23 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.
Art. 1-8
Artikel 1. Artikel 1, 2°, a), van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, wordt aangevuld met de volgende rubriek :
" - het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie, ".
Art.2. Artikel 16, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. De betrekking waarin de herplaatsing kan gebeuren moet definitief vacant zijn en van eenzelfde graad of eenzelfde rang zijn als die waarvan het personeelslid titularis is.
Het personeelslid moet bovendien houder zijn van het vereiste diploma en voor de geschiktheidstest geslaagd zijn wanneer deze door het organieke reglement worden vereist.
Wanneer evenwel een procedure inzake mutatie, bevordering of vrijwillige mobiliteit met toepassing van artikel 4 in die betrekking ter kennis van de personeelsleden wordt gebracht op het ogenblik dat de beslissing waarvan sprake in § 3 wordt medegedeeld, wordt het herplaatste personeelslid aangewezen voor een vacante betrekking van een graad van een lagere rang in hetzelfde niveau. Na het afsluiten van die procedure wordt zodra een betrekking in de graad van het herplaatste personeelslid vacant wordt, betrokkene van ambtswege en bij voorrang voor die betrekking aangewezen. "
Art.3. In artikel 17 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 1. De beziging van de personeelsleden gebeurt in hun overheidsdienst of in een andere overheidsdienst dan die waartoe ze behoren.
Ze beoogt :
- hetzij het verrichten van uitzonderlijke en tijdelijke opdrachten,
- hetzij het tijdelijk tewerkstellen.
§ 2. Het personeelslid kan worden gebezigd op een betrekking van hetzelfde niveau die definitief vacant is op de personeelsformatie. In voorkomend geval, kan het worden gebezigd op de betrekking bezoldigd in de eerste weddeschaal verbonden aan de graad van beziging.
Het personeelslid kan eveneens worden gebezigd op een vacante betrekking voorzien in een bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit dat, per niveau, het aantal personen bepaalt dat kan tewerkgesteld worden om te beantwoorden aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften op voorwaarde dat dit koninklijk besluit niet voorziet in de toekenning van een premie in uitvoering van artikel 94 van de programmawet van 30 december 1988.
§ 3. De beziging geschiedt voor een bepaalde duur van ten hoogste vijf jaar. Nochtans kan deze duur op maximum tien jaar worden gebracht bij een gemotiveerde beslissing van Onze Minister die Ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft voor de personeelsleden afkomstig van een afgeschafte dienst of een dienst die een grondige herstructurering heeft ondergaan. ";
2° § 2 wordt § 4.
Art.4. Artikel 20, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. De betrekking waarin de overplaatsing gebeurt moet definitief vacant zijn, en van dezelfde graad of van eenzelfde rang zijn als de betrekking waarvan het personeelslid titularis is.
De overplaatsing sluit van rechtswege de benoeming in in de graad van de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst.
Wanneer evenwel een procedure inzake mutatie, bevordering of vrijwillige mobiliteit met toepassing van artikel 4 in die betrekking ter kennis van de personeelsleden wordt gebracht op het ogenblik dat de beslissing waarvan sprake in artikel 19, § 1, wordt medegedeeld, wordt het overgeplaatste personeelslid aangewezen voor een vacante betrekking van een graad van een lagere rang in hetzelfde niveau. Na het afsluiten van die procedure wordt zodra een betrekking in de graad van het overgeplaatste personeelslid vacant wordt, betrokkene van ambtswege en bij voorrang voor die betrekking aangewezen. "
Art.5. Artikel 24 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 24. Het personeelslid dat wordt herplaatst of overgeplaatst in een vacante betrekking behoudt zijn hoedanigheid en het voordeel van zijn weddeschaal.
Voor een ambtshalve mobiliteit, kan het herplaatste of overgeplaatste personeelslid worden aangewezen in een vacante betrekking van de graad waaraan de eerste weddeschaal is verbonden. Die affectatie blijft toepasselijk zolang het personeelslid, met eerbiediging van de bepalingen die gelden inzake rangschikking van de rijksambtenaren, geen bevordering door verhoging in weddeschaal kan verkrijgen evenwaardig aan deze die het zou bekomen hebben in zijn dienst van herkomst.
Onverminderd de bepalingen van het eerste lid, is het overgeplaatste personeelslid niet meer onderworpen aan de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn overheidsdienst op hem van toepassing waren. Het verliest ook het genot van de voordelen, van welke aard ook, die aldaar op hem toepasselijk waren.
Art.6. In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt opgeheven;
2° de §§ 2, 3 en 4 worden respectievelijk de §§ 1, 2 en 3.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt .
Art. 8. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 23 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT