Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JANUARI 1997. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot invoeging van een artikel 79bis in het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Artikel 79bis. § 1. Het plaatselijk werkgelegenheidsagschap bepaalt het bedrag van het inschrijvingsrecht jaarlijks of per type activiteit te betalen door de kandidaat-begunstigde van een activiteit bedoeld in artikel 79, zonder dat dit 300 F per kalenderjaar per kandidaat-begunstigde mag overschrijden. Het agentschap mag evenwel beslissen geen inschrijvingsrecht te eisen. Het mag bij het bepalen van het verschuldigde bedrag onder meer onderscheid maken naargelang de kandidaat-begunstigde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.
  § 2. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bepaalt, binnen de in het derde lid vastgestelde grenzen, het bedrag van de uurvergoeding die de begunstigde van een activiteit bedoeld in artikel 79 verschuldigd is.
  Het bedrag van de uurvergoeding kan variëren per soort activiteit en volgens het loonniveau in de streek. Een onderscheid kan bovendien gemaakt worden naargelang de begunstigde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is. Er kan eveneens een voorkeurtarief voor bepaalde categorieën van begunstigden voorzien worden.
  De uurvergoeding bedraagt minstens 200 F en ten hoogste 300 F en dient een veelvoud van 10 F te zijn.
  Voor de activiteiten ten behoeve van de land- en tuinbouwsector bedraagt de uurvergoeding een bedrag dat niet lager mag zijn dan 200 F en niet hoger dan 250 F. In afwijking van het eerste lid, kan dit bedrag jaarlijks vastgesteld worden door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, na advies van het bevoegd Paritair Comité.
  § 3. Volgende activiteiten mogen, indien het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap niet heeft vastgesteld dat ze in de betreffende gemeente worden aangetroffen in de reguliere arbeidscircuits, in toepassing van artikel 79 worden verricht :
  1° ten behoeve van natuurlijke personen
  a) thuishulp met huishoudelijk karakter;
  b) hulp voor de bewaking of de begeleiding van zieken of kinderen;
  c) hulp voor het verrichten van administratieve formaliteiten;
  d) hulp voor het klein tuinonderhoud;
  2° ten behoeve van de lokale overheden, activiteiten beantwoordend aan de noden waaraan niet tegemoet gekomen wordt door de reguliere arbeidscircuits, inzonderheid ingevolge het tijdelijke en exceptionele karakter van de nood of ingevolge het feit dat deze nood door recente maatschappelijke evoluties ontstaan of merkelijk toegenomen is.
  Kunnen inzonderheid als dergelijke activiteiten worden beschouwd, de bescherming van het leefmilieu, de buurtveiligheid en het tegemoetkomen aan buurtnoden, de begeleiding van kinderen, jongeren en van sociaal zwakkeren, alsmede socio-culturele activiteiten die van occasionele aard of van beperkte omvang zijn;
  3° ten behoeve van onderwijsinstellingen, verenigingen zonder winstoogmerk en andere niet-commerciële verenigingen, activiteiten die door hun aard of hun omvang of door hun occasioneel karakter gewoonlijk verricht worden door vrijwilligers, inzonderheid de activiteiten van personen die hulp verlenen ter gelegenheid van sociale, culturele, sportieve, caritatieve of levensbeschouwelijke manifestaties;
  4° ten behoeve van de land- en tuinbouwsector, de activiteiten uitgeoefend binnen het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitsluiting van de champignonteelt en het aanplanten en onderhouden van parken en tuinen, volgens de modaliteiten en formaliteiten vastgesteld door de Ministers van Tewerkstelling en Arbeid en van Landbouw, na advies van het beheerscomité.

Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1994.

Art.3. De besluiten tot wijziging of uitvoering van het artikel 79bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, genomen na 1 juni 1994, worden hiermede beschouwd als wijzigingen of uitvoeringen van het artikel 79bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd door dit besluit.
  Deze besluiten zijn met name :
  - het koninklijk besluit van 26 maart 1996 tot wijziging van sommige bepalingen van de werkloosheidsreglementering in het kader van de verdere uitvoering van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid;
  - het ministerieel besluit van 4 augustus 1994 tot wijziging van het opschrift van hoofdstuk XI van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering en tot vervanging van artikel 55 van hetzelfde besluit;
  - het ministerieel besluit van 7 april 1995 tot wijziging van artikel 55 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering;
  - het ministerieel besluit van 17 april 1996 tot wijziging van de artikelen 54, 55 en 56 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.

Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 27 januari 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET