6 FEBRUARI 1997. - Koninklijk besluit betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 3, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-02-1997 en tekstbijwerking tot 20-12-2001).
Art. 1-8
1997007094 1997011289 1998000262 1998007216 2001021610 2015011528
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 223, § 1, b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is.
Onder voorbehoud van wat bepaald is in dit besluit, zijn deze overheidsopdrachten onderworpen aan titel II van het eerste boek van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en aan het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, met uitzondering van de artikelen 27 tot 36, 37, eerste lid, 39, tweede lid, 40, § 2, 50, 53 tot 62, 65, tweede lid, 66, § 2, 79, 82, 83, § 1, tweede lid, en § 2 en 3, 84 en 121 van dit besluit.
Art.2. <KB 2001-12-06/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Wanneer een federaal Minister aan de Ministerraad een in artikel 1 van dit besluit beoogde opdracht voor aanneming van leveringen of diensten ter goedkeuring voorlegt die te gunnen is via offerteaanvraag of via onderhandelingsprocedure, beslist de Ministerraad, indien nodig, toe te staan dat, overeenkomstig de voorwaarden van § 6 van dit artikel, rekening wordt gehouden met overwegingen die verbonden zijn aan de versterking van het economisch of technologisch potentieel van het land en die verenigbaar zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, geconcretiseerd in de vorm van nijverheidscompensaties. Deze nijverheidscompensaties hebben ofwel betrekking op de studie, de inrichting, de ontwikkeling, de gemeenschappelijke productie of de productie van leveringen of diensten die bij voorkeur van hoogtechnologische aard moeten zijn.
De opdrachten waarvoor voorgesteld kan worden om een clausule van nijverheidscompensaties in te voegen, moeten, volgens de weerhouden gunningswijze, één van de bedragen, zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau, bereiken of overschrijden.
Ongeacht de gekozen gunningswijze, maakt elke opdracht waarvoor een clausule van nijverheidscompensaties wordt toegestaan door de Ministerraad, het voorwerp uit van een aankondiging van opdracht gepubliceerd in het Bulletin der Aanbestedingen. De aankondiging vermeldt deze clausule. Voor de opdrachten te gunnen bij wijze van onderhandelingsprocedure als bedoeld in artikel 17, § 2, van de wet zijn de bekendmakingsregels bepaald in de artikelen 40, §§ 1 en 3, en 66, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 van toepassing.
§ 2. Het bedrag van de opdracht dient te worden geraamd volgens de regels vastgesteld door de artikelen 28 of 54 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996.
§ 3. Wanneer nijverheidscompensaties worden toegestaan, geeft het bestek het gunningscriterium betreffende de aan de opdracht verbonden compensaties aan. De instemming van de Ministerraad bepaald in § 1 van dit artikel slaat eveneens op dit criterium en op de gewogen waarde hiervan in vergelijking met de andere gunningscriteria voor de opdracht. Deze gewogen waarde mag niet hoger zijn dan 15 procent van alle criteria van de opdracht.
De Ministerraad stemt bovendien in met het niveau van de contractuele sancties die het bestek moet bepalen bij niet-uitvoering van de door de aannemer aangegane verbintenissen inzake nijverheidscompensaties. Dit niveau bedraagt minstens 10 procent van het niet gerealiseerde bedrag van de nijverheidscompensaties.
§ 4. Wanneer nijverheidscompensaties worden toegestaan, kan de inschrijver, naast de offerte voor de leveringen en diensten die het voorwerp uitmaakt van de opdracht, eveneens een offerte indienen voor de nijverheidscompensaties. In dat geval moet hij de offerte met betrekking enerzijds tot de leveringen of de diensten en anderzijds tot de nijverheidscompensaties elk indienen onder een afzonderlijke en definitief gesloten omslag. Die omslagen worden aan de bevoegde Minister, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet verzonden of overhandigd. De afwezigheid van een offerte voor de nijverheidscompensaties of de onregelmatigheid ervan leidt niet tot de onregelmatigheid van de offerte van de inschrijver voor de leveringen en diensten die het voorwerp uitmaken van de opdracht.
§ 5. Na de opening van de offertes met betrekking tot de leveringen en de diensten bij offerteaanvraag of na hun ontvangst bij onderhandelingsprocedure worden de omslagen die de offertes voor de nijverheidscompensaties bevatten zonder verwijl en zonder te zijn geopend, overgemaakt aan de Minister bevoegd voor Economie.
§ 6. De bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet gaat over tot de beoordeling van de offertes wat hun regelmatigheid betreft, alsook van de criteria en de eisen van het bestek, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor het criterium betreffende de nijverheidscompensaties.
Hij informeert zonder verwijl de Minister bevoegd voor Economie over de niet geselecteerde kandidaten of inschrijvers en over de inschrijvers wiens offerte als onregelmatig wordt beoordeeld. Deze laatste onderzoekt gelijktijdig de offertes voor de nijverheidscompensaties van de op deze wijze gekozen inschrijvers en gaat over tot de beoordeling ervan op kwalitatief en kwantitatief vlak. De voorgestelde nijverheidscompensaties worden wat de beoordeling betreft slechts in overweging genomen ten belope van het totaalbedrag van de opdracht. Daartoe kan hij, volgens de gunningsprocedure van de opdracht, de inschrijvers uitnodigen hun offertes te verduidelijken of erover te onderhandelen. De bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet bepaalt in overleg met de Minister bevoegd voor Economie de datum tot wanneer eventueel verduidelijkingen bij offerteaanvraag en wijzigingen bij onderhandelingsprocedure kunnen aangebracht worden in de offertes.
Als de bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet uit de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde beoordeling afleidt dat offertes een vergelijkbaar belang vertegenwoordigen, wordt het criterium betreffende de nijverheidscompensaties in aanmerking genomen voor de gunning van de opdracht. In het tegengestelde geval, wordt enkel de beoordeling overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder offertes die een vergelijkbaar belang vertegenwoordigen, verstaan dat zij zich binnen een marge van 10 procent bevinden wat de gemotiveerde en gewogen rangschikking betreft die voortvloeit uit de beoordeling overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf. De marge wordt berekend in functie van het resultaat van de inschrijver die bij de vergelijking van de offertes als eerste wordt geklasseerd.
De bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet en de Minister bevoegd voor Economie, bepalen ieder wat hem betreft, de toe te passen quoteringsmethode in het bestek.
§ 7. De bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet informeert de Minister bevoegd voor Economie over de offertes die een vergelijkbaar belang vertegenwoordigen.
Binnen een termijn overeengekomen door beide Ministers die maximaal 30 dagen bedraagt vanaf deze informatieverstrekking, maakt de Minister bevoegd voor Economie de offertes voor de in aanmerking genomen nijverheidscompensaties over aan de bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, samen met hun volgens de in het bestek bepaalde quoteringsmethode gewogen en gemotiveerde rangschikking.
§ 8. Na instemming van de Ministerraad wordt de opdracht gegund door de bevoegde Minister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet. "
Art.3. In geval van onderhandelingsprocedure in de zin van artikel 17, § 2 en § 3, van de wet, wanneer het geraamde bedrag van de overheidsopdracht voor aanneming van leveringen of diensten, gelijk is aan of hoger is dan de bedragen, zonder belasting op de toegevoegde waarde, bepaald in artikel 120 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en indien er meerdere gegadigden zijn, worden ze gelijktijdig en schriftelijk uitgenodigd om een offerte in te dienen. Deze uitnodiging bevat ten minste :
1° het bestek en, eventueel, de bijgevoegde aanvullende documenten;
2° indien nodig, het adres van de dienst waar de aanvullende documenten kunnen opgevraagd worden en de uiterste datum van aanvraag, evenals het ter verkrijging van deze documenten verschuldigd bedrag en wijze van betaling daarvan;
3° de uiterste datum voor ontvangst van de offertes, het adres waarnaar ze moeten verstuurd worden en de taal of talen waarin ze moeten opgesteld worden;
4° de aanduiding van de eventueel toe te voegen documenten;
5° desgevallend, en onverminderd de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de vergoeding van bepaalde diensten, de gunningscriteria van de opdracht.
Art.4. <KB 2001-12-06/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De aannemer is gebonden door zijn offerte voor de nijverheidscompensaties, ook al werd het criterium betreffende de nijverheidscompensaties niet in aanmerking genomen voor de gunning van de opdracht. De niet-uitvoering van de door de aannemer aangegane verbintenissen inzake nijverheidscompensaties geeft aanleiding tot de toepassing van de daartoe bepaalde sancties.
Art.5. De Minister tot wiens bevoegdheid Economie behoort kan zich laten bijstaan door een Raad voor de Nijverheidscompensaties bevoegd om adviezen te formuleren wat betreft de algemene lijnen in het kader van de politiek inzake compensaties. Hij bepaalt de samenstelling ervan.
Art.6. Het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, is van toepassing op de in dit besluit bedoelde overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 3, § 1, van de wet.
Het contract aangaande de uitvoering van de nijverheidscompensaties kan nochtans het voorwerp uitmaken van bijzondere uitvoeringsregels die het nader omschrijft of die in het bestek vermeld worden.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1997 voor de overheidsopdrachten die met ingang van deze datum worden gepubliceerd en voor deze waarvoor, bij ontstentenis van verplichting om een aankondiging te publiceren, met ingang van deze datum wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte of van een kandidatuur.
De overheidsopdrachten die gepubliceerd zijn vóór 1 mei 1997 of deze waarvoor, bij ontstentenis van verplichting om een aankondiging te publiceren, wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte of van een kandidatuur vóór deze datum, blijven onderworpen aan de wets- en reglementsbepalingen zoals ze ten tijde van de aankondiging of van de uitnodiging gelding hadden.
Art. 8. Onze Eerste Minister, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 februari 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
E. DI RUPO
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET