Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 NOVEMBER 1997. - BESLUIT van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma. (NOTA : Opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap bij DDG2016-04-25/10, art. 71, 5°, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2016) (NOTA : opgeheven voor Waals Gewest door DWG2017-02-02/22, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2017)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-12-1997 en tekstbijwerking tot 16-03-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1-11, 11bis, 11ter, 12, 12bis, 12ter, 12quater, 13-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1998027444  2002027013  2002027190  2012205042  2014201706 



Artikels:

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° decreet : het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma;
  2° Minister : (de Minister van Tewerkstelling); <BWG 2006-09-21/46, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  3° bestuur : [1 het Operationeel directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Beroepsopleiding van de Waalse Overheidsdienst;]1
  4° FOREM : de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi";
  5° (opgeheven) <BWG 2006-09-21/46, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  (6° het doorstromingsprogramma " : driepartijenovereenkomst tussen de werkgever, de werknemer en FOREm, gesloten vóór de arbeidsovereenkomst en waarvan de inhoud omschreven wordt in artikel 7.) <BWG 2006-09-21/46, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-27/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.2.<BWG 1998-07-16/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1998> § 1. (Indien de activiteiten die in het kader van het doorstromingsprogramma uitgeoefend worden, onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest vallen, bedraagt de subsidie bedoeld in artikel 4, lid 1, 3°, van het decreet :
  1° 775 euro per maand als de werknemer voltijds werkt;
  2° 620 euro per maand als de werknemers minstens tegen vier vijfde werkt;
  3° 348 euro per maand als de werknemer minstens halftijds werkt.
  Het bedrag bedoeld in lid 1, 1°, wordt toegekend door de Minister a rato van 465 euro en door de Minister onder wiens bevoegdheid de uitgeoefende activiteiten vallen, a rato van 310 euro.
  De bedragen bedoeld in lid 1, 2° en 3°, worden toegekend voor de ene helft door de Minister en voor de andere helft door de Minister onder wiens bevoegdheid de uitgeoefende activiteiten vallen.) <BWG 2006-09-21/46, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  [1 De subsidie bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd met 300 euro per maand voor een voltijdse werknemer, met 240 euro voor een 4/5-werknemer en met 180 euro voor een halftijdse werknemer in de volgende gevallen :
   1° als de werknemer ouder is dan 50 jaar op de dag van zijn indienstneming door de werkgever;
   2° als de werknemer niet houder is van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.
   De verhoging van de subsidies wordt slechts voor één van de gevallen verleend.]1
  § 2. (Indien de activiteiten die in het kader van het doorstromingsprogramma uitgeoefend worden, onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, bedraagt de subsidie bedoeld in artikel 4, lid 1, 3°, van het decreet :
  1° 465 euro per maand als de werknemer voltijds werkt;
  2° 310 euro per maand als de werknemer minstens tegen vier vijfde werkt;
  3° 174 euro per maand als de werknemer minstens halftijds werkt.
  Daarbij dient de subsidie gevoegd te worden van de Franse Gemeenschap, bepaald in het samenwerkingsakkoord van 3 juli 1997 tussen het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de doorstromingsprogramma's, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 3 juni 1998 tussen het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap.
  De bedragen bedoeld in lid 1 worden door de Minister toegekend.) <BWG 2006-09-21/46, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  § 3. De bedragen van de in § 1 en § 2 bedoelde toelagen [1 , eventueel verhoogd zoals bepaald in § 1,]1 mogen niet tot gevolg hebben dat de bijdrage van de Federale Staat en de vrijstelling van de werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het decreet, alsook de in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet bedoelde toelage van de Franse Gemeenschap (...), de in artikel 4, eerste lid, 3°, van het decreet bedoelde toelage van het Waalse Gewest, en, in voorkomend geval, de bijdragen die aan de werkgevers worden betaald door de begunstigden van diensten die verleend worden door de in het kader van het doorstromingsprogramma tewerkgestelde werknemers, hoger zijn dan de in artikel 6 van het decreet bedoelde bezoldiging en de desbetreffende sociale bijdragen. <BWG 2006-09-21/46, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  In dit geval worden de bedragen van de in § 1 en § 2 bedoelde toelagen verminderd tot het passende beloop.
  (Indien een werknemer die voltijds werkt, in aanmerking komt voor de bepalingen van de wet van 22 januari 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan of voor de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet goedgekeurd bij koninklijk besluit van 23 maart 2001, wordt het bedrag van de tegemoetkoming aan de werkgever gestort rekening houdend met de aan de werknemer toegekende arbeidstijdvermindering.) <BWG 2006-09-21/46, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>
  § 4. De bedragen van de in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde toelagen worden vastgesteld op de datum waarop de arbeidsovereenkomst begint te lopen, en zijn verschuldigd voor de hele periode waarin de werknemer tewerkgesteld is op grond van een arbeidsovereenkomst, onverminderd de in artikel 9 van het decreet bedoelde maximale tewerkstellingsduur.
  De bedragen van de in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde toelagen worden berekend op grond van het aantal dagen dat recht geeft op de bezoldiging.
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-27/06, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.3.<BWG 2006-09-21/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> § 1. De werkgever die één of meer werknemers in dienst wenst te nemen voor wie een tegemoetkoming wordt verleend, bedoeld in artikel 4 van het decreet, richt een aanvraag aan de administratie, hetzij per eenvoudige brief, hetzij per e-mail, aan de hand van het formulier waarvan het model door de administratie wordt bepaald.
  Indien een tegemoetkoming die oorspronkelijk voor een bepaalde duur was toegekend verlengd kan worden, richt de werkgever een aanvraag om verlenging minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke beslissing, hetzij per eenvoudige brief, hetzij per e-mail, aan de hand van een formulier waarvan het model door de administratie wordt bepaald.
  § 2. De administratie behandelt elke aanvraag die haar wordt gericht binnen de voorgeschreven termijnen.
  De administratie bericht ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen na ontvangst ervan. Als de aanvraag of het dossier onvolledig is, licht de administratie de werkgever in hetzelfde schrijven daarover in en deelt hem mee dat de termijn bedoeld in lid 3 van deze paragraaf opgeschort wordt totdat de ontbrekende stukken of gegevens ontvangen zijn. De werkgever dient die stukken en gegevens in op dezelfde wijze als de aanvraag.
  De administratie richt binnen vijftien dagen volgend op de datum waarop het bericht van ontvangst verzonden wordt, een herinnering met het overzicht van de ontbrekende stukken aan de werkgever.
  Indien die niet ontvangen zijn binnen vijf dagen na de herinnering, wordt aan de aanvraag geen gevolg gegeven.
  De administratie maakt de volledige aanvraag, een uitvoerig verslag en een voorstel tot beslissing binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag aan de Minister en, in voorkomend geval, tegelijk aan het betrokken regeringslid over.
  Binnen vijftien dagen volgend op de ontvangst van dat dossier deelt het betrokken regeringslid zijn beslissing aan de Minister mee. Indien die gunstig is, beschikt de Minister vervolgens over vijftien dagen om zijn beslissing te treffen.
  Indien de beslissing van het betrokken regeringslid ongunstig is, maakt de Minister ze onverwijld aan zijn administratie over, die er bij aangetekend schrijven binnen tien dagen aan de werkgever kennis van geeft.
  Indien de beslissing van het betrokken regeringslid gunstig is, maakt de minister de eindbeslissing aan zijn bestuur over, die er binnen de tien dagen bij eenvoudige brief kennis van geeft aan de werkgever en per e-mail aan FOREm, de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling en, in voorkomend geval, aan het betrokken regeringslid.
  § 3. Elke werkgever die in aanmerking komt voor een beslissing tot toekenning van de tegemoetkoming moet één of meer werkzoekenden aanwerven binnen de zes maanden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van de beslissing. Elke aanwerving die na deze termijn is uitgevoerd, kan geen aanleiding geven tot de toekenning van de tegemoetkoming voor de betrokken werknemer.
  De administratie wordt ermee belast de betrokken werkgever minstens dertig dagen vóór de vervaldatum van de gevolgen van de beslissing in kennis te stellen van zijn verplichting om één of meer werkzoekenden aan te werven binnen de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn.
  De werkgever mag enkel onder volgende voorwaarden een arbeidsovereenkomst sluiten :
  1° de werkzoekende dient te beschikken over een attest dat hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2 van het decreet;
  2° de werkzoekende kan enkel aangeworven worden voor een functie dat minstens gelijk is aan het niveau van zijn diploma en hem een werkelijke meerwaarde biedt op het vlak van zijn technische en beroepsvaardigheden die zichtbaar gemaakt, gecertificeerd of bekrachtigd zouden kunnen worden door een bekwaamheidsbewijs, een sectorale erkenning, een getuigschrift of een diploma van het onderwijs voor sociale promotie;
  3° daarnaast kan de werkzoekende die een diploma van het hoger onderwijs of van het universitaire type of een gelijkwaardige titel bezit enkel aangeworven worden in het kader van een arbeidsovereenkomst met een voltijdse arbeidsregeling voor een functie die minstens voldoet aan één van volgende doelstellingen :
  a) de werkgever de mogelijkheid bieden om diversiteitsmanagement te implementeren;
  b) de werkgever de mogelijkheid bieden om aan onderzoek en innovatie te doen;
  c) een ervaren werknemer een deel van zijn arbeidstijd te laten vrijmaken zodat deze één of meerdere nieuwe werknemers, jongeren die een afwisselende opleiding volgen, studenten of werkzoekend die een opleidingsstage volgen, kan begeleiden;
  4° er dient voor de aanwerving een doorstromingsprogramma zoals bedoeld in artikel 7 gesloten te worden tussen de werkgever, de toekomstige werknemer en FOREm.
  Wat betreft de werknemers die in dienst genomen worden door de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap kan het doorstromingsprogramma gesloten worden tussen FOREm, de werkgever en de toekomstige werknemer op de wijze die jaarlijks bepaald wordt in een overeenkomst tussen de Minister en de bevoegde overheid voor de Franse 7Gemeenschap.
  FOREm bepaalt en legt hetgeen volgt ter goedkeuring aan de Minister voor :
  1° het model van attest genoemd "Passeport APE", alsmede de modaliteiten betreffende de afgifte en de geldigheid ervan, waaruit blijkt dat de werkzoekende voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2;
  2° het model voor het doorstromingsprogramma;
  3° de signalementskaart van de werknemer en de procedure betreffende de eventuele wijzigingen die erin moeten worden aangebracht;
  4° het model van de loonstaat;
  5° de modaliteiten voor het overmaken van de aan de aanwerving en aan de loonstaat gebonden stukken.
  [1 De werkgever moet de " FOREm ", via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft, de documenten toesturen die de werknemer betreffen, met name het arbeidscontract, zijn registratiekaart, een afschrift van het " Paspoort PTP " en het attest van doorstromingsprogramma verstrekt door de " ONEm " of het OCMW binnen 15 dagen na de indienstneming.]1
  § 4. Wordt er een werknemer vervangen, kan de werkgever in het kader van de oorspronkelijke beslissing en met inachtneming van paragraaf 3, lid 2, van dit artikel een werkzoekende aanwerven binnen een termijn van drie maanden met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de te vervangen werknemer vertrekt. Elke aanwerving die na deze termijn is uitgevoerd, kan geen aanleiding geven tot de toekenning van de tegemoetkoming voor de betrokken werknemer.
  Wijzigt de toestand van de werknemer tegenover de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, moet de werkgever er FOREm binnen vijf dagen over inlichten. Zoniet kan de tegemoetkoming door de Minister ingetrokken worden overeenkomstig de procedure van artikel 5.
  § 5. Overeenkomstig artikel 7, § 2, van het decreet is de adviescommissie samengesteld uit :
  1° een vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt;
  2° een vertegenwoordiger van de Minister-President van de Waalse Regering;
  3° een vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor begroting behalve indien hij de titel van Vice-Minister-President voert;
  4° een vertegenwoordiger van elke Vice-Minister-President van de Waalse Regering;
  5° een vertegenwoordiger van FOREm;
  6° een vertegenwoordiger van de administratie, die het secretariaat waarneemt.
  De leden van die adviescommissie worden door de Regering aangewezen voor de duur van vijf jaar.
  Overeenkomstig de haar in artikel 7, § 2, lid 2, 2°, van het decreet toegewezen opdracht is de adviescommissie ermee belast jaarlijks uiterlijk tegen 31 oktober een verslag aan de Regering over te maken waarin de als prioritair beschouwde maatschappelijke noden voor het volgende jaar omschreven worden in het kader van het decreet en dit besluit.
  De adviescommissie vergadert minstens twee keer per jaar na oproeping door de voorzitter.
  De adviescommissie stelt haar huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Regering voor.
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-27/06, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.4. De werknemers bezorgen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en het bestuur de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten gestuurde aangiften die betrekking hebben op de vier trimesters vóór de indiening van de aanvraag en op de trimesters waarin ze werknemers tewerkstellen in het kader van het doorstromingsprogramma.
  De FOREM deelt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening het aantal werknemers mee die in de loop van dezelfde trimesters door elke werkgever tewerkgesteld zijn, overeenkomstig het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid, dat speciaal bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector.
  De werkgevers bezorgen de FOREM het in artikel 11, tweede lid, van het decreet bedoelde bewijs van de maandelijkse betaling van de wedden en van de desbetreffende sociale premies uiterlijk vóór het verstrijken van de termijn waarover ze beschikken om hun aangiften in te dienen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten.
  (FOREm is ermee belast de administratie driemaandelijks een overzicht te bezorgen van de werknemers die tijdens het afgelopen kwartaal aangenomen zijn, op grond van de maandelijkse bewijzen dat de bezoldiging en de daarop betrekking hebbende sociale bijdragen betaald zijn.) <BWG 2006-09-21/46, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>

Art.5. <BWG 2006-09-21/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> Krachtens artikel 7, § 1, lid 2, van het decreet kan de Minister de beslissing tot toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 4, lid 1, 3°, van het decreet intrekken en vragen dat die geheel of gedeeltelijk terugbetaald wordt indien de verplichtingen uitgevaardigd bij of krachtens het decreet en dit besluit niet in acht worden genomen.
  Voor er een beslissing wordt getroffen, richt de administratie een verwittiging aan de werkgever bij aangetekend schrijven waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om binnen vijftien dagen na ontvangst ervan zijn opmerkingen en verweermiddelen schriftelijk mede te delen. Als die termijn eenmaal verstreken is, maakt de administratie een uitvoerig verslag en een voorstel tot beslissing aan de Minister over.
  De Minister maakt in voorkomend geval de beslissing om het toekennen van de subsidie te beëindigen aan zijn administratie over, die er binnen de tien dagen bij aangetekend schrijven kennis van geeft aan de werkgever en per e-mail aan FOREm, de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling en, in voorkomend geval, aan het betrokken regeringslid.

Art.6. (opgeheven) <BWG 2006-09-21/46, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006>

Art.7.<BWG 2006-09-21/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> Binnen de maand na de datum van kennisgeving van de gunstige beslissing van de Minister, wordt FOREm ermee belast, een lijst met de werkzoekenden die aan het profiel van de door de werkgever omschreven functie beantwoorden, aan laatstgenoemde voor te stellen.
  Binnen de maand nadat de werkgever een kandidaat voor een voorgestelde betrekking gekozen heeft, wordt FOREm ermee belast een doorstromingsprogramma uit te werken, volkomen in overleg met de werkgever en de toekomstige werknemer.
  Dat doorstromingsprogramma moet onder meer het volgende bevatten :
  1° een nauwkeurige omschrijving van de acties voor de inschakeling, de begeleiding en hulp bij het zoeken naar een betrekking om al naar gelang van de kenmerken en de doelstelling van de werknemer de duurzame inschakeling van laatstgenoemde in het arbeidscircuit te vergemakkelijken [1 of de werknemer de mogelijkheid geven om de nodige basiskennis aan te werven met het oog op zijn socio-professionele integratie.]1;
  2° een nauwkeurige planning voor het uitvoeren van die acties;
  3° de vermelding van de periodes waarin die acties zoals overeengekomen plaatsvinden en waarvan data en uurregeling uiterlijk één maand voor aanvang van die acties meegedeeld zullen worden, evenals, in voorkomend geval, de wijze waarop de overuren gerecupereerd zullen kunnen worden indien die acties buiten de arbeidstijd plaatsvinden;
  4° de wijze van uitbetaling aan de werknemer van diens reiskosten indien hij op een andere plaats dan zijn arbeidsplaats een opleiding volgt;
  5° de soort(en) hulp bij het actief zoeken naar een betrekking die moeten resulteren in een voorstel van FOREm voor minstens één duurzame betrekking die overeenstemt met het profiel van de werknemer;
  6° het wijzen op de rol en de verantwoordelijkheid van allen in de uitvoering van die inschakelingstaken.
  Onder de rol en de verantwoordelijkheid van allen in het uitvoeren van die inschakelingstaken wordt verstaan :
  1° wat betreft FOREm :
  a) ervoor zorgen dat werknemer en werkgever goed ingelicht zijn over de aard, de doelstellingen en de verplichtingen in verband met de regeling en waken over het sluiten van het doorstromingsprogramma dat een voorwaarde is voor het toekennen van de betreffende subsidies;
  b) in eigen beheer of in samenwerking en/of onderaanneming de modules voorzien in dat doorstromingsprogramma organiseren;
  c) de opvolging op zich nemen en waken over de verbintenissen van de drie partijen;
  2° wat betreft de werkgever :
  a) zelf de werknemer opleiden of deze vrijstellen op de ogenblikken en uren zoals overeengekomen om hem aan bepaalde modules te kunnen laten deelnemen;
  b) FOREm inlichten over elk probleem dat zou kunnen ontstaan en waarvoor er geen voldoening schenkende oplossing gevonden zou kunnen worden wat betreft de deelname van de werknemer aan de acties voor inschakeling, begeleiding en het zoeken naar een betrekking zoals bepaald in het doorstromingsprogramma en, meer bepaald, elk probleem voor de planning van de modules, de afwezigheid zonder reden van de werknemer aan die modules;
  3° wat betreft de werkgever :
  a) deelnemen aan de acties voor inschakeling, begeleiding en het zoeken naar een betrekking bepaald in het doorstromingsprogramma;
  b) FOREm inlichten over elk probleem dat zou kunnen ontstaan en waarvoor er geen voldoening schenkende oplossing gevonden zou kunnen worden wat betreft de deelname aan de opleidings- en inschakelingsmodules van het doorstromingsprogramma.
  Onder acties voor inschakeling, zoals vermeld in lid 2, 1°, van dit artikel wordt minstens verstaan :
  1° de opleiding om de toegang van de in het kader van dit besluit werkzame werknemer tot het arbeidscircuit te vergemakkelijken;
  2° de kwalificerende opleiding aansluitend op de arbeidsovereenkomst, met als doelstelling het tot stand brengen van de overdraagbare vaardigheden die te gelde gemaakt kunnen worden bij het vinden van een duurzame betrekking.
  [1 Alle inschakelingsacties worden gecontroleerd gedurende de periode waarop het arbeidscontract betrekking heeft en vinden plaats op het tijdstip dat het meest geschikt is ten opzichte van de doelstellingen die door die opleidingen nagestreefd worden.]1
  De opleiding in de onderneming waar de werknemer aangeworven is, [1 , die gevolgd wordt bij een opleidingsoperator,]1 mag 50 % van jaarlijkse uitgetrokken tijd voor de acties voor inschakeling, begeleiding en hulp bij het zoeken naar een betrekking niet overschrijden.
  Alle inschakelingsacties, met inbegrip van acties inzake opleiding, begeleiding en het zoeken naar een betrekking, die door FOREm voorgesteld kunnen worden, dienen kosteloos door de werknemer gebruikt te kunnen worden.
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-27/06, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.8. (Opgeheven) <BWG 2001-12-13/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001>

Art.9.<BWG 2006-09-21/46, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> De acties zoals ze omschreven zijn in het doorstromingsprogramma moeten in principe tijdens de werkuren plaatsvinden.
  Indien die acties evenwel niet tijdens de werkuren plaatsvinden, dienen de gepresteerde overuren dienovereenkomstig gerecupereerd te worden door de werknemer.
  De tijd die voor die acties uitgetrokken wordt tijdens het eerste jaar waarin de werknemer werkzaam is, bedraagt minstens [1 20 dagen]1 bij een voltijdse betrekking. [1 ...]1 Als de werknemer deeltijds werkzaam is, staat de uitgetrokken tijd in verhouding tot het aantal uren waarin de arbeidsovereenkomst voorziet.
  De werkgevers dienen de uurregeling van de bij hen werkzame werknemers aan te passen voor een goede uitvoering van die acties.
  ----------
  (1)<BWG 2014-02-27/06, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.10. (Opgeheven) <BWG 2001-12-13/45, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001>

Art.11. <BWG 2006-09-21/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> De reiskosten die de werknemer maakt om een opleiding te volgen op een andere plaats dan die waar hij werkt, worden door FOREm terugbetaald op de wijze bepaald in het doorstromingsprogramma.

Art. 11bis. [1 § 1. De werkgever die een fout te goeder trouw gemaakt zou hebben in één van zijn maandelijkse aangiften, kan er wijzigingen in aanbrengen binnen een termijn van maximum twee jaar, behalve in geval van verzuim van aangifte van één of meer werknemers. Na afloop van die termijn houdt de " FOREm " geen rekening met laattijdig ingediende gegevens.
   § 2. De werknemer richt zijn reiskostenverklaringen via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft aan de " FOREm " uiterlijk zes maanden na de laatste dag van de gevolgde opleiding. Na afloop van die termijn worden de onkosten niet meer terugbetaald.
   § 3. De opleidingsoperator richt zijn schuldvorderingen via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft aan de " FOREm " uiterlijk 6 maanden na afloop van zijn opleidingsactie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-27/06, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art. 11ter. [1 § 1. Op basis van een rapport van de administratie kan de Minister de betaling van de subsidie opschorten voor een duur van maximum zes maanden. De duur wordt in de ministeriële beslissing vastgelegd opdat aan de bepalingen van het decreet en van dit besluit kan worden voldaan.
   De administratie geeft de werkgever, via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft, kennis van de ministeriële beslissing binnen tien dagen na ontvangst ervan en deelt ze mee aan de " FOREm ".
   Als de niet-nakoming van een bij of krachtens het decreet of dit besluit bepaalde verplichting aan de werkgever toe te schrijven is en hij die vrijwillig niet is nagekomen na afloop van de termijn bedoeld in het eerste lid, kan de Minister op basis van een rapport van de administratie beslissen de betaling van het geheel of van een gedeelte van de subsidie te weigeren of verzoeken om de gedeeltelijke of gehele terugbetaling van de subsidie en van de desbetreffende kosten, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.
   De administratie geeft de werkgever, via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft, kennis van de ministeriële beslissing binnen tien dagen na ontvangst ervan en deelt ze mee aan de " FOREm ".
   § 2. Op basis van een rapport van de administratie kan de Minister de betaling van het geheel of van een gedeelte van de subsidie onmiddellijk weigeren of verzoeken om de gedeeltelijke of gehele terugbetaling van de subsidie en van de desbetreffende kosten, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, als de niet-nakoming van een bij of krachtens het decreet of dit besluit bepaalde verplichting aan de werkgever toe te schrijven is.
   De administratie roept de werkgever op voor een voorafgaand verhoor via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft en minstens vijftien dagen voor de datum van het verhoor. Die oproeping vermeldt de punten waarover hij gehoord zal worden.
   De werkgever wordt gehoord door een comité dat samengesteld is uit drie leden van het Operationeel directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst en uit een lid van de " FOREm " met raadgevende stem. Dat comité geeft de Minister advies binnen de maand van het verhoor.
   Binnen twee maanden na het verhoor beslist de Minister over het al dan niet weigeren van de betaling van het geheel of van een gedeelte van de subsidie en over de eventuele terugbetaling.
   De administratie geeft de werkgever, via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft, kennis van de ministeriële beslissing binnen tien dagen na ontvangst ervan en deelt ze mee aan de " FOREm ".
   § 3. De werkgever kan binnen de maand, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing tot opschorting of weigering van betaling van het geheel of een gedeelte van de subsidie, een met redenen omkleed beroep bij de Minister indienen via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft. Dat beroep is opschortend.
   De administratie bericht ontvangst binnen tien dagen, onderzoekt het dossier en maakt het vervolgens aan de Minister over binnen een termijn van een maand, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroep. De werkgever kan op eigen verzoek door de Minister of zijn vertegenwoordiger gehoord worden.
   De Minister spreekt zich over het beroep uit binnen een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst ervan.
   De administratie geeft de werkgever, via elke verzending waarvan de datum bewijskracht heeft, kennis van de ministeriële beslissing binnen tien dagen na ontvangst ervan en deelt ze mee aan de " FOREm ".
   § 4. De termijnen bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 worden opgeschort tijdens de maanden juli en augustus.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2014-02-27/06, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art.12.<BWG 2006-09-21/46, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 22-10-2006> § 1. Overeenkomstig artikel 14 van het decreet zorgt FOREm voor de goede uitvoering van de acties bepaald in elk doorstromingsprogramma.
  FOREm stelt een jaarlijks evaluatieverslag op in verband met de uitvoering van die doorstromingsprogramma's en bezorgt het samenvattend verslag aan de administratie, aan de adviescommissie en aan de Minister.
  § 2. [2 Het rapport bedoeld in § 1 heeft betrekking op de periode die van 1 juli tot 30 juni loopt.]2
  Voor het einde [2 van de maand maart]2 volgend op het evaluatiejaar bezorgt de administratie een jaarlijks evaluatieverslag over de uitvoering van het decreet op kwantitatief en kwalitatief vlak aan de adviescommissie. De commissie brengt daarna advies uit over dit verslag en deelt het [2 uiterlijk 30 april]2 mede aan de Minister die het ter goedkeuring voorlegt aan de Regering binnen één maand na ontvangst ervan.
  De kwantitatieve evaluatie heeft minstens betrekking op :
  1° het aantal betrekkingen en hun verdeling per ministeriële bevoegdheid, per paritaire commissie en per paritaire ondercommissie;
  2° het aantal voltijds equivalenten en hun verdeling per ministeriële bevoegdheid, per paritaire commissie en per paritaire ondercommissie;
  3° het aantal tewerkgestelde werknemers en hun verdeling in functie van de soort, de leeftijd en het kwalificatieniveau;
  4° het aantal duurzame en kwaliteitsvolle inschakelingen [1 in de zin van artikel 2, 1°, van het decreet van 12 januari 2012 betreffende de geïndividualiseerde begeleiding van de werkzoekenden en betreffende de samenwerkingsregeling voor inschakeling]1, na een tewerkstelling en een opleiding in het kader van deze regeling;
  5° het aantal werknemers die bij de onderneming zijn gebleven met een arbeidsovereenkomst als de arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van deze regeling afliep.
  De evaluatie betreft de kwaliteit van het doorstromingsprogramma op het vlak meer bepaald van :
  1° de impact ervan op de inschakeling in het arbeidscircuit van mensen die er zijn tewerkgesteld rekening houdend met de tewerkstelling en de begeleiding, alsmede met in voorkomend geval de activiteiten in verband met het actief zoeken naar een betrekking;
  2° de impact ervan op de globale tewerkstelling in de betrokken activiteitensectoren;
  3° de impact ervan op de voldoening van de betrokken collectieve behoeften;
  4° de tevredenheid van de werkgevers, de werknemers en degenen voor wie de activiteiten worden verricht.
  ----------
  (1)<BWG 2012-06-28/28, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
  (2)<BWG 2014-02-27/06, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 27-03-2014>

Art. 12bis. <Ingevoegd bij BWG 2006-09-21/46, art. 11; Inwerkingtreding : 22-10-2006> § 1. Vóór het einde van het jaar voorafgaand aan het referentiejaar en uiterlijk voor de uitwerking van de oorspronkelijke begroting stemt de Regering in met het toekennen van betrekkingen rekening houdend met de prioritaire sociale behoeften en de bevoegdheden van elke vakminister.
  § 2. Elke Minister van de Regering trekt in een specifieke basisallocatie het bedrag uit dat overeenstemt met de financiering van zijn aandeel.
  § 3. Uiterlijk 31 maart van het referentiejaar voorziet elke Minister van de Regering FOREm tegen vijfenzeventig percent van zijn kredieten van een bedrag als medefinanciering met de Minister.
  Het saldo wordt op het einde van het boekjaar en uiterlijk 31 maart van het volgende jaar uitbetaald door elke Minister van de Regering in verhouding tot de werkelijke uitgaven en op grond van de schuldvorderingen en bewijsstukken die FOREm vooraf heeft bezorgd.
  § 4. Worden bovenvermelde termijnen door een Minister van de Regering overschreden bezorgt FOREm een herinnering binnen drie werkdagen en licht het de Minister behoorlijk in.
  Blijven maatregelen van de betrokken Minister voor een spoedige regularisatie van de toestand uit, wordt de zaak door de Regering behandeld op diens eerstvolgende vergadering. Een halfmaandelijkse herinnering wordt eveneens door FOREm aan de betrokken Minister gericht.

Art. 12ter. <Ingevoegd bij BWG 2006-09-21/46, art. 12; Inwerkingtreding : 22-10-2006> § 1. De onverschuldigd gestorte tegemoetkoming wordt bij alle rechtsmiddelen door FOREm verhaald, en meer bepaald door ze in te houden van de nog te storten tegemoetkomingsbedragen.
  § 2. Elke werkgever die in het kader van het decreet en van dit besluit een schuld heeft tegenover de " FOREm ", kan een aanzuiveringsplan met deze laatste overeenkomen voorzover de duur van dat plan niet hoger is dan vierentwintig maanden.
  De Minister is alleen bevoegd om een aanzuiveringsplan met een duur van meer dan vierentwintig maanden te sluiten.
  De werkgever die een aanzuiveringsplan wil krijgen, richt een aanvraag aan FOREm, hetzij per post, hetzij per e-mail, aan de hand van een formulier waarvan het model door FOREm wordt bepaald.
  Wanneer de aanvraag een aanzuiveringsplan van hoogstens vierentwintig maanden betreft, deelt de FOREm binnen dertig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag zijn beslissing aan de werkgever en, ter informatie, aan de Minister mede.
  Wanneer de aanvraag een aanzuiveringsplan van meer dan vierentwintig maanden betreft, maakt FOREm binnen dertig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag een met redenen omkleed voorstel van beslissing aan de Minister over, die binnen twintig dagen beslist.
  De Minister maakt daarna de beslissing aan FOREm over die er binnen tien dagen per post kennis van geeft aan de werkgever.
  Bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in een aanzuiveringsplan wordt het totaal van de verschuldigde sommen geacht onmiddellijk invorderbaar te zijn en wordt teruggevorderd overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel.

Art. 12quater. <Ingevoegd bij BWG 2006-09-21/46, art. 13; Inwerkingtreding : 22-10-2006> De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die het uitgangspunt van de termijn is, is niet inbegrepen. De vervaldag is in deze termijn inbegrepen. Wanneer deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijk verlofdag is, wordt de vervaldatum uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.
  In afwijking van het beginsel verwoord in vorig lid worden de termijnen bepaald in artikel 3 opgeschort tijdens de maanden juli en augustus.

Art.13. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 14.De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.