19 AUGUSTUS 1997. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels betreffende het aanvragen en de betaling van door de rijkswacht uitgevoerde uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie.
Art. 1-8
Artikel 1. Behoudens andersluidende specifieke bepalingen, richten de rechtspersonen hun verzoeken met betrekking tot de prestaties van uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie, bedoeld in artikel 70bis, § 2, van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Zij vermelden daarbij de wettelijke grondslag van hun verzoek.
Art.2. Als de Minister van oordeel is dat hij het verzoek kan inwilligen, gelast hij de commandant van de rijkswacht om in zijn naam en overeenkomstig zijn richtlijnen een ontwerp van overeenkomst op te stellen in overleg met de verzoekende rechtspersoon.
Art.3. Het ter uitvoering van artikel 2 op te stellen ontwerp van overeenkomst omvat ten minste de volgende gegevens :
1° de beschrijving van de prestaties en de daarvoor benodigde mankracht;
2° de beschrijving van de bij de facturering aan te rekenen kosten;
3° de beschrijving van het materiaal en de onroerende goederen die in voorkomend geval worden aangewend bij de uitvoering van de prestaties;
4° de duur van de overeenkomst en de opzeggingstermijn;
5° de nadere regels inzake de betaling : periodiciteit, termijnen en betalingswijze.
Art.4. Voor de facturering van de prestaties wordt onder meer met de volgende kosten rekening gehouden :
1° de personeelskosten : de wedden, toelagen en vergoedingen die verschuldigd zijn aan de personeelsleden van de rijkswacht die voor de uitvoering van de prestaties zijn ingezet;
2° de beheerskosten gebonden aan de inzet van personeelsleden en het aanwenden van materiaal;
3° de kosten van gebruik, verbruik en afschrijving van de roerende en onroerende goederen die de rijkswacht in het raam van de prestaties aanwendt.
Wanneer de prestaties niet of niet volledig kunnen worden uitgevoerd om redenen die niet kunnen worden toegerekend aan de rijkswacht, worden de kosten bedoeld in het eerste lid, die werkelijk zijn gemaakt naar aanleiding van de voorbereiding van de prestaties, aangerekend.
Art.5. Het in artikel 2 bedoelde ontwerp van overeenkomst wordt voor voorafgaand akkoord aan de Minister van Begroting voorgelegd. Na diens akkoord, bepaalt de commandant van de rijkswacht, met akkoord van de verzoekende rechtspersoon, het ogenblik van inwerkingtreding van de overeenkomst.
Art.6. In geval van wanbetaling kan de Minister van Binnenlandse Zaken de uitvoering van de prestaties opschorten zolang de schulden niet vereffend zijn.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 8. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE