23 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningswijze van de bijdrage, verschuldigd voor het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, door de zelfstandigen toegelaten tot de voortgezette verzekering en door de gewezen kolonisten.
Art. 1-3
Artikel 1. Artikel 9 van het koninklijk besluit van 30 juli 1964, houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen wordt verruimd, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 november 1996, wordt aangevuld met de volgende leden :
" Naast het vervullen van de bijdrageplicht met het oog op het vrijwaren van hun pensioenrechten voor de betreffende periode, moeten de, in artikel 3, 3° en 4°, bedoelde, gerechtigden de betaling bewijzen van een jaarlijkse bijdrage die als volgt wordt berekend :
a) voor de personen bedoeld in artikel 3, 3° :
- 4,51 pct. op het gedeelte van het referte-inkomen, in de zin van artikel 11 van koninklijk besluit nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen dat het bedrag vermeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit niet overschrijdt, met dien verstande dat dit inkomen geacht wordt het bedrag bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit te bereiken wanneer het referte-inkomen dat bedrag niet bereikt, en
- 4,28 pct. op het gedeelte van genoemd referte-inkomen, dat wordt beoogd in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 38;
b) voor de personen bedoeld in artikel 3, 4° :
- 4,51 pct op het bedrag bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van het voormeld koninklijk besluit nr. 38.
Voor de berekening van de in het vorig lid bedoelde bijdragen worden de, in artikel 12 van voormeld koninklijk besluit nr. 38 bedoelde, bedragen geïndexeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit. "
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.
Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN