30 OKTOBER 1997. - Koninklijk besluit betreffende de vergoeding verschuldigd aan auteurs en uitgevers voor het kopiëren voor privé-gebruik of didactisch gebruik van werken die op grafische of op soortgelijke wijze zijn vastgelegd. (KB reprografie) (NOTA : opgeheven, wat betreft het in het handelsverkeer brengen van apparaten en het maken van kopieën van beschermde werken in de zin van dit besluit, uitgevoerd vanaf 1 januari 2017, bij BFG2017-02-15/05, art. 19, § 1, 013; Inwerkingtreding : 10-03-2017. Overgangsbepalingen: art. 19, §§ 2 en 3) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-1997 en tekstbijwerking tot 10-03-2017)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Forfaitaire vergoeding.
Afdeling. - Bedragen van de forfaitaire vergoeding.
Art. 2-4
Afdeling 2. - Tijdstip waarop de forfaitaire vergoeding verschuldigd is.
Art. 5-6
Afdeling 3. - Nadere regels voor de inning van de forfaitaire vergoeding.
Art. 7
HOOFDSTUK III. - Evenredige vergoeding.
Afdeling 1. - Bedragen van de evenredige vergoeding.
Onderafdeling 1. - Bedragen van de evenredige vergoeding ingeval niet aan de inning wordt meegewerkt.
Art. 8
Onderafdeling 2. - Bedragen van de evenredige vergoeding ingeval aan de inning wordt meegewerkt.
Art. 9
Onderafdeling 3. - Algemene medewerking.
Art. 10
Onderafdeling 4. - Gestandaardiseerde medewerking.
Art. 11-13
Onderafdeling 5. - Adviesprocedure.
Art. 14
Afdeling 2. - Tijdstip waarop de evenredige vergoeding verschuldigd is.
Art. 15
Afdeling 3. - Nadere regels voor de inning van de evenredige vergoeding.
Onderafdeling 1. - Aangifte.
Art. 16-18
Onderafdeling 2. - Kennisgeving van het bedrag van de evenredige vergoeding.
Art. 19
Onderafdeling 3. - Voorlichting van de vergoedingsplichtigen.
Art. 20
HOOFDSTUK IV- Nadere regels voor de controle.
Afdeling 1. - Vermeldingen op de facturen.
Art. 21
Afdeling 2. - Verzoek om gegevens.
Art. 22
HOOFDSTUK V. - Nadere regels voor de verdeling.
Afdeling 1. - Verzoek om gegevens.
Art. 23
Afdeling 2. - Goedkeuring van de verdelingsregels.
Art. 24
HOOFDSTUK VI. - Aanpassing van de bedragen van de vergoeding voor reprografie.
Art. 25
HOOFDSTUK VII. - Studie betreffende de reprografie.
Art. 26
HOOFDSTUK VIII. - Raadpleging van de betrokken milieus.
Art. 27
HOOFDSTUK IX. - Procedure van goedkeuring door de Minister.
Art. 28
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 29-30
BIJLAGE.
Art. N
2001009317 2001009613 2002009177 2002009464 2002009540 2002011509 2003011239 2003011595 2004011497 2004011511 2005011284 2005011458 2006011209 2006011210 2006011500 2007011500 2009011452 2010011393 2011011269 2011011404 2012011183 2012011422 2013011546 2014011591
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:
1° wet: de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;
2° vergoeding voor reprografie: het recht op vergoeding bedoeld in de artikelen 59 en 60 van de wet;
3° forfaitaire vergoeding: de vergoeding bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de wet;
4° bijdrageplichtige: de fabrikanten, invoerders en intracommunautaire aankopers bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de wet;
5° apparaat: de apparaten bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de wet;
6° office offsetmachine: offsetmachines waarvan het maximale papierformaat niet groter is dan A3;
7° invoer: het binnenkomen op het nationale grondgebied van een of meer apparaten afkomstig uit een Staat die geen lid is van de Europese Unie;
8° intracommunautaire aankoop: het binnenkomen op het nationale grondgebied van een of meer apparaten afkomstig uit een andere Lid-Staat van de Europese Unie;
9° uitvoer: het buiten het nationale grondgebied brengen van een of meer apparaten naar een Staat die geen lid is van de Europese Unie;
10° intracommunautaire levering vanaf het nationale grondgebied: het buiten het nationale grondgebied brengen van een of meer apparaten naar een andere Lid-Staat van de Europese Unie;
11° professionele invoerder en professionele intracommunautaire aankoper: de invoerders en de intracommunautaire aankopers van wie de handelsbedrijvigheid bestaat in de verspreiding van apparaten;
12° andere invoerder en intracommunautaire aankoper: invoerders en intracommunautaire aankopers die geen professionele invoerder of professionele intracommunautaire aankoper zijn;
13° evenredige vergoeding: de vergoeding bedoeld in artikel 60 van de wet;
14° vergoedingsplichtige: de personen die overeenkomstig artikel 60 van de wet voornoemde evenredige vergoeding moeten betalen;
15° gebruikt apparaat: het apparaat waarmee de vergoedingsplichtigen kopieën vervaardigen of dat zij kosteloos of onder bezwarende titel ter beschikking stellen van anderen;
16° onderwijsinstelling: de instellingen die onderwijs of opleidingen verstrekken en die daartoe door de overheid zijn erkend of opgericht, evenals de openbare instellingen en de instellingen die behoren tot het verenigingswezen en werkzaam zijn in het domein van de tewerkstelling, de beroepsopleiding en de socio-professionele integratie;
17° instelling voor openbare uitlening: de voor het publiek toegankelijke instellingen voor de uitlening van werken of voor de terbeschikkingstelling van exemplaren van werken met het oog op de raadpleging ervan ter plaatse, die daartoe door de overheid zijn erkend of opgericht;
18° overheid:
a) de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, alsmede de verenigingen gevormd door één of meer ervan;
b) de organismen van openbaar nut, de publiekrechtelijke verenigingen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten, de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen, de polders en wateringen, de ruilverkavelingscomités;
c) de rechtspersonen opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn, die rechtspersoonlijkheid bezitten en waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak gefinancierd worden door de overheden of instellingen bedoeld in 18° van dit artikel, of waarvan het beheer aan het toezicht van die overheden of instellingen onderworpen is of waarvan meer dan de helft van de leden van de raad van bestuur, van de directie of van de raad van toezicht door die overheden of instellingen worden aangewezen;
19° andere vergoedingsplichtigen: de vergoedingsplichtigen die noch een overheid zijn, noch een onderwijsinstelling of een instelling voor openbare uitlening hebben ingericht;
20° documentatiecentrum: de gestructureerde samenvoeging, door een vergoedingsplichtige, van op grafische of op soortgelijke wijze vastgelegde werken met het oog op de aanwending ervan door verscheidene personen;
21° beheersvennootschap: de vennootschap die krachtens artikel 61, vierde lid, van de wet, belast is met de inning en de verdeling van de vergoeding voor reprografie;
22° Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid het auteursrecht behoort;
23° vertegenwoordiger van de Minister: de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 76 van de wet.
HOOFDSTUK II. - Forfaitaire vergoeding.
Afdeling. - Bedragen van de forfaitaire vergoeding.
Art.2.(Zie artikel 25)
<KB 2002-12-13/43, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 24-01-2002>
§ 1. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding toepasselijk op kopieerapparaten wordt als volgt vastgesteld :
1° [1 5,01]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee minder dan 6 kopieën per minuut worden gemaakt;
2° [1 18,39]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee tussen 6 en 9 kopieën per minuut worden gemaakt;
3° [1 60,20]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee tussen 10 en 19 kopieën per minuut worden gemaakt;
4° [1 195,65]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee tussen 20 en 39 kopieën per minuut worden gemaakt;
5° [1 324,41]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee tussen 40 en 59 kopieën per minuut worden gemaakt;
6° [1 811,02]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee tussen 60 en 89 kopieën per minuut woren gemaakt;
7° [1 1839,43]1 EUR voor ieder kopieerapparaat waarmee meer dan 89 kopieën per minuut worden gemaakt.
Voor de vaststelling van de forfaitaire vergoeding, ook betreffende apparaten voor het maken van kleurenkopieën, wordt de zwart-witsnelheid in aanmerking genomen.
§ 2. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding toepasselijk op duplicatoren en office offsetmachines wordt als volgt vastgesteld :
1° [1 324,41]1 EUR voor iedere duplicator;
2° [1 811,02]1 EUR voor iedere office offsetmachine.
----------
(1)<VARIA 2014-11-05/01, art. M, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.3.(Zie artikel 25)
(§ 1. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding toepasselijk op scanners wordt als volgt vastgesteld :
1° manuele scanners (handheld scanner)
a) [1 2,01]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie lager dan 200 dpi;
b) [1 4,01]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 200 dpi en 299 dpi;
c) [1 6,02]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 300 dpi en 399 dpi;
d) [1 8,03]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 400 dpi en 599 dpi;
e) [1 10,04]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 600 dpi en 1.199 dpi.
2° scanners met automatische papiertoevoer (sheetfeeder scanner)
a) [1 3,34]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie lager dan 200 dpi;
b) [1 5,85]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 200 dpi en 299 dpi;
c) [1 8,37]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 300 dpi en 399 dpi;
d) [1 10,88]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 400 dpi en 599 dpi;
e) [1 13,38]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 600 dpi en 1199 dpi.
3° scanners met vast scanvenster (flatbed scanner)
a) [1 7,35]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie lager dan 200 dpi;
b) [1 25,08]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 200 dpi en 299 dpi;
c) [1 43,48]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 300 dpi en 399 dpi;
d) [1 61,87]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 400 dpi en 499 dpi;
e)[1 80,25]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 500 dpi en 599 dpi.
f) [1 100,33]1 EUR voor iedere scanner met een horizontale optische resolutie tussen 600 dpi en 1.199 dpi.
De horizontale optische resolutie is het aantal elementen van de CCD per inch waarover de scanner beschikt op het tijdstip waarop hij op het nationale grondgebied in de handel wordt gebracht.) <KB 2002-12-13/43, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 24-01-2002>
§ 2. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding kan voor een scanner niet meer bedragen dan naar gelang van het geval 2 percent van de verkoopprijs aangerekend door de fabrikanten, alsmede door de professionele invoerders en intracommunautaire aankopers, of 2 percent van de aankoopprijs betaald door de andere invoerders of intracommunautaire aankopers, zulks vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2.
Wanneer de scanner wordt geleverd ter uitvoering van een overeenkomst die voorziet in periodieke betalingen, moet de prijs welke zou worden aangerekend ter uitvoering van een verkoopsovereenkomst die voorziet in onmiddellijke betaling, in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de vergoeding.
----------
(1)<VARIA 2014-11-05/01, art. M, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.4. Voor apparaten met verscheidene functies welke overeenstemmen met die van de apparaten bedoeld in de artikelen 2 en 3, is de forfaitaire vergoeding gelijk aan het hoogste bedrag van die vastgesteld in de artikelen 2 en 3, welke op het apparaat met verscheidene functies van toepassing zijn.
Afdeling 2. - Tijdstip waarop de forfaitaire vergoeding verschuldigd is.
Art.5. § 1. Voor fabrikanten, alsook voor professionele invoerders en intracommunautaire aankopers bestaat het in de handel brengen op het nationale grondgebied in de levering door hen in België van een of meer apparaten, voor zover zulks geen uitvoer of intracommunautaire levering vanaf het nationale grondgebied inhoudt.
De terhandstelling van een apparaat aan een mogelijke klant gedurende korte tijd, uitsluitend ten einde dat apparaat uit te proberen, wordt niet als levering van een apparaat beschouwd.
Het voor zich houden, door een fabrikant, door een professionele invoerder of intracommunautaire aankoper, van een of meer apparaten om ze te gebruiken, wordt eveneens beschouwd als het in de handel brengen op het nationale grondgebied van een of meer apparaten.
Het gebruik van een apparaat door de bijdrageplichtige uitsluitend met het oog op de demonstratie ervan aan mogelijke klanten wordt niet beschouwd als het voor zich houden van een apparaat.
§ 2. Voor de andere invoerders en intracommunautaire aankopers bestaat het in de handel brengen op het nationale grondgebied respectievelijk in de invoer en de intracommunautaire aankoop van een of meer apparaten.
Art.6. De ondernemingen waarvan de handelsbedrijvigheid bestaat in de verspreiding van apparaten en welke in het kader van die bedrijvigheid niet-gebruikte apparaten waarvoor zij een forfaitaire vergoeding hebben betaald, uitvoeren of vanaf het nationale grondgebied intracommunautair leveren, kunnen de teruggave van die vergoeding door de beheersvennootschap verkrijgen op voorwaarde dat zij de volgende stukken overleggen:
1° een kopie van de door de bijdrageplichtige uitgereikte factuur betreffende de apparaten waarvoor de teruggave wordt gevraagd;
2° en alle gegevens op grond waarvan kan worden vastgesteld dat die apparaten werkelijk zijn uitgevoerd of vanaf het nationale grondgebied intracommunautair geleverd.
Afdeling 3. - Nadere regels voor de inning van de forfaitaire vergoeding.
Art.7. § 1. De bijdrageplichtigen verstrekken maandelijks een aangifte aan de beheersvennootschap voor de twintigste dag volgend op de maand waarop de aangifte betrekking heeft.
§ 2. De aangifte bedoeld in §1 bevat de gegevens op grond waarvan de bijdrageplichtige kan worden geïdentificeerd en vermeldt het aantal apparaten, alsook de eigenschappen ervan, ten einde het bedrag te kunnen vaststellen van de forfaitaire vergoeding betreffende de apparaten die tijdens de periode waarop de aangifte betrekking heeft, op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.
De Minister kan met het oog op de vaststelling van het bedrag van de forfaitaire vergoeding vragen dat aanvullende gegevens worden verstrekt en kan voor de aangifte het gebruik van een standaardformulier verplicht stellen.
HOOFDSTUK III. - Evenredige vergoeding.
Afdeling 1. - Bedragen van de evenredige vergoeding.
Onderafdeling 1. - Bedragen van de evenredige vergoeding ingeval niet aan de inning wordt meegewerkt.
Art.8.(Zie artikel 25)
<KB 2002-12-13/43, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 24-01-2002>
Indien de vergoedingsplichtige niet meewerkt op de wijze omschreven in de artikelen 10 tot 12, wordt het bedrag van de evenredige vergoeding als volgt vastgesteld :
1°[1 0,03]1 EUR per kopie van een beschermd werk;
2° [1 0,03]1 EUR per kopie van een beschermd werk gemaakt aan de hand van een apparaat dat door een onderwijsinstelling of door een instelling voor openbare uitlening wordt gebruikt.
Voor kleurenkopieën van beschermde werken in kleur moeten de in het eerste lid bedoelde bedragen worden verdubbeld.
----------
(1)<VARIA 2014-11-05/01, art. M, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 2. - Bedragen van de evenredige vergoeding ingeval aan de inning wordt meegewerkt.
Art.9.(Zie artikel 25)
<KB 2002-12-13/43, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 24-01-2002>
Op voorwaarde dat de vergoedingsplichtige heeft meegewerkt aan de inning van de evenredige vergoeding door de beheersvennootschap, wordt het bedrag ervan als volgt vastgesteld :
1° [1 0,02]1 EUR per kopie van een beschermd werk;
2° [1 0,02]1 EUR per kopie van een beschermd werk gemaakt aan de hand van een apparaat gebruikt door een onderwijsinstelling of door een instelling voor openbare uitlening.
Voor kleurenkopieën van beschermde werken in kleur moeten de in het eerste lid bedoelde bedragen worden verdubbeld.
----------
(1)<VARIA 2014-11-05/01, art. M, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Onderafdeling 3. - Algemene medewerking.
Art.10. De vergoedingsplichtige heeft meegewerkt aan de inning van de evenredige vergoeding indien hij:
1° overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 zijn aangifte betreffende de beschouwde periode aan de beheersvennootschap heeft bezorgd;
2° op het tijdstip van de indiening van de verklaring bij wijze van voorschot aan de beheersvennootschap de evenredige vergoeding heeft gestort die overeenstemt met het aantal aangegeven kopieën van beschermde werken, zulks vermenigvuldigd met het op grond van artikel 9 toepasselijke tarief en;
3° a) hetzij voor het verstrijken van een termijn van 200 werkdagen te rekenen van de ontvangst van de aangifte door de beheersvennootschap, in overleg met die vennootschap het aantal kopieën van beschermde werken heeft geraamd dat gedurende de beschouwde periode is gemaakt;
b) hetzij met het oog op de uitwerking van het advies bedoeld in artikel 14 de nodige gegevens heeft verstrekt, indien de beheersvennootschap overeenkomstig dit artikel om advies heeft verzocht.
Onderafdeling 4. - Gestandaardiseerde medewerking.
Art.11. § 1. Vergoedingsplichtigen die zorgen voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen of instellingen voor openbare uitlening welke voldoen aan de voorwaarden gesteld in § 3, hebben met betrekking tot die instellingen meegewerkt aan de inning van de evenredige vergoeding indien zij:
1° overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 hun aangifte betreffende de beschouwde periode aan de beheersvennootschap hebben bezorgd;
2° op het tijdstip dat de aangifte aan de beheersvennootschap wordt bezorgd, aan die vennootschap voor iedere instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld in § 3, een bedrag hebben gestort dat overeenstemt met het aantal kopieen van beschermde werken vastgesteld aan de hand van een gestandaardiseerd rooster;
3° en met het oog op de uitwerking van het advies bedoeld in artikel 14 de nodige gegevens hebben verstrekt, indien de beheersvennootschap overeenkomstig dit artikel om advies heeft verzocht.
§ 2. Indien een vergoedingsplichtige die zorgt voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen of instellingen voor openbare uitlening welke voldoen aan de voorwaarden gesteld in § 3, van oordeel is dat het aantal kopieën van beschermde werken gemaakt aan de hand van de apparaten gebruikt door één of meer van die instellingen onmiskenbaar lager of hoger ligt dan het aantal kopieën van beschermde werken vastgesteld op grond van het gestandaardiseerde rooster, werkt die vergoedingsplichtige in verband met de instelling of instellingen waarvoor hij een andere raming heeft gemaakt dan die gerealiseerd aan de hand van het gestandaardiseerde rooster mee aan de inning van de evenredige vergoeding overeenkomstig artikel 10.
§ 3. De onderwijsinstellingen en de instellingen voor openbare uitlening moeten aan de volgende voorwaarden voldoen opdat de vorm van medewerking omschreven in § 1 zou kunnen worden toegepast:
1° minder dan 6 kopieerapparaten waarmee meer dan 9 kopieën per minuut kunnen worden gemaakt of geintegreerde apparaten die overeenkomstig artikel 4, daarmee worden gelijkgesteld, gebruiken. Voor de andere apparaten is niet in een beperking voorzien;
2° gebruikte apparaten niet ter beschikking stellen van anderen in het kader van een handelsactiviteit of van een winstgevende activiteit die als hoofdberoep of als bijberoep wordt uitgeoefend.
Voor de onderwijsinstellingen en de instellingen voor openbare uitlening die niet aan het eerste lid gestelde voorwaarden voldoen, werken de vergoedingsplichtigen mee aan de inning van de evenredige vergoeding overeenkomstig artikel 10.
Art.12. § 1. De andere vergoedingsplichtigen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in § 3 hebben meegewerkt aan de inning indien zij:
1° overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 hun aangifte betreffende de beschouwde periode aan de beheersvennootschap hebben bezorgd;
2° op het tijdstip dat de aangifte aan de beheersvennootschap wordt bezorgd, aan die vennootschap een bedrag hebben gestort dat overeenstemt met het aantal kopieën van beschermde werken vastgesteld aan de hand van een gestandaardiseerd rooster.;
3° en met het oog op de uitwerking van het advies bedoeld in artikel 14 de nodige gegevens hebben verstrekt, indien de beheersvennootschap overeenkomstig dit artikel om advies heeft verzocht.
§ 2. Indien een andere vergoedingsplichtige die voldoet aan de voorwaarden gesteld in § 3 van oordeel is dat het aantal kopieën van beschermde werken onmiskenbaar lager of hoger ligt dan het aantal kopieën van beschermde werken vastgesteld aan de hand van het gestandaardiseerde rooster, werkt die vergoedingsplichtige mee aan de inning van de evenredige vergoeding overeenkomstig artikel 10.
§ 3. De andere vergoedingsplichtigen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen opdat de vorm van medewerking omschreven in § 1 zou kunnen worden toegepast:
1° minder dan 50 hoofdarbeiders of zelfstandige arbeiders tewerkstellen;
2° minder dan 6 kopieerapparaten waarmee meer dan 9 kopieën per minuut kunnen worden gemaakt of geïntegreerde apparaten die overeenkomstig artikel 4 daarmee worden gelijkgesteld, gebruiken. Voor de andere apparaten is niet in een beperking voorzien;
3° gebruikte apparaten niet onder bezwarende titel ter beschikking stellen van anderen.
De andere vergoedingsplichtigen die niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid, werken mee aan de inning van de evenredige vergoeding overeenkomstig artikel 10.
Art.13. § 1. De gestandaardiseerde roosters aan de hand waarvan het aantal kopieën van beschermde werken wordt vastgesteld, worden door de beheersvennootschap uitgewerkt.
§ 2. Het gestandaardiseerde rooster toepasselijk op de onderwijsinstellingen wordt uitgewerkt op grond van de volgende criteria:
1° niveau van het onderwijs;
2° aantal personen dat regelmatig kopieën kan maken of kan laten maken aan de hand van de gebruikte apparaten;
3° al dan niet bestaan van een of meer documentatiecentra;
4° eventuele uitwerking van een of meer persoverzichten.
Het gestandaardiseerde rooster toepasselijk op de instellingen voor openbare uitlening wordt uitgewerkt op grond van de volgende criteria:
1° al dan niet gespecialiseerd karakter van de instelling voor openbare uitlening;
2° aantal personen dat regelmatig kopieën kan maken of kan laten maken aan de hand van de gebruikte apparaten;
3° eventuele uitwerking van een of meer persoverzichten.
Het gestandaardiseerde rooster toepasselijk op de andere vergoedingsplichtigen wordt uitgewerkt op grond van de volgende criteria:
1° activiteitensector van de vergoedingsplichtige vastgesteld aan de hand van de activiteitennomenclatuur NACE-BEL;
2° aantal hoofdarbeiders of zelfstandige arbeiders dat regelmatig kopieën kan maken of kan laten maken aan de hand van de gebruikte apparaten;
3° al dan niet bestaan van een of meer documentatiecentra;
4° eventuele uitwerking van een of meer persoverzichten.
§ 3. Voornoemde roosters worden door de Minister overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX goedgekeurd indien daarin het aantal kopieën van beschermde werken dat tijdens de beschouwde periode is gemaakt, wordt vastgesteld op grond van de criteria omschreven in § 2 en indien de vaststelling van dat aantal op objectieve en redelijke wijze wordt aangetoond. Indien een rooster niet wordt goedgekeurd, is artikel 10 toepasselijk op de categorie vergoedingsplichtigen op wie de gestandaardiseerde medewerking van toepassing had moeten zijn.
Onderafdeling 5. - Adviesprocedure.
Art.14. <KB 2003-04-04/70, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 22-05-2003> § 1 Indien de vergoedingsplichtige en de beheersvennootschap het aantal kopieën van beschermde werken gemaakt tijdens de beschouwde periode niet in onderling overleg ramen, kan de vennootschap vragen dat een advies wordt uitgebracht omtrent de raming van het aantal kopieën van beschermde werken dat tijdens de beschouwde periode is gemaakt.
De beheersvennootschap moet het verzoek om advies ter kennis brengen van de vergoedingsplichtige binnen 220 werkdagen na de datum waarop die vennootschap de aangifte van de vergoedingsplichtige heeft ontvangen.
Het advies wordt uitgebracht door één of meerdere deskundige(n), aangewezen:
1° hetzij in onderling overleg door de vergoedingsplichtige en de beheersvennootschap;
2° hetzij door de beheersvennootschap.
Met toepassing van het derde lid, 2° kan de beheersvennootschap slechts een of meerdere door de Minister erkende deskundige(n) aanwijzen.
Het advies wordt uitgebracht uiterlijk drie maanden na de datum waarop de aangewezen deskundige(n) het verzoek om advies ontvangen.
§ 2. Wanneer de deskundige(n) word(en)t aangewezen in onderling overleg door de vergoedingsplichtige en de beheersvennootschap worden de kosten van het deskundigenonderzoek in onderling overleg gedeeld tussen de partijen.
Wanneer de deskundige(n) uitsluitend word(en)t aangewezen door de beheersvennootschap overeenkomstig § 1, derde lid, 2°, kan deze de kosten van het deskundigenonderzoek van de vergoedingsplichtige terugvorderen voor zover voldaan wordt aan alle hierna vermelde voorwaarden:
1° - de vergoedingsplichtige heeft de gegevens die de beheersvennootschap overeenkomstig artikel 22 gevraagd heeft, niet vooraf verstrekt aan die beheersvennootschap, of;
- de vergoedingsplichtige heeft aan de beheersvennootschap, naar aanleiding van een vraag om inlichtingen overeenkomstig artikel 22, klaarblijkelijk onvolledige of onjuiste gegevens verstrekt;
2° de beheersvennootschap heeft in haar verzoek om gegevens, bedoeld in artikel 22, de vergoedingsplichtige duidelijk ingelicht over het feit dat zij in de onder 1° vermelde gevallen de kosten van het door de beheersvennootschap gevraagde onafhankelijke deskundigenonderzoek kan terugvorderen;
3° de kosten van het deskundigenonderzoek worden objectief gerechtvaardigd;
4° de kosten van het deskundigenonderzoek zijn redelijk in verhouding tot het aantal kopieën van beschermde werken dat de beheersvennootschap redelijkerwijs kon vermoeden.
§ 3. Kunnen slechts door de Minister worden erkend, de personen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
- de hoedanigheid hebben van extern accountant en lid zijn van het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten;
- zich niet in omstandigheden bevinden waardoor hun onafhankelijkheid en hun onpartijdigheid ten opzichte van de beheersvennootschappen, zoals bedoeld in artikel 61, vierde lid van de wet, of ten opzichte van een andere beheersvennootschap die op welke manier ook verbonden is met de eerste, in het gedrang zou kunnen komen.
De Minister kan de erkenning intrekken wanneer aan de voorwaarden bepaald in het eerste lid niet meer is voldaan.
Afdeling 2. - Tijdstip waarop de evenredige vergoeding verschuldigd is.
Art.15. De evenredige vergoeding is verschuldigd op het tijdstip waarop de kopie van het beschermde werk wordt gemaakt.
Afdeling 3. - Nadere regels voor de inning van de evenredige vergoeding.
Onderafdeling 1. - Aangifte.
Art.16. § 1. De vergoedingsplichtige doet aan de hand van het in artikel 18 bedoelde formulier op volledige en nauwkeurige wijze bij de beheersvennootschap aangifte van:
1° zijn hoedanigheid van overheid, van vergoedingsplichtige die zorgt voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen of instellingen voor openbare uitlening, of van andere vergoedingsplichtige in de zin van artikel 1, 16° tot 19°;
2° de gegevens op grond waarvan hij kan worden geïdentificeerd;
3° het aantal instellingen waarvoor hij een verklaring indient, alsook het adres en nadere gegevens betreffende die instellingen;
4° het aantal personen dat aan de hand van de gebruikte apparaten regelmatig kopieën heeft kunnen maken of laten maken;
5° het aantal kopieën dat aan de hand van die apparaten is gemaakt;
6° een raming van het aantal kopieën van beschermde werken dat aan de hand van die apparaten is gemaakt;
7° het eventuele bestaan van een of meer documentatiecentra of van een of meer persoverzichten;
8° de identiteit van de persoon belast met de betrekkingen met de beheersvennootschap.
§ 2. Naast de gegevens bedoeld in de punten 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° van § 1, moet de vergoedingsplichtige die zorgt voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen, voor iedere instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 11, § 3, aan de hand van het in artikel 18 bedoelde formulier op volledige en nauwkeurige wijze bij de beheersvennootschap aangifte doen van:
1° het gegeven dat hij gebruik maakt van minder dan 6 apparaten, zowel kopieerapparaten waarmee meer dan 9 kopieën per minuut kunnen worden gerealiseerd als geïntegreerde apparaten die met dergelijke kopieerapparaten kunnen worden gelijkgesteld;
2° het gegeven dat hij geen gebruikte apparaten in het kader van een handelsbedrijvigheid of van een winstgevende bezigheid als hoofdactiviteit of bijkomende activiteit ter beschikking stelt van anderen;
3° het onderwijsniveau waartoe de instelling behoort.
Naast de gegevens bedoeld in de punten 1°, 2°, 3°, 4°, 7° en 8° van § 1, moet de vergoedingsplichtige die zorgt voor de inrichting van een of meer instellingen voor openbare uitlening, voor iedere instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 11, § 3, aan de hand van het in artikel 18 bedoelde formulier op volledige en nauwkeurige wijze bij de beheersvennootschap aangifte doen van:
1° het gegeven dat hij gebruik maakt van minder dan 6 apparaten, zowel kopieerapparaten waarmee meer dan 9 kopieën per minuut kunnen worden gerealiseerd als geïntegreerde apparaten die met dergelijke kopieerapparaten kunnen worden gelijkgesteld;
2° het gegeven dat hij geen gebruikte apparaten in het kader van een handelsbedrijvigheid of van een winstgevende bezigheid als hoofdactiviteit of bijkomende activiteit ter beschikking stelt van anderen;
3° het al dan niet gespecialiseerde karakter van de activiteiten van de instelling.
Vergoedingsplichtigen die zorgen voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen of instellingen voor openbare uitlening welke voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 11, § 3, die van oordeel zijn dat het aantal kopieën van beschermde werken gemaakt aan de hand van de apparaten gebruikt door een of meer van die instellingen onmiskenbaar lager of hoger ligt dan het aantal vastgesteld aan de hand van het gestandaardiseerde rooster, moeten voor die instelling of instellingen overeenkomstig § 1 een aangifte indienen.
Vergoedingsplichtigen die zorgen voor de inrichting van een of meer onderwijsinstellingen of instellingen voor openbare uitlening welke niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 11, § 3, moeten overeenkomstig § 1 een aangifte indienen.
§ 3. Naast de gegevens bedoeld in de punten 1°, 2°, 3°, 7° en 8° van § 1 moeten de andere vergoedingsplichtigen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 12, § 3, aan de hand van het in artikel 18 bedoelde formulier op volledige en nauwkeurige wijze bij de beheersvennootschap aangifte doen van:
1° het gegeven dat hij gebruik maakt van minder dan 6 apparaten, zowel kopieerapparaten waarmee meer dan 9 kopieën per minuut kunnen worden gerealiseerd als geïntegreerde apparaten die met dergelijke kopieerapparaten kunnen worden gelijkgesteld;
2° het gegeven dat hij geen gebruikte apparaten onder bezwarende titel ter beschikking stelt van anderen;
3° de activiteitensector waartoe hij overeenkomstig de activiteitennomenclatuur NACE-BEL behoort;
4° het aantal hoofdarbeiders of zelfstandige arbeiders dat aan de hand van de gebruikte apparaten regelmatig kopieën heeft kunnen maken of laten maken.
Andere vergoedingsplichtigen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 12, § 3, welke van oordeel zijn dat het aantal kopieën van beschermde werken onmiskenbaar lager of hoger ligt dan het aantal vastgesteld aan de hand van het gestandaardiseerde rooster, moeten overeenkomstig § 1 een aangifte indienen.
Andere vergoedingsplichtigen die niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 12, § 3, moeten overeenkomstig § 1 een aangifte indienen.
§ 4. Indien geen rooster wordt goedgekeurd, dienen de vergoedingsplichtigen op wie het rooster van toepassing had moeten zijn, een aangifte in overeenkomstig paragraaf 1.
Art.17. § 1. De vergoedingsplichtigen moeten binnen dertig werkdagen te rekenen van de eerste dag van de zevende maand volgend op de inwerkingtreding van dit besluit een aangifte bezorgen aan de beheersvennootschap.
De in het eerste lid bedoelde aangifte heeft betrekking op de periode van zes maanden volgend op de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 2. Vervolgens moeten de vergoedingsplichtigen jaarlijks binnen dertig werkdagen te rekenen van de verjaardag van de aanvang van de in de eerste paragraaf bedoelde termijn van dertig werkdagen aan de beheersvennootschap een aangifte bezorgen.
De in het eerste lid bedoelde aangifte heeft betrekking op het jaar voorafgaand aan de verjaardag omschreven in hetzelfde lid.
§ 3. Indien blijkt dat de in de §§ 1 en 2 bepaalde termijn kennelijk ontoereikend is om de aangifte te bezorgen, staat de beheersvennootschap op een met redenen omkleed verzoek van de vergoedingsplichtige, ingediend binnen de termijn gesteld in de §§ 1 en 2 een langere termijn toe, die evenwel 90 werkdagen niet te boven mag gaan.
§ 4. De beheersvennootschap en de vergoedingsplichtige kunnen in onderling overleg overeenkomen dat de periode waarop de aangifte betrekking heeft, langer of korter is dan die bepaald in §§ 1 en 2.
In dat geval hebben de aangifte en het bedrag van de evenredige vergoeding betrekking op de in onderling overleg overeengekomen periode.
Art.18. § 1. Het aangifteformulier kan verschillen naar gelang van de hoedanigheid van de vergoedingsplichtige maar moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
1° de periode waarop de aangifte betrekking heeft;
2° de termijn binnen welke de aangifte aan de beheersvennootschap moet worden bezorgd;
3° de gegevens waarvan overeenkomstig artikel 16 aangifte moet worden gedaan;
4° de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het in artikel 9, bepaalde bedrag;
5° de verplichting tot het bewaren van het beroepsgeheim zoals bepaald in artikel 78 van de wet;
6° de sancties bepaald in artikel 80, vijfde lid, van de wet indien de opgelegde termijn niet in acht wordt genomen of de aangifte onvolledig of kennelijk onjuist is.
De Minister kan in bijkomende vermeldingen voorzien ingeval die nodig zijn voor de vaststelling van het bedrag van de evenredige vergoeding of ter informatie van de vergoedingsplichtigen.
Het aangifteformulier wordt uitgereikt door de beheersvennootschap nadat het door de Minister overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX is goedgekeurd. Het formulier wordt goedgekeurd indien het de vermeldingen omschreven in het eerste lid of die waarin op grond van het tweede lid kunnen worden voorzien, bevat.
§ 2. De beheersvennootschap moet ten minste 20 werkdagen vóór het verstrijken van de periode waarop de aangifte betrekking heeft, aan de vergoedingsplichtigen van wie zij de identiteit op behoorlijke wijze heeft kunnen vaststellen, een exemplaar van het aangifteformulier toezenden.
Bovendien moet de beheersvennootschap aan de vergoedingsplichtigen die daarom verzoeken, de nodige documentatie omtrent de wets- en verordeningsbepalingen inzake de evenredige vergoeding, alsook een aangifteformulier bezorgen.
Onderafdeling 2. - Kennisgeving van het bedrag van de evenredige vergoeding.
Art.19. Onverminderd de mogelijkheid geboden aan de vergoedingsplichtigen om de evenredige vergoeding overeenkomstig de artikelen 10 tot 12 te storten op het tijdstip van indiening van de aangifte bij de beheersvennootschap, moet deze laatste aan de vergoedingsplichtigen het bedrag van de evenredige vergoeding betekenen binnen een termijn van een jaar te rekenen van de ontvangst van de aangifte. Voornoemde termijn wordt opgeschort vanaf de datum van kennisgeving van een verzoek om advies overeenkomstig artikel 14 tot de dag dat advies wordt uitgebracht.
In de kennisgeving moeten volgende gegevens zijn vermeld:
1° de hoedanigheid van de vergoedingsplichtige in de zin van artikel 1, 16° tot 19°;
2° de periode waarvoor de evenredige vergoeding verschuldigd is;
3° het bedrag van de evenredige vergoeding dat de vergoedingsplichtige verschuldigd is, alsmede de berekening ervan.
Onderafdeling 3. - Voorlichting van de vergoedingsplichtigen.
Art.20. § 1. De beheersvennootschap moet binnen 90 werkdagen te rekenen van de inwerkingtreding van dit besluit aan de vergoedingsplichtigen die zij op behoorlijke wijze heeft kunnen identificeren, een duidelijke, volledige, correcte en nauwkeurige beschrijving toezenden van de wets- en verordeningsbepalingen betreffende de evenredige vergoeding.
§ 2. De kennisgeving van de in § 1 bedoelde voorlichting moet geschieden door middel van documentatie bezorgd door de beheersvennootschap nadat zij door de Minister overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX is goedgekeurd. De documentatie wordt goedgekeurd indien zij duidelijke, volledige, correcte en nauwkeurige gegevens bevat omtrent de wets- en verordeningsbepalingen inzake de evenredige vergoeding.
HOOFDSTUK IV- Nadere regels voor de controle.
Afdeling 1. - Vermeldingen op de facturen.
Art.21. De facturen die door bijdrageplichtigen, alsook door dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, worden uitgereikt in verband met apparaten die op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht, moeten duidelijk het bedrag van de forfaitaire vergoeding betreffende die apparaten vermelden.
De door bijdrageplichtigen uitgereikte facturen in verband met scanners die op het nationale grondgebied in de handel zijn gebracht, moeten duidelijk het bedrag van de forfaitaire vergoeding betreffende die apparaten vermelden.
De dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, mogen geen facturen betreffende die apparaten aanvaarden waarop het bedrag van de forfaitaire vergoeding niet duidelijk is vermeld.
Afdeling 2. - Verzoek om gegevens.
Art.22. § 1. De vergoedingsplichtigen, de bijdrageplichtigen, de dealers, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, de leasingbedrijven en de bedrijven voor onderhoud van apparaten moeten aan de beheersvennootschap op haar verzoek de gegevens verstrekken die nodig zijn voor de inning van de vergoeding voor reprografie.
§ 2. De beheersvennootschap kan aan de bijdrageplichtigen, aan de dealers, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, aan de leasingbedrijven of aan de bedrijven voor onderhoud van apparaten slechts vragen de gegevens nodig voor de inning van de evenredige vergoeding te verstrekken indien zij zich vooraf tot de vergoedingsplichtige heeft gewend en deze laatste de opgelegde termijn niet in acht heeft genomen of onvolledige of kennelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt.
De vertegenwoordiger van de Minister bedoeld in artikel 76 van de wet moet het verzoek om gegevens bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk aan de geadresseerde toezenden.
§ 3. De beheersvennootschap moet in dat verzoek opgave doen van:
1° de rechtsgronden van het verzoek;
2° de gevraagde gegevens;
3° de redenen en het doel van het verzoek;
4° de termijn binnen welke de gegevens moeten worden medegedeeld en die niet minder dan 20 werkdagen mag bedragen te rekenen van de ontvangst van het verzoek;
5° de sancties bepaald op grond van artikel 80, vijfde lid, van de wet ingeval de opgelegde termijn niet in acht wordt genomen of onvolledige of onjuiste gegevens worden verstrekt.
§ 4. De gegevens verkregen als antwoord op een verzoek mogen niet voor andere doeleinden of om andere redenen worden aangewend dan die omschreven in het verzoek.
De ondervraagde vergoedingsplichtigen, bijdrageplichtigen, dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, alsook de leasingbedrijven en de bedrijven die zorgen voor het onderhoud van de apparaten, kunnen op grond van het verzoek om gegevens niet worden verplicht te bekennen dat zij de wet hebben overtreden of daarbij betrokken zijn geweest.
Het verzoek om gegevens wordt aan de vergoedingsplichtigen, de bijdrageplichtigen, de dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, alsook aan de leasingbedrijven en de bedrijven die zorgen voor het onderhoud van de apparaten, betekend bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs. Tegelijkertijd wordt een kopie ervan toegezonden aan de Minister.
De Minister kan de inhoud, het aantal en de frequentie van de verzoeken op zodanige wijze bepalen dat zij de activiteiten van de ondervraagde personen niet meer dan nodig hinderen.
HOOFDSTUK V. - Nadere regels voor de verdeling.
Afdeling 1. - Verzoek om gegevens.
Art.23. § 1. De vergoedingsplichtigen moeten aan de beheersvennootschap op haar verzoek de gegevens betreffende de gekopieerde werken verstrekken die nodig zijn voor de verdeling van de vergoeding voor reprografie.
§ 2. De beheersvennootschap moet in het verzoek opgave doen van:
1° de rechtsgronden van het verzoek;
2° de gevraagde gegevens;
3° de redenen en het doel van het verzoek;
4° de periode tijdens welke de gegevens betreffende de gekopieerde werken moeten worden ingewonnen en die niet meer dan 15 werkdagen per kalenderjaar mag bedragen;
5° de termijn binnen welke de gevraagde gegevens moeten worden medegedeeld en die niet minder dan 30 werkdagen mag bedragen te rekenen van de ontvangst van het verzoek.
§ 3. De vergoedingsplichtigen kunnen op grond van het verzoek om gegevens niet worden verplicht te bekennen dat zij de wet hebben overtreden of daarbij betrokken zijn geweest.
Het verzoek om gegevens wordt aan de vergoedingsplichtigen betekend bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs. Tegelijkertijd wordt een kopie ervan betekend aan de Minister.
§ 4. Indien de vergoedingsplichtige ermee instemt dat de beheersvennootschap ter plaatse gedurende een of meer periodes die in totaal vijftien werkdagen per kalenderjaar niet te boven mogen gaan, een lijst opmaakt van de beschermde werken die worden gekopieerd aan de hand van de door hem gebruikte apparaten, moet hij de gegevens betreffende de gekopieerde werken die nodig zijn voor de verdeling van de vergoeding voor reprografie, niet mededelen.
Ingeval de vergoedingsplichtige zijn toestemming geeft op de wijze omschreven in het eerste lid, kan de beheersvennootschap niet weigeren een lijst op te maken van de beschermde werken die worden gekopieerd aan de hand van de apparaten gebruikt door de vergoedingsplichtige. De beheersvennootschap kan beslissen die lijst ter plaatse op te maken gedurende een periode korter dan vijftien werkdagen per kalenderjaar.
§ 5. De gegevens verkregen als antwoord op een verzoek of ingevolge een ter plaatse opgemaakte lijst mogen niet voor andere doeleinden of om andere redenen worden aangewend dan voor de verdeling van de vergoeding voor reprografie.
De Minister kan de inhoud, het aantal en de frequentie van de verzoeken om gegevens, alsook de manier waarop de lijst van beschermde werken bedoeld in § 4 ter plaatse wordt opgemaakt, op zodanige wijze bepalen dat de activiteiten van de vergoedingsplichtigen niet meer dan nodig worden gehinderd.
Afdeling 2. - Goedkeuring van de verdelingsregels.
Art.24. De verdelingsregels inzake de vergoeding voor reprografie die de beheersvennootschap vaststelt, alsook elke wijziging die zij daarin aanbrengt, moeten door de Minister overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX worden goedgekeurd.
De in het eerste lid bedoelde verdelingsregels en de wijzigingen ervan worden goedgekeurd indien zij in overeenstemming zijn met de wet.
De Minister kan de goedkeuring intrekken wanneer niet meer is voldaan aan de voorwaarden gesteld voor de toekenning ervan.
HOOFDSTUK VI. - Aanpassing van de bedragen van de vergoeding voor reprografie.
Art.25.<KB 2004-11-10/38, art. 1, 005 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005 ; is voor de eerste maal van toepassing voor de berekening van de vergoeding voor reprografie vanaf 1 januari 2005>
De bedragen van de vergoeding voor reprografie worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer daartoe berekend en benoemd (gezondheidsindex) van de maand september van het jaar tevoren.
Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand november 2001 (131,94).
De aanpassing van de bedragen geschiedt volgens de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Uiterlijk op 30 november van elk jaar, worden de aangepaste bedragen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
(NOTA : zie : VARIA 2004-12-08/30 vanaf 1 januari 2005
VARIA 2005-11-29/40 vanaf 1 januari 2006
VARIA 2006-11-28/31 vanaf 1 januari 2007
VARIA 2007-10-25/49 vanaf 1 januari 2008
VARIA 2008-11-03/30 vanaf 1 januari 2009
VARIA 2009-11-03/E2 vanaf 1 januari 2010
VARIA 2010-10-20/02, art. M, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2011
VARIA 2011-11-17/02, art. M, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2012
VARIA 2012-11-05/01, art. M, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013
VARIA 2013-11-04/01, art. M, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014)
HOOFDSTUK VII. - Studie betreffende de reprografie.
Art.26. § 1. Ten laatste op het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding van dit besluit en daarna om de vijf jaar moet de beheersvennootschap door een onafhankelijke instelling een studie betreffende het kopiëren voor privé-gebruik of didactisch gebruik van op grafische of op soortgelijke wijze vastgelegde werken in België laten verrichten.
§ 2. Door middel van deze studie moet inzonderheid het volgende worden vastgesteld:
1° het aantal gebruikte apparaten en de verdeling ervan per activiteitensector;
2° het aantal gemaakte kopieën aan de hand van voornoemde apparaten en de verdeling ervan per activiteitensector;
3° het aantal kopieën van beschermde werken vastgelegd op een grafische of op een soortgelijke drager die aan de hand van voornoemde apparaten wordt gemaakt en de verdeling ervan per activiteitensector;
4° de verdeling van het aantal kopieën van beschermde werken op grond van de verschillende categorieën van beschermde werken vastgelegd op een grafische of op een soortgelijke drager;
5° de geldmiddelen die de vergoedingsplichtigen besteden aan de reproductie voor privé-gebruik of didactisch gebruik van werken vastgelegd op een grafische of op een soortgelijke drager, alsmede de geldmiddelen die zij besteden aan de vergoeding voor reprografie.
§ 3. Het ontwerp van deze studie moet vooraf door de Minister worden goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IX.
De goedkeuring wordt verleend op voorwaarde dat:
1° de beheersvennootschap een openbare aanbesteding heeft gehouden om de instelling belast met de studie aan te wijzen;
2° de instelling haar onafhankelijkheid en onbevooroordeeldheid waarborgt en aantoont dat zij over de nodige bekwaamheden beschikt om de studie te verrichten;
3° de doelstellingen van het ontwerp betreffende de studie overeenstemmen met die bepaald in het tweede lid;
4° de kostprijs van de studie redelijk is.
§ 4. De vertegenwoordiger van de Minister bedoeld in artikel 76 van de wet waakt erover dat de studie op behoorlijke wijze wordt gerealiseerd.
§ 5. De vergoedingsplichtigen, de bijdrageplichtigen, de dealers, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, de leasingbedrijven en de bedrijven voor onderhoud van apparaten moeten aan de erkende onafhankelijke organisatie op verzoek de gegevens verstrekken die nodig zijn om de studie betreffende de vergoeding voor reprografie te verrichten.
§ 6. De erkende onafhankelijke organisatie moet in dat verzoek opgave doen van:
1° de rechtsgronden van het verzoek;
2° de gevraagde gegevens;
3° de redenen en het doel van het verzoek;
4° de termijn binnen welke de gegevens moeten worden medegedeeld en die niet minder dan 20 werkdagen mag bedragen te rekenen van de ontvangst van het verzoek.
§ 7. De gegevens verkregen als antwoord op een verzoek mogen niet voor andere doeleinden of om andere redenen worden aangewend dan die omschreven in het verzoek.
De ondervraagde vergoedingsplichtigen, bijdrageplichtigen, dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, alsook de leasingbedrijven en de bedrijven die zorgen voor het onderhoud van de apparaten, kunnen op grond van het verzoek om gegevens niet worden verplicht te bekennen dat zij de wet hebben overtreden of daarbij betrokken zijn geweest.
Het verzoek om gegevens wordt aan de vergoedingsplichtigen, de bijdrageplichtigen, de dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, alsook aan de leasingbedrijven en de bedrijven die zorgen voor het onderhoud van de apparaten, toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs. Tegelijkertijd wordt een kopie ervan toegezonden aan de Minister.
De Minister kan de inhoud, het aantal en de frequentie van de verzoeken op zodanige wijze bepalen dat zij de activiteiten van de ondervraagde personen niet meer dan nodig hinderen.
HOOFDSTUK VIII. - Raadpleging van de betrokken milieus.
Art.27. § 1. Bij het Ministerie van Justitie wordt een adviescommissie van de betrokken milieus ingesteld.
§ 2. De commissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister en bestaat daarnaast uit personen aangewezen door de beheersvennootschap, door organisaties die de bijdrageplichtigen vertegenwoordigen, door organisaties die de dealers in apparaten, ongeacht of zij groothandelaar of kleinhandelaar zijn, vertegenwoordigen, alsmede door organisaties die de vergoedingsplichtigen vertegenwoordigen.
De organisaties die de leden van de commissie moeten aanwijzen, alsook het aantal personen dat de beheersvennootschap en iedere organisatie kunnen aanwijzen, worden door de Minister vastgesteld.
§ 3. Op verzoek van de Minister of op eigen initiatief, indien de personen aangewezen door de beheersvennootschap of ten minste een vierde van de leden van de commissie daarom verzoeken, brengt de commissie advies uit omtrent het statuut van bepaalde apparaten ten opzichte van de vergoeding voor reprografie, inzake de bedragen van de vergoeding voor reprografie, over de wijze waarop die vergoeding wordt geïnd en toezicht ter zake wordt uitgeoefend, alsook betreffende het verzoek om gegevens nodig voor de verdeling van deze vergoeding.
De commissie neemt haar adviezen consensueel aan. Bij gebreke van consensus worden de verschillende standpunten in het advies vermeld.
§ 4. De voorzitter van de commissie roept de commissie samen en stelt de agenda vast.
Naar gelang van de agendapunten en rekening houdend met de belangen van de verschillende vertegenwoordigde organisaties zetelt de commissie in plenaire vergadering of in beperkte vergadering.
De commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast onder goedkeuring van de Minister.
HOOFDSTUK IX. - Procedure van goedkeuring door de Minister.
Art.28. § 1. De in de artikelen 13, 18, 20, 24 en 26, bedoelde verzoeken om goedkeuring moeten aan de Minister worden gericht bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de stukken worden gevoegd waarvoor om goedkeuring wordt verzocht.
Met betrekking tot de goedkeuring van de verdelingsregels moeten bij de aanvraag bovendien de volgende stukken worden gevoegd:
1° een afschrift van de verdelingsregels waarvoor om goedkeuring wordt verzocht;
2° een verklaring waarin de naam en de woonplaats van de natuurlijke personen, alsook de naam, de zetel en het doel van de rechtspersonen zijn vermeld, die het beheer van hun rechten inzake de vergoeding voor reprografie rechtstreeks aan de beheersvennootschap hebben toevertrouwd;
3° een afschrift van de contracten gesloten met in het buitenland gevestigde beheersvennootschappen, op grond waarvan de beheersvennootschap voor rekening van die buitenlandse vennootschappen de vergoedingen voor reprografie in België int.
§ 3. De beheersvennootschap moet alle aanvullende inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de beoordeling van haar aanvraag.
§ 4. Ingeval de Minister beschikt over gegevens die bij het verzoek om goedkeuring moeten worden gevoegd, moet hij de beheersvennootschap daarvan in kennis stellen bij ter post aangetekende brief met ontvangbewijs.
De beslissing houdende goedkeuring of weigering ervan moet worden betekend binnen 6 maanden te rekenen van de aangetekende brief bedoeld in het eerste lid.
§ 5. Wanneer de Minister voornemens is de goedkeuring te weigeren of in te trekken, geeft hij hiervan bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs kennis aan de beheersvennootschap. In deze kennisgeving moeten de redenen voor de weigering of de intrekking van de goedkeuring zijn vermeld.
De beheersvennootschap beschikt over een termijn van een maand te rekenen van de kennisgeving bedoeld in het vorige lid om door middel van een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs bij de Minister beroep aan te tekenen tegen de beslissing en op haar verzoek door de Minister of door de persoon die deze laatste daartoe aanwijst, te worden gehoord.
§ 6. De goedkeuring, alsook de weigering en de intrekking ervan worden aan de betrokken beheersvennootschap ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangbewijs.
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.29. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.
Art.30. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Tabellen van de verslag aan Koning
categorie | gemiddelde verkoopprijs | aantal eenheden |
Kopieerapparaten voor persoonlijk gebruik | 19.500 BEF | 8.091 |
kopieerapparaten < 10 kpm (kopieen per minuut) | 58.500 BEF | 12.330 |
kopieerapparaten 20-39 kpm | 195.000 BEF | 7.380 |
kopieerapparaten 40-59 kpm | 325.000 BEF | 3.150 |
kopieerapparaten 69-89 kpm | 812.500 BEF | 1.170 |
kopieerapparaten > 90 kpm | 1.950.000 BEF | 153 |
kleurenkopieerapparaat (vierkleurendruk) | 650.000 BEF | 540 |
(Bron : BKK) |
1° Kopieerapparaten | Hoeveelheid | Gemiddelde verkoopprijs | Aantal kopieen per jaar(in miljoen) |
kopieerapparaten voor eigen gebruik | 8.091 | 19.500 BEF | 140 |
kopieerapparaten < 20 kpm | 12.330 | 58.500 BEF | 2.217 |
kopieerapparaten 29-39 kpm | 7.380 | 195.000 BEF | 4.495 |
kopieerapparaten 40-59 kpm | 3.150 | 325.000 BEF | 3.906 |
kopieerapparaten 60-89 kpm | 1.170 | 812.500 BEF | 2.992 |
kopieerapparaten > 90 kpm | 153 | 1.950.000 BEF | 1.752 |
kleurenkopieerapparaten (vierkleurendruk) | 540 | 650.000 BEF | 67 |
2° Telekopieerapparaten | 85.658 | ||
3° Duplicators | 500 | 120.000 BEF | |
4° Office offsetmachines | 154 | 800.000 BEF |
Land | Totale hoeveelheid | Onderwsijs | Overheid | privé-sector | |||
Verenigd Koninkrijk | 65.123 | 9.768 | 15% | 16.281 | 25% | 39.074 | 60% |
Spanje | 26.402 | 4.223 | 16% | 4.108 | 15,6% | 18.067 | 68,4% |
Finland | 2.269 | 453 | 20% | 785 | 34,6% | 1.031 | 45,4% |
Noorwegen | 5.163 | 1.171 | 22,7% | 1.885 | 35,5% | 2.108 | 40,8% |
Land | Totale hoeveelheid | <td colspan="3" valign="top">Onderwijs<td colspan="3" valign="top">Overheid<td colspan="3" valign="top">Privé-sector||||||||||
Verenigd Koninkrijk | 4.233 | 6,5% | 587 | 6% | 13,9% | 1.141 | 7% | 27% | 2.504 | 6,4% | 59,2% |
Spanje | 2.165 | 8,2% | 990 | 23,4% | 45,7% | 193 | 4,7% | 8,9 % | 982 | 5,4% | 45,4% |
Finland | 270 | 11,9% | 138 | 30,6 | 51,2% | 70 | 8,9% | 25,8 % | 62 | 6,0% | 23% |
Noorwegen | 644 | 12,5% | 321 | 27,4% | 49,8% | 86 | 4,5% | 13,3 % | 238 | 11,3% | 36,9% |