14 MAART 1997. - Koninklijk besluit houdende werking van de taalinspectie inzake onderwijs.
Art. 1-12
Artikel 1. De taalinspectie in het onderwijs wordt uitgeoefend door vier taalinspecteurs, twee van de Nederlandse taalrol en twee van de Franse taalrol.
Art.2. De taalinspecteurs zijn belast met de doorlopende controle van de toepassing van de bepalingen van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs.
Art.3. Het optreden van de taalinspectie bestaat in het nazicht van de eerste inschrijving van de leerling overeenkomstig artikel 17 van voornoemde wet.
Art.4. Geen taalinspecteur treedt op zonder de medewerking van een taalinspecteur van de andere taalrol.
Art.5. Voor de toepassing van artikel 17, tweede lid, b, van voornoemde wet mag het schoolhoofd, tegen overlegging van een taalverklaring van het gezinshoofd, het kind voorlopig toelaten tot het onderwijs.
De taalverklaring wordt op de dag dat het kind aanvaard is, door het schoolhoofd toegezonden aan de taalinspectie.
De taalinspectie viseert binnen dertig werkdagen van haar ontvangst de taalverklaring van het gezinshoofd.
De dossiers waarover de twee taalinspecteurs die het dossier behandelen het niet eens zijn, worden binnen dezelfde termijn, door bemiddeling van de secretaris-generaal van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, aanhangig gemaakt bij de voorzitter van de commissie bedoeld in artikel 18 van voornoemde wet.
Het schoolhoofd wordt van het aanhangig maken van deze dossiers in kennis gesteld, en verwittigt het gezinshoofd bij aangetekend schrijven.
Art.6. § 1. De commissie bedoeld in artikel 18 van voornoemde wet is samengesteld uit een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, twee leden en evenveel plaatsvervangende leden. Ze worden door Ons benoemd, op de voordracht van de Minister(s) die bevoegd is (zijn) voor de federale aangelegenheden inzake onderwijs.
§ 2. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen onder de tweetalige in dienst zijnde, emeriti- of ereleden van de rechtbanken van eerste aanleg.
De leden en plaatsvervangende leden worden gekozen onder de ambtenaren van de federale overheid bekleed met een graad van minstens rang 13, voor de helft onder de ambtenaren van de Nederlandse taalrol en voor de andere helft onder de ambtenaren van de Franse taalrol die, overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid of artikel 46, § 4, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, het bewijs hebben geleverd van een voldoende kennis van de tweede taal.
§ 3. De commissie doet uitspraak uiterlijk binnen dertig werkdagen na de ontvangst van het dossier.
§ 4. De commissie deelt haar met redenen omklede beslissing per aangetekende brief mee aan het schoolhoofd en aan het gezinshoofd.
Art.7. De termijn om tegen de beslissing van de taalinspecteurs of van de commissie beroep aan te tekenen bedraagt twintig werkdagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
Art.8. § 1. De jury bedoeld in artikel 18 van voornoemde wet bestaat uit een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, twee leden en evenveel plaatsvervangende leden. Ze worden door Ons benoemd, op de voordracht van de Minister(s) die bevoegd is (zijn) voor de federale aangelegenheden inzake onderwijs.
De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden gekozen onder de tweetalige in dienst zijnde, emeriti- of ere-raadsheren van de hoven van beroep.
De leden en plaatsvervangende leden worden gekozen onder de ambtenaren van de federale overheid bekleed met een graad van minstens rang 15, voor de helft onder de ambtenaren van de Nederlandse taalrol en voor de andere helft onder de ambtenaren van de Franse taalrol die, overeenkomstig artikel 43, § 3, derde lid, of artikel 46, § 4, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, het bewijs hebben geleverd van een voldoende kennis van de tweede taal.
§ 2. De jury doet uitspraak uiterlijk binnen dertig werkdagen na de ontvangst van het beroepschrift.
§ 3. De jury deelt haar met redenen omklede beslissing per aangetekende brief mee aan het schoolhoofd en aan het gezinshoofd.
Art.9. Het huishoudelijk reglement van de commissie en van de jury wordt vastgesteld bij ministerieel besluit, op voorstel van de respectieve voorzitters.
Art.10. Het koninklijk besluit van 30 november 1966 houdende werking van de taalinspectie inzake onderwijs, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 februari 1969 en 30 november 1994 wordt opgeheven.
Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12. Onze Ministers bevoegd voor de federale aangelegenheden inzake onderwijs zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 maart 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Wetenschapsbeleid,
Y. YLIEFF