25 SEPTEMBER 1997. - Ministerieel besluit tot vastlegging van de formulieren te gebruiken voor de verklaringen vereist om een beroepsactiviteit uit te oefenen tijdens de in disponibiliteitstelling van bepaalde militairen van het actief kader van de strijdkrachten.
Art. 1-2
BIJLAGE.
Art. N1, N2, N3
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 10, § 3, eerste lid van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België van de Europese Economische en Monetaire Unie, is de militair die een beroepsactiviteit uitoefent gedurende de periode van in disponibiliteit stelling, ertoe gehouden het formulier " verklaring van de militair in disponibiliteit " te gebruiken in bijlage 1 van huidig besluit om de werkgever in kennis te stellen van zijn toestand van militair in disponibiliteit.
Art.2. Voor de toepassing van artikel 10, § 3, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit is de werkgever die een militair in disponibiliteit tewerkstelt ertoe gehouden het formulier " verklaring van de werkgever " in bijlage 2 van huidig besluit te gebruiken om de Minister van Landsverdediging ervan in kennis te stellen dat hij een in disponibiliteit gestelde militair tewerkstelt.
Brussel, 25 september 1997.
J.-P. PONCELET
BIJLAGE.
Art. N1. Bijlage 1. - VERKLARING VAN DE MILITAIR IN DISPONIBILITEIT (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 30-10-1997, p. 28808).
Art. N2. Bijlage 2. - UITTREKSELS VAN DE WETTEKSTEN. - Artikel 10 van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende het in disponibiliteitstellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1997).
" Art. 10. § 1. De militair mag gedurende de periode van disponibiliteit een beroepsactiviteit zoals bedoeld in artikel 7, § 4, uitoefenen, mits voorafgaande toelating van de minister van Landsverdediging volgens de aanvraagprocedure die de Koning bepaalt.
§ 2. Indien de militair tijdens de in disponibiliteitstelling een beroepsactiviteit uitoefent zonder voorafgaande toelating van de minister van Landsverdediging, 1° wordt de periode te rekenen vanaf het begin van de in disponibiliteitstelling niet in aanmerking genomen voor de pensioenberekening;
2° wordt de terugbetaling gevorderd van het verschil tussen de wedde, die gedurende de in 1° bepaalde periode, ontvangen werd overeenkomstig artikel 7, § 1 of § 2, en deze die overeenkomstig artikel 7, § 4 had moeten toegekend worden.
De periode bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, zal naar boven toe afgerond worden in gehele maanden.
§ 3. De militair die gedurende de periode van de disponibiliteitstelling een beroepsactiviteit uitoefent moet binnen de dertig dagen na de aanvang van deze activiteit zijn werkgever per aangetekend schrijven in kennis stellen van zijn toestand van in disponibiliteitstelling.
De werkgever die hem tewerkstelt is ertoe gehouden, uiterlijk de dertigste dag volgend op de datum van verzending van het in het eerste lid bedoelde schrijven, een verklaring inzake de uitoefening van deze beroepsactiviteit te zenden naar de minister van Landsverdediging.
De minister van Landsverdediging bepaalt de formulieren die dienen te worden gebruikt voor de verklaringen bedoeld in het eerste en tweede lid.
Bij gebrek aan de in het tweede lid bedoelde verklaring door de werkgever binnen de vastgestelde termijn, is deze ertoe gehouden aan het departement van Landsverdediging een forfaitaire vergoeding te betalen waarvan het bedrag gelijk is aan dat bepaald in § 2, 2°.
Art. N3. Bijlage 3. - VERKLARING VAN DE WERKGEVER.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 30-10-1997, p. 28811).
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 25 september 1997.
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET