosten op het grondgebied van de Europese Unie tijdens de daluren, met inbegrip van de gesprekskosten 's nachts, in het weekend en op feestdagen. De daluren vertegenwoordigen ten minste 12 uren per dag.
  Wat betreft het nationale telefoonverkeer, begint een weekend op vrijdag op het begin van de periode waarop het nachttarief aanvangt en eindigt het op maandag op het moment dat het dagtarief opnieuw geldt.
  Wat betreft het internationale telefoonverkeer met bestemming Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, begint een weekend op zaterdag op het begin van de periode waarop het nachttarief aanvangt en eindigt het op maandag op het moment dat het dagtarief opnieuw geldt.

Art.14. De tarieven die gelden voor prestaties uitgaand van openbare betaaltelefoons beantwoorden aan de voorwaarden van de artikelen 10, 11 en 13 van deze bijlage.

Art.15. De universele dienstverlener staat in voor de kosteloze en rechtstreekse toegang tot de in artikel 8 van deze bijlage bedoelde diensten vanuit openbare betaaltelefoons.

HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen en sancties.
Art.16. Het Instituut zorgt voor de controle op de naleving van de verplichtingen van de universele dienstverlener op grond van de eisen die hem opgelegd worden in deze bijlage.
  Teneinde rekening te houden met het evolutieve karakter van de inhoud van de universele dienstverlening in het kader van de informatiemaatschappij, brengt het Instituut jaarlijks uiterlijk op 31 december verslag uit aan de minister over de andere diensten die bij wijze van universele dienstverlening zouden moeten worden verstrekt alsook over de nadere regels inzake de verstrekking ervan.

Art.17. In geval van een gebrekkige uitvoering door de universele dienstverlener van de in deze bijlage vastgelegde verplichtingen, vastgesteld op grond van de controles verricht krachtens artikel 16, zal de minister op het einde van elk kalenderjaar de universele dienstverlener voor elke soort van tekortkoming de betaling opleggen van een schadevergoeding die niet meer mag bedragen dan in totaal 1 % van de omzet die inzake universele dienstverlening is behaald.

Art.18. Het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 houdende de lijst van de diensten die worden gepresteerd bij wijze van universele dienstverlening inzake telecommunicatie wordt opgeheven de dag waarop deze bijlage in werking treedt.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage A. Berekening van het indexcijfer van de tarieven van de basisdienst inzake spraaktelefonie krachtens artikel 11.
  Het indexcijfer van de tarieven van de basisdienst inzake spraaktelefonie is bestemd om de evolutie in de loop van de tijd te meten van de tarieven van de modelverrichtingen die het geheel van de prestaties van de basisdienst inzake spraaktelefonie van de universele dienstverlener vertegenwoordigen.
  De in aanmerking genomen modelverrichtingen zijn de volgende :
  1. Aansluitings- en verhuizingskosten : maximumkosten die worden betaald voor de aansluiting of verhuizing van een abonneelijn, in voorkomend geval gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000. Indien de aansluitingskosten van de verhuizingskosten verschillen, wordt rekening gehouden met een gemiddelde prijs die als volgt is afgewogen :
  - aansluiting : 71,85 %;
  - verhuizing : 28,15 %.
  2. Basisabonnementsgeld : abonnementsgeld dat van toepassing is in de duurste geografische zone, eventueel gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000.
  3. Verkeer uitgaand van toestellen van abonnees : geldende tarieven afgewogen op basis van de verschillende soorten van telefoonverbinding, bepaald door het Instituut en waargenomen gedurende een periode van twee maanden, door een representatief monster van niet aan BTW onderworpen abonnees die toevallig gekozen zijn onder de abonnees die op een digitale centrale aangesloten zijn naar rato van 2 op 1 000. Bij de bepaling van de geldende tarieven wordt rekening gehouden met eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000.
  4. In voorkomend geval, wordt ervan uitgegaan dat elke categorie van abonnees het tariefplan neemt dat voor haar qua prijs het gunstigst is, namelijk het plan dat het bedrag van haar factuur minimaliseert rekening houdend met zijn verbruiksprofiel.
  5. De weging van aansluitings- en verhuizingskosten, basisabonnementsgeld, verkeer uitgaand van toestellen van abonnees en verkeer uitgaand van openbare betaaltelefoons wordt aangepast wanneer het Instituut dat nuttig acht.

Art. N2. Bijlage B. Tarieven verleend door de universele dienstverlener om sociale of humanitaire redenen.
  De universele dienstverlener past ten minste de tariefverminderingen toe die hierna worden gedetailleerd :
  1. Sociaal telefoontarief
  1.1. Het sociaal telefoontarief wordt vastgesteld als volgt :
  1° vergoeding voor beschikbaarstelling van de lijn en het abonnementsgeld zijn gelijk aan 50 % van het normale tarief;
  2° (gesprekkosten : normaal tarief, dit is het tarief dat van toepassing is van vast toestel naar vast toestel op het netwerk van de operator die instaat voor de universele dienst; de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van (6,2 EUR) per tijdvak van twee maanden;) <KB 1999-03-04/46, art. 12, A), 002; Inwerkingtreding : 14-04-1999> <KB 2000-07-20/55, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° (voor de personen bepaald in punt 1.3, 3°, kan het sociaal telefoontarief bestaan uit de beschikbaarstelling van een vooraf betaalde kaart met een waarde van (6,2 EUR) per tijdvak van twee maanden, volgens de nadere regels bepaald door het Instituut. De verbindingen die door middel van die kaart tot stand worden gebracht, worden tegen het normale tarief aangerekend.) <KB 1999-03-04/46, art. 12, B), 002; Inwerkingtreding : 14-04-1999> <KB 2000-07-20/55, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  1.2. Het sociaal telefoontarief geldt uitsluitend onder het stelsel van het gewone abonnement voor een normale aansluiting. De houder ervan mag slechts over één telefoonaansluiting beschikken.
  1.3. Het voordeel van het sociaal telefoontarief kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon die :
  1° hetzij de volle de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en
  - alleen woont;
  - samenwoont met één of meer personen die ten volle 60 jaar oud zijn, onverminderd 1.4.
  Mogen eveneens met de begunstigde samenwonen, zijn kinderen en kleinkinderen die de leeftijd van het einde van de leerplicht niet hebben bereikt. De kleinkinderen moeten bovendien wees zijn die beide ouders hebben verloren of bij gerechtelijke beslissing aan de grootouders zijn toevertrouwd.
  De ten aanzien van zijn kinderen en kleinkinderen gestelde leeftijdsgrens geldt niet voor descendenten die voor minstens 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.
  Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 1° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  2° hetzij ten minste 66 % gehandicapt is en volle 18 jaar oud is en :
  - alleen woont;
  - samenwoont, hetzij met ten hoogste twee personen, hetzij met bloed- of aanverwanten van de eerste of de tweede graad.
  Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 2° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994;
  3° hetzij persoonlijk het voorwerp is van één van de volgende beslissingen :
  a) beslissing om een bestaansminimum toe te kennen, krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
  b) beslissing tot een educatieve begeleiding van financiële aard, genomen door een raad voor maatschappelijk welzijn krachtens de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
  1.4. Wonen in een hotel, een rusthuis of een andere vorm van gemeenschapsleven opent geen recht op het voordeel van het sociaal telefoontarief, behalve indien de begunstigde over een abonnement beschikt op zijn eigen naam dat uitsluitend door hem kan worden gebruikt.
  1.5. Als voor minstens 66 % gehandicapt, wordt beschouwd de persoon :
  1° die bij administratieve of gerechtelijke beslissing minstens 66 % blijvend fysisch of psychisch gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard;
  2° in wiens hoofde na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994, een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder wordt vastgesteld, zoals bepaald in artikel 100 van diezelfde wet;
  3° in wiens hoofde in het kader van de inkomensvervangende tegemoetkoming een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, werd vastgesteld;
  4° in wiens hoofde een vermindering van de graad van zelfredzaamheid van minstens 9 punten werd vastgesteld overeenkomstig de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten.
  1.6. Het verzoek om het voordeel van het sociaal telefoontarief te genieten moet bij de universele dienstverlener worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het sociaal telefoontarief is voldaan.
  1.7. De reeds op het telefoonnet aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voordeel van het sociaal telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek.
  1.8. De begunstigde van het sociaal telefoontarief moet :
  1° de universele dienstverlener dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;
  2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het sociaal telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden.
  1.9. Het genot van het sociaal telefoontarief zal worden ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
  2. Speciaal telefoontarief ten voordele van sommige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd.
  2.1. Het speciaal telefoontarief ten gunste van sommige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd bestaat in een vermindering van 50 % op de zonale en interzonale gesprekkosten boven de (37,2 EUR) per tijdvak van twee maanden. <KB 2000-07-20/55, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2.2. Het speciaal telefoontarief waarvan sprake in punt 2.1 hiervoor geldt enkel onder het stelsel van het gewoon abonnement voor een normale aansluiting. De installatie van de aanvrager moet uitgerust zijn met een voor doven goedgekeurd telefoontoestel. Indien voornoemd toestel niet door de universele dienstverlener werd geleverd, moet een aankoopbewijs worden voorgelegd.
  2.3. De korting wordt slechts toegekend voor één aansluiting per begunstigde.
  2.4. Het voordeel van het speciaal telefoontarief waarvan sprake in punt 1 hiervoor, kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon, houder van een aansluiting op het telefoonnet die :
  1° hetzij minstens een gehoorverlies heeft van 70 dB voor het beste oor volgens de classificatie van het Internationaal Bureau voor Audiophonologie (IBAP);
  2° hetzij een laryngectomie heeft ondergaan.
  De ouders of grootouders, houder van een telefoonaansluiting, kunnen het bewuste tarief genieten indien hun kind of kleinkind dat bij hen inwoont, voldoet aan één van de bovengemelde voorwaarden inzake de handicap.
  2.5. De handicap die recht geeft op voornoemd speciaal telefoontarief moet blijken uit een administratieve of gerechtelijke beslissing.
  2.6. Het verzoek om het voordeel van het (speciaal telefoontarief) waarvan sprake in bovenvermeld punt 2.1 te genieten moet bij de universele dienstverlener worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het (speciaal telefoontarief) is voldaan. <Err. B.St. 23-04-1998, p. 12443>
  2.7. De reeds op het telefoonnet aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voordeel van voornoemd speciaal telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek.
  2.8. De begunstigde van bewust speciaal telefoontarief moet :
  1° de universele dienstverlener dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;
  2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het gezegde speciaal telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden.
  2.9. Het genot van het genoemd speciaal telefoontarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
  3. Speciaal telefoontarief ten voordele van de militaire oorlogsblinden.
  Een vermindering van 50 % wordt toegestaan op het abonnementsgeld voor de basisdienst inzake spraaktelefonie.
  4. (...) <W 2001-07-19/38, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 28-07-2001>

Art. N3. Bijlage C. Te publiceren inlichtingen door de universele dienstverlener.
  De universele dienstverlener publiceert de volgende informatie :
  1. Naam en adres van zijn hoofdzetel.
  2. Met betrekking tot het vaste openbare basistelefoonnet :
  2.1. de beschrijving van de interfaces van de gebruikte aansluitpunten, met inbegrip van, indien van toepassing, de verwijzingen naar de nationale en/of internationale normen of aanbevelingen voor analoge en/of digitale netwerken :
  - interface voor enkelvoudige aansluiting;
  - interface voor meervoudige aansluiting;
  - interface voor direct inkiezen (DDI);
  - overige gebruikte interfaces;
  2.2. de wijzigingen op de specifieke karakteristieken van het netwerk die invloed hebben op de goede werking van de goedgekeurde eindapparatuur.
  3. Met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie :
  3.1. de beschrijving van de verstrekte basisdienst inzake spraaktelefonie, met inbegrip van de hulpdienst, de dienst inlichtingen en de overige diensten met gratis toegang, namelijk :
  - de leveringsvoorwaarden inzake aansluitingen, met inbegrip van de procedure inzake bestelling en de voorwaarden voor de aansluiting van eindtoestellen (eisen met betrekking tot eindapparatuur, eventueel met inbegrip van voorwaarden met betrekking tot de bekabeling van lokalen van de klant en de plaatsing van het aansluitpunt);
  - normale en specifieke voorwaarden van de dienst voor het opheffen van storingen en soorten geboden onderhoudsdiensten;
  - leveringsvoorwaarden inzake hulpdiensten;
  - leveringsvoorwaarden inzake de dienst inlichtingen;
  - leveringsvoorwaarden inzake diensten met tussenkomst van een telefonist;
  - modaliteiten inzake facturatie, met inbegrip van tussentijdse facturatie en gedetailleerde facturatie;
  - procedure in geval van niet-betaling van de factuur;
  3.2. de tarieven, namelijk :
  - tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven;
  - gratis toegang;
  - speciale tarieven;
  - de technische tarieven voor prestatievoorwaarden;
  3.3. wachttijd voor initiële aansluiting, namelijk :
  - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting, afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten, waaraan binnen de 5 dagen werd voldaan;
  - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip te worden aangesloten, waaraan binnen de 8 dagen werd voldaan;
  - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode waaraan werd voldaan op de dag die door de operator en de aanvrager werd overeengekomen;
  - de 95 percentielwaarden voor de wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet in die gevallen waar de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten;
  - storingspercentage per toegangslijn per jaar;
  3.4. storingspercentage per toegangslijn, namelijk :
  - het percentage dat het gemiddeld aantal fouten per toegangslijn per observatieperiode weergeeft;
  3.5. duur voor de herstelling van een storing, namelijk :
  - het percentage van storingen die vóór het einde van de werkdag volgend op de dag van de melding werden opgeheven;
  - het percentage van storingen die vóór het einde van de vierde werkdag werden opgeheven;
  3.6. het percentage niet geslaagde oproepen, namelijk de percentages voor nationaal verkeer, verkeer naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid;
  3.7. de duur om een verbinding tot stand te brengen, namelijk de 95 percentielwaarden voor de duur om een verbinding tot stand te brengen voor nationaal verkeer, verkeer naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid;
  3.8. de maximale antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist, namelijk de gemiddelde antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist met de vermelding van de accuraatheid;
  3.9. de duur van de herstelling van een defect aan openbare betaaltelefoons, namelijk het percentage dat het aandeel van de storingen die binnen de 48 uur na vaststelling door de universele dienstverlener werden opgeheven, uitdrukt;
  3.10. het aandeel van de in staat van werking zijn de openbare betaaltelefoons, namelijk het percentage dat het gemiddeld aandeel van de in staat van werking zijnde openbare betaaltelefoons uitdrukt;
  3.11. de betwistingen van en complexe vragen over facturatie, namelijk het percentage dat het aandeel van betwistingen van en complexe vragen over de facturatie op het totaal aantal verzonden facturen uitdrukt.
  4. Met betrekking tot openbare betaaltelefoons :
  - de beschrijving van de dienst;
  - de tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven en gratis toegang;
  - de technische gebruiksvoorwaarden :
  - mogelijke betalingswijzen;
  - leveringsvoorwaarden van de dienst voor de opheffing van storingen.
  5. Met betrekking tot de schadevergoedingen, het eventuele beleid inzake schadeloosstelling en/of terugbetaling.
  De te publiceren inlichtingen vermelden, naast onderstaande punten, eveneens expliciet welke de opgelegde basiskwaliteitsvereisten uit het artikel 2 van deze bijlage zijn, welke de gebruikte meetmethode was en welke de accuraatheid van de statistieken is.
  De inlichtingen worden gepubliceerd op de wijze die door de Koning wordt vastgesteld op advies van het Instituut, overeenkomstig artikel 105septies van de wet.