9 JUNI 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1992 betreffende de uitreiking van het getuigschrift voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de instellingen gemachtigd om dit getuigschrift af te leveren.
Art. 1-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 14 september 1992 betreffende de uitreiking van het getuigschrift voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective en de erkenning van de instellingen gemachtigd om dit getuigschrift af te leveren.
Art.2. In artikel 2 van het koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, dat artikel 2, § 1, zal vormen, wordt aangevuld als volgt :
" Deze getuigschriften zijn geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van uitreiking. De datum van uitreiking dient op de getuigschriften vermeld te worden. ";
2° een tweede paragraaf wordt toegevoegd, luidend als volgt :
" § 2. Diegenen die met goed gevolg de in het artikel 3, § 1, bepaalde opleiding beëindigd hebben, bekomen een "getuigschrift van basisopleiding voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective". Elke privé-detective, met uitzondering van de privé-detective die de gunst genoten heeft van artikel 22, § 1, van de voornoemde wet van 19 juli 1991, dient te beschikken over dit getuigschrift. ";
3° een derde paragraaf wordt toegevoegd, luidend als volgt :
" § 3. De personen die zonder enige afwezigheid de bijscholingscursus, bepaald in artikel 3, § 2, beëindigd hebben, bekomen een getuigschrift, genaamd "getuigschrift van bijscholing voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective". Elke privé-detective dient uiterlijk vanaf het vijfde jaar na de eerste toekenning van een vergunning permanent over een dergelijk getuigschrift te beschikken. "
Art.3. In artikel 3 van het koninklijk besluit, dat artikel 3, § 1, a), zal vormen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "opleiding" wordt vervangen door het woord "basisopleiding" en de woorden "tweehonderd vijftig" en "één jaar" worden respectievelijk vervangen door de woorden "driehonderd vijftig" en "twee jaar";
2° het punt "D" van dezelfde paragraaf wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De theoretische vakken dienen aangepast te zijn aan de praktijk van het beroep van privé-detective. ";
3° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een punt "E", luidend als volgt :
" E. 200 uren praktische oefeningen waarvan 150 uren onder de vorm van een stage zoals geregeld in artikel 4. ";
4° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een punt b), luidend als volgt :
" b) Een voor de basisopleiding erkende opleidingsinstelling kan een sectoropleiding inrichten, voor zover deze beantwoordt aan de specificiteit van een bepaald opsporingsdomein. Deze opleiding dient te voldoen aan alle bepalingen van artikel 3, § 1, a, van dit besluit. Elke sectoropleiding zal erkend moeten worden door de Minister van Binnenlandse Zaken, na advies van de Commissie Opleiding privé-detectives. ";
5° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
" § 2. De bijscholingscursus van minimum 40 uren omvat de volgende vakken :
A. Juridische vorming : 20 u.
B. Socio-psychologische vorming : 10 u.
C. Beroepstechnische vorming : 10 u.
De inhoud van de vakken wordt jaarlijks bijgewerkt en aangepast aan de evolutie van de wetgeving met repercussies op de werkzaamheden van de privé-detectives. "
Art.4. Artikel 4 van het koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De stage gebeurt onder toezicht van een door de Minister van Binnenlandse Zaken als stagebegeleider erkende privé-detective.
Om na het advies van de "Commissie opleiding privé-detectives", door de Minister van Binnenlandse Zaken erkend te kunnen worden als stagebegeleider dient een privé-detective aan de volgende voorwaarden te voldoen :
- beschikken over ten minste twee jaar beroepservaring als privé-detective en het beroep uitoefenen als hoofdberoep;
- binnen de opleidingsinstelling een opleiding hebben genoten van minimum 16 uur, met beperking tot 8 uur indien hij de opleiding, bedoeld in artikel 3, § 1, met goed gevolg beëindigd heeft;
- worden voorgedragen door een opleidingsinstelling.
De stage heeft tot doel de theoretische kennis kritisch te toetsen aan de praktijk van de privé-detective. Hierbij wordt aandacht besteed aan de integratie van de beroepskennis en de wettelijke aspecten, inzonderheid de bepalingen van de wet tot regeling van het beroep van privé-detective. De stage omvat een variatie van beroepstechnische methodes en technieken, de toepassing van deontologische en wettelijke verplichtingen van de privé-detective bij de behandeling van een dossier en een kritische reflectie bij de opgedane ervaring.
De stage mag slechts aanvangen nadat de kandidaat het eerste cursusjaar beëindigd heeft en met vrucht geslaagd is voor het theoretisch gedeelte.
De stage zal ten minste de studie van drie dossiers over verschillende onderwerpen moeten omvatten, waarbij meerdere opsporingstechnieken aan bod moeten komen.
Zowel de stagiairs als de stagebegeleide worden ertoe gehouden het stagekontrakt en het bijhorend reglement na te leven die door de opleidingsinstelling worden opgesteld en ter goedkeuring aan de Minister worden voorgelegd. Bovendien zullen zij samen een dagelijks verslag dienen op te stellen.
In elke opleidingsinstelling zal een cursuscoördinator worden aangesteld. Deze is belast met de organisatie van de cursussen en de stages die door de opleidingsinstelling waarvan hij deel uitmaakt, worden opgericht.
Hij dient voltijds tewerkgesteld te zijn in de opleidingsinstelling en over de nodige geschiktheid te beschikken om de taak van cursuscoördinator te vervullen. Hij wordt, na advies van de "Commissie opleiding privé-detectives", door de Minister van Binnenlandse Zaken als cursuscoördinator erkend.
Deze coördinator kan op elk moment worden geïnterpelleerd door een door de Minister van Binnenlandse Zaken aangestelde en bevoegde agent of ambtenaar. Hij zal tevens de Minister moeten inlichten over elke vastgestelde onregelmatigheid inzake het verloop van de cursussen en de stages. "
Art.5. In artikel 5 van het koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "voorzien in artikel 3" vervangen door de woorden "voorzien in artikel 3, § 1";
2° § 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
" Wie, na herexamens, niet geslaagd is, dient het geheel van de cursus een tweede keer te volgen om zich voor de examens opnieuw aan te melden. ";
3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt :
" § 3. De opleidingsinstelling hanteert het examenreglement dat door de Minister van Binnenlandse Zaken werd goedgekeurd. "
Art.6. In artikel 6 van het koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 wordt het punt 5° vervangen door de volgende bepaling :
" 5° drie privé-detectives, die met goed gevolg de vereiste opleiding hebben gevolgd in een erkende opleidingsinstelling, over ten minste twee jaar beroepservaring beschikken en het beroep uitoefenen als hoofdberoep; ze worden voorgedragen door de vertegenwoordiging van de opleidingsinstellingen; ";
2° in § 4 wordt het punt 1° vervangen door de volgende bepaling :
" De nadere detaillering van de lessenprogramma's zoals bedoeld bij artikel 3 van onderhavig besluit. "
Art.7. In artikel 7 van het koninklijk besluit, dat artikel 7, § 1, zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "worden erkend" worden vervangen door de woorden "worden erkend voor de basisopleiding";
2° punt 3° wordt aangevuld met een punt c, luidend als volgt :
" c) tevens geen feiten hebben gepleegd die een tekortkoming kunnen uitmaken op de beroepsdeontologie van de privé- detective en/of deze van lesgever; ";
3° punt 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° stagiairs en stagebegeleiders een stagecontract laten ondertekenen, waarvan het model door de Minister van Binnenlandse Zaken werd goedgekeurd; ";
4° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een punt 6° en een punt 7°, luidend als volgt :
" 6° een stagereglement hanteren dat door de Minister van Binnenlandse Zaken werd goedgekeurd; ";
7° een cursuscoördinator tewerkstellen, belast met de coördinatie van de cursussen en de stages, die door de opleidingsinstelling worden georganiseerd. ";
5° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een tweede paragraaf, luidend als volgt :
" § 2. Om te kunnen worden erkend voor de bijscholing dient een opleidingsinstelling aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° de voorwaarden voorzien in § 1;
2° gedurende twee opeenvolgende cursusjaren de opleiding bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit te hebben georganiseerd, zonder dat hierbij inbreuken werden vastgesteld op de voorwaarden opgesomd in § 1 van dit artikel en de bepaling in artikel 10 van de voornoemde wet van 19 juli 1991;
3° jaarlijks minstens één bijscholingscyclus organiseren. "
Art.8. In artikel 10 van het koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "de aangewende methodes, de namen en de titels van lesgevers en de cursisten" vervangen door de woorden "de organisatie en de coördinatie van stages, de namen en titels van lesgevers, de stagebegeleiders en de cursisten";
2° hetzelfde artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
" De opleidingsinstellingen die erkend zijn om de opleiding bedoeld in artikel 3, § 2, van dit besluit te organiseren, vervolledigen het verslag met alle gegevens die aantonen dat het programma voldoet aan de bepaling van artikel 3, § 2, tweede lid, van dit besluit. "
Art.9. In artikel 12 van het koninklijk besluit wordt punt 4 vervangen door de volgende bepaling :
" De lijst van het lerarenkorps en van de stagebegeleiders. "
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 juni 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE