Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 3, 5°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. (NOTA : De woorden "Controledienst voor de Verzekeringen", "Controledienst" en "Dienst" worden vervangen door ofwel "CBFA", ofwel "Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen", volgens de art. 26 en 33 van KB 2003-03-25/34 ; Inwerkingtreding : 01-01-2004) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-02-1997 en tekstbijwerking tot 09-03-2011)



Inhoudstafel:


Art. 1-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1931060950  1931061050  1969051402 



Uitvoeringsbesluit(en):

1999A11303  2001011086  2003023009  2006003245  2006A03245 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet : det van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
  2° de Controledienst : de Controledienst voor de Verzekeringen opgericht door de wet;
  3° de verzekeringsondernemingen en -instellingen : de verzekeringsondernemingen en -instellingen bedoeld in artikel 2, § 3, 5° van de wet;
  (4° het koninklijk besluit van 14 november 2003 : het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst.) <KB 2003-11-14/35, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.2. Onder voorbehoud van de hiernavolgende bepalingen, zijn de wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen van toepassing op de verzekeringsondernemingen en -instellingen.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt onder de in artikel 2, § 3, 5° van de wet bedoelde reglementering verstaan, (het koninklijk besluit van 14 november 2003). <KB 2003-11-14/35, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.3. Voor de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen worden de verzekeringsondernemingen en -instellingen, die de vorm hebben van gemeenschappelijke verzekeringskas, beschouwd als onderlinge verzekeringsverenigingen.

Art.4. Indien de verzekeringsondernemingen en -instellingen andere verzekeringsverrichtingen doen dan de verrichtingen betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers bedoeld door (het koninklijk besluit van 14 november 2003), voeren zij voor deze laatste verrichtingen een afzonderlijke boekhouding, tenzij zij dezelfde verdelingswijze van de winst voor die verrichtingen toepassen. <KB 2003-11-14/35, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

Art.5. Voor de toepassing van dit besluit moet artikel 15bis, § 1, 3° van de wet als volgt worden gelezen :
  " de reserves, wettelijke of vrije, en de reservefondsen die niet tegenover verplichtingen staan ".

Art.6. Voor de toepassing van dit besluit moet artikel 92 van de wet, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 augustus 1994, als volgt gelezen worden :
  " Art. 92. De ondernemingen en instellingen die de verrichtingen bedoeld bij artikel 2, § 3, 5° van deze wet doen op het ogenblik dat het koninklijk besluit tot uitvoering van die bepaling in werking treedt, mogen hun bedrijvigheid voortzetten.
  Zij moeten binnen de drie maanden te rekenen van de inwerkingtreding van het in het vorig lid bedoelde besluit de bij artikel 5 bedoelde aanvraag indienen en de in artikel 16 genoemde dekkingswaarden samenstellen.
  Vóór het verstrijken van een termijn van zes maanden ingaande bij het aflopen van de in het vorig lid bedoelde termijn van drie maanden doet de Koning uitspraak over het verlenen of weigeren van de toelating. De ondernemingen en instellingen mogen tot dan hun bedrijvigheid voortzetten, tenzij zij verzuimen binnen voormelde drie maanden hun aanvraag tot toelating in te dienen of dekkingswaarden samen te stellen.
  Indien zij hun activiteit moeten stopzetten bij toepassing van dit artikel zijn de artikelen 44, 45 en 46 van deze wet van toepassing. "

Art.7. Voor de toepassing van dit besluit moet artikel 93 van de wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 juni 1981 en 12 augustus 1994, als volgt worden gelezen :
  " Art. 93. Aan de ondernemingen of instellingen bedoeld in artikel 2, § 3, 5° van deze wet, kan de toelating worden verleend ook als zij niet voldoen aan de bij artikel 15 opgelegde verplichtingen; om aan de voornoemde verplichtingen te voldoen krijgen zij een uitstel van twee jaar, ingaande bij het van kracht worden van het besluit tot uitvoering van artikel 2, § 3, 5° van deze wet, op voorwaarde dat zij een door de Controledienst goedgekeurd financieringsplan eerbiedigen. "

Art.8. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 mei 1969, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 november 1975, wordt als volgt gewijzigd :
  1° in § 1, 2°, tweede lid worden de woorden "de schaal als bijlage gevoegd bij dit besluit" vervangen door de woorden "de van toepassing zijnde technische grondslagen die in overeenstemming moeten zijn met de bepalingen van de reglementering betreffende de levensverzekeringsactiviteit, genomen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen";
  2° in § 2, tweede lid wordt de tweede zin geschrapt.

Art.9. In artikel 7, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden "de schaal als bijlage gevoegd bij dit besluit" vervangen door de woorden "de van toepassing zijnde technische grondslagen die in overeenstemming moeten zijn met de bepalingen van de reglementering betreffende de levensverzekeringsactiviteit, genomen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen".

Art.10. Artikel 9, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " In geval van vervroegd ingaan van de ouderdomsrente overeenkomstig artikel 7, tweede lid van dit besluit, kan de toepassing van het eerste lid afhankelijk gesteld worden van de gunstige uitslag van een geneeskundig onderzoek. "

Art.11. In artikel 10, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden "de Minister" vervangen door de woorden "de Controledienst voor de Verzekeringen ingesteld door de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen".

Art.12. Artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 november 1975, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 12. § 1. De verzekeringsinstellingen zijn gehouden dezelfde technische grondslagen te gebruiken voor het geheel van de mannelijke verzekerden, en voor het geheel van de vrouwelijke verzekerden.
  De verzekeringen tegen overlijden mogen geen uitgesloten risico's bevatten, uitgezonderd de zelfmoord die minder dan één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gebeurt.
  § 2. Tenzij de Controledienst voor de Verzekeringen een afwijking toestaat mogen de lasten de volgende percentages niet overschrijden :
  a) wat het vestigen van de rente en de verzekering voorzien in artikel 5, § 1, 1° en 2° betreft :
  - lasten voor beheerskosten : 5 pct. voor de stortingen;
  - lasten voor het uitbetalen van renten : 1 pct.;
  b) wat de tijdelijke verzekering voor één jaar bedoeld in artikel 5, § 1, 3° betreft :
  - lasten : 0,0005 van het verzekerd kapitaal. "

Art.13. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 18. Het koninklijk besluit van 8 juni 1931 tot vaststelling van het algemeen reglement van toepassing van de wet van 18 juni 1930 betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en voortijdige dood der bedienden, is niet van toepassing op de verrichtingen bedoeld door dit besluit. "

Art.14. Artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 26 oktober 1973, wordt als volgt gewijzigd :
  1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende bepaling :
  " Wanneer slechts een gedeelte van het omslagfonds wordt uitgekeerd, wordt het saldo overgedragen voor een latere distributie. ";
  2° het vijfde lid wordt geschrapt.

Art.15. Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt met de volgende woorden aangevuld :
  " met uitzondering van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 12, 21 en 22 en die door de Controledienst voor de Verzekeringen worden gecontroleerd ".

Art.16. Worden opgeheven :
  1° het koninklijk besluit van 24 december 1930 tot inrichting van het organiek reglement van de hogere Commissie voor ouderdomspensioenen, bedoeld in de artikelen 60 en volgende van de wet van 14 juli 1930, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 september 1931;
  2° het koninklijk besluit van 9 juni 1931 genomen in uitvoering van artikel 26 van de wet van 18 juni 1930 betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en voortijdige dood van bedienden, tot vaststelling van de tarieven van de rentes die door de toegelaten verzekeringsinstellingen moeten worden gewaarborgd, gewijzigd bij koninklijk besluit van 15 maart 1939;
  3° het koninklijk besluit van 10 juni 1931 genomen in uitvoering van artikel 26 van de wet van 18 juni 1930 betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en voortijdige dood van bedienden met betrekking tot de voorwaarden tot toelating van de verzekeringsinstellingen, voorzien in artikel 24 van die wet, gewijzigd bij koninklijk besluit van 26 november 1931 en het Regentsbesluit van 30 maart 1948;
  4° de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 14 mei 1969 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers :
  a) artikel 6, gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 november 1975;
  b) de artikelen 15, 19, 20, 23, 24 en 25;
  c) de bijlagen 1 tot 16, vervangen bij koninklijk besluit van 3 november 1975.

Art.17. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 18. Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 5 december 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie,
  E. DI RUPO
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN