8 AUGUSTUS 1997. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van het niet-rijdend personeel tewerkgesteld in sommige ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer.
Art. 1-7
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder subsector van het goederenvervoer voor rekening van derden :
1° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor hetwelk een vervoervergunning vereist is welke door de bevoegde overheid afgeleverd werd;
2° het goederenvervoer voor rekening van derden door middel van een voertuig met of zonder motor voor hetwelk geen vervoervergunning vereist is;
3° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer over land, voertuigen voor dewelke een vervoervergunning vereist is welke door de bevoegde overheid afgeleverd werd;
4° het verhuur met chauffeur van voertuigen met of zonder motor bestemd voor het goederenvervoer over land, voertuigen voor dewelke geen vervoervergunning vereist is.
Voor de toepassing van dit besluit worden de taxibestelwagens, met name de voertuigen waarvan het laadvermogen gelijk of kleiner is dan 500 kilogram en uitgerust met een taximeter, beschouwd als voertuigen voor dewelke geen vervoervergunning vereist is.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit worden verstaan onder subsector van de goederenbehandeling voor rekening van derden, de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en die, buiten de havenzones, zich inlaten met :
1° alle behandeling van goederen voor rekening van derden ter voorbereiding van het vervoer en/of ter afwerking van dit vervoer, onafgezien het gebruikt vervoermiddel;
2° en/of de logistieke diensten ter voorbereiding van het vervoer van goederen voor rekening van derden en/of ter afwerking van dit vervoer, onafgezien het gebruikt vervoermiddel;
Art.2. Dit besluit is van toepassing op :
1° op de werklieden behorend tot de categorie van het niet-rijdend personeel van de vervoerondernemingen die behoren tot de subsector van het goederenvervoer over land voor rekening van derden en die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
2° op de werklieden van de ondernemingen behorend tot de subsector van de goederenbehandeling voor rekening van derden en die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
3° op de werkgevers behorend tot de subsector van het goederenvervoer over land voor rekening van derden en tot de subsector van het goederenvervoer over land en tot de subsector van de goederenbehandeling voor rekening van derden en die onder het Paritair Comité voor het vervoer ressorteren;
Art.3. Voor de vaststelling van de arbeidsduur wordt de wachttijd gedurende dewelke de werkman ter beschikking staat van de werkgever, alhoewel hij geen prestatie kan leveren wegens de afwezigheid van voertuigen en/of van goederen waarmede hij zich zou moeten bezighouden, niet als arbeidstijd beschouwd.
De wachttijd is beperkt tot 2 uren per dag met een maximum van 10 uren per week.
Art.4. De grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld door de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of een lagere grens vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen overschreden worden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van maximum zes maanden, gemiddeld de arbeidsduur vastgesteld bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt.
Art.5. Het koninklijk besluit van 28 april 1989 betreffende de arbeidsduur van het niet rijdend personeel tewerkgesteld in sommige ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer, wordt opgeheven.
Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET