19 DECEMBER 1996. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de lijst van subsidiabele vrijwilligersactiviteiten.
Art. 1-4
Artikel 1. § 1. De activiteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen, hebben betrekking op de volgende thema's :
1° humanisering van instellingen : dit betreft activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven van personen die in instellingen verblijven te verbeteren, zoals o.m. zieken, bejaarden, gedetineerden, geïnterneerden en personen met een handicap, waarbij het persoonlijk contact centraal staat;
2° palliatieve verzorging : dit betreft activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden om een menswaardig heengaan mogelijk te maken;
3° intergenerationele solidariteit : dit betreft activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;
4° interculturele initiatieven : dit betreft activiteiten die ijveren voor de integratie van migranten, vluchtelingen en asielzoekers;
5° activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand geboden wordt ten behoeve van ouders en familieleden van vermiste, ontvoerde of vermoorde kinderen;
6° activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand geboden wordt ten behoeve van zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;
7° laagdrempelige informatie-activiteiten gericht op jeugdigen die via directe communicatiemethodes hun weerbaarheid helpen verhogen;
8° laagdrempelige activiteiten waarbij kansarmen actief betrokken worden met het doel hun zelfredzaamheid te bevorderen, hun zelfwaardegevoel te verhogen en kansen op zelfontplooiing te verhogen.
§ 2. Erkende vrijwilligersorganisaties die een subsidie wensen moeten bij hun aanvraag aantonen dat hun activiteiten voorzien in een belangrijke maatschappelijke behoefte waarop nog niet of onvoldoende is ingegaan door voorzieningen of diensten met professionele hulp- of zorgverleners. Dit moet blijken uit de beschrijving van de beoogde doelgroep en gevolgde methodiek.
Art.2. § 1. De kosten in verband met de in artikel 1 bedoelde activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen, zijn de volgende :
1° verzekeringskosten : deze omvatten alle verzekeringspremies in de mate dat deze beantwoorden aan de vereisten gesteld in artikel 9 van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector en in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;
2° vormingskosten : deze omvatten alle bewijsbare kosten die gemaakt worden bij het organiseren van een gepaste vorming, rekening houdend met de aard en de vormingsbehoeften met betrekking tot de activiteiten;
3° werkingskosten : werkingskosten van de organisatie die verband houden met de activiteiten en in zoverre geen beroep kan worden gedaan op een ruimere ondersteunende organisatiestructuur.
§ 2. De maximumsubsidie die op basis van de § 1 vermelde kostensoorten, aan een erkende organisatie kan worden toegekend, bedraagt 300 000 frank per jaar.
§ 3. Binnen de grenzen van de begroting en het in § 2 vermelde maximale subsidiebedrag worden eerst de verzekeringskosten in aanmerking genomen voor subsidiëring, vervolgens de vormingskosten en daarna de werkingskosten.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997. Het besluit houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.
Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 december 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS