3 MAART 1997. - Ministerieel besluit houdende de goedkeuringsprocedure van de beveiligingssystemen van waarden. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 07-03-1997 en tekstbijwerking tot 29-04-2003)
Art. 1-17
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.2. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.3. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.4. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.5. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.6. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.7. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.8. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.9. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.10. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.11. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.12. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.13. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.14. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.15. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.16. (opgeheven) <KB 2003-04-07/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 29-04-2003>
Art.17. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 3 maart 1997.
J. VANDE LANOTTE
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Lijst met de te verifiëren punten.
1. Het systeem.
- globale coherentie;
- capaciteit tot het opvolgen van complexe toestanden;
- lijst van de informatie en instructies die kunnen opgeslagen of gememoriseerd worden;
- type van programmatie en/of registratie van gegevens;
- mogelijkheid tot storing van het systeem;
- mogelijkheid een virus te introduceren;
- mogelijkheid in het systeem in te breken of gekodeerde informatie te decrypteren;
- niet toegankelijkheid van de waarden voor de bemanning;
- systeem voor het inlassen van de containers (in het voertuig, bij de klant of in de bewakingsonderneming);
- niet aan de container of aan de manipulatie ervan gebonden factoren die het systeem kunnen activeren en detectiewijze van deze factoren;
- timing/vertragingssysteem bij opening;
- actief of passief karakter van het systeem (i.c. graad van automatisering van de activatie);
- energiebronnen en autonomie.
2. De container.
- ontwaardingssysteem (type, gebruikte produkten, aanwezigheid van traceermiddelen, onomkeerbaarheid, ontwaardingspercentage naargelang de conditionering van de waarden);
- minimale weerstand (bij normale behandeling) en maximale weerstand (aanduiding bij een ongeoorloofde behandeling) onder andere tot de volgende parameters :
* fraude
* schokken
* vervorming
* licht
* warmte
* koude
* vocht
* stralingen;
- autonomie.
3. Gebruiksveiligheid.
- uitlaat naar buiten van :
* rook
* gas
* andere produkten
* warmte
* vlammen
* electrische energie
* enz.
(NOTA : de voorgaande lijst en de bijhorende technische nota blijven van toepassing in uitvoering van artikel 24, 2°, van het KB 2003-04-07/33. <KB 2003-04-07/33, art. 37; Inwerkingtreding : 29-04-2003>)
Art. N2. Bijlage 2. COMMISSIE BETREFFENDE DE BEVEILIGING VAN WAARDEN.
Technische nota.
1. Toepassingsgebied.
Deze nota beschrijft de proeven en de proefmethoden die worden aanbevolen voor het testen op de container en zijn componenten. Deze container maakt deel uit van een intelligent systeem, ontworpen voor de beveiliging van het vervoer van waarden.
Het gebruik van bijkomende klimatische en mechanische belastingen met speciale kenmerken die geschikt zijn voor de evaluatie van specifieke klimatische, elektrische of mechanische exploitatie- of omgevingsvoorwaarden, wordt door deze nota niet uitgesloten.
De proeven weergegeven in deze technische nota kunnen door de commissie betreffende de beveiliging van waarden worden gevraagd, op basis van het ministerieel besluit van 27 augustus 1996 houdende de goedkeuringsprocedure van de beveiligingssystemen van waarden (B.S., 3 september 1996).
2. Doel.
Het doel van deze nota is het verstrekken van een genormaliseerde reeks proeven. Op die manier kan de commissie de geschiktheid van de componenten en van de uitrusting vaststellen voor het gebruik, de opslag en het vervoer in diverse klimatologische omstandigheden. Dit moet een correcte en neutrale analyse door de commissie mogelijk maken.
Bij het opstellen van deze nota werd er terdege rekening gehouden met het Europese kader, in casu werd gekozen voor de internationale norm IEC of de Europese Norm EN.
Deze nota definiëert de eisen waaraan de componenten van de container moeten beantwoorden tijdens en na de belastingen veroorzaakt door de proeven (funktionele proeven).
Deze nota bepaalt eveneens de eisen die toelaten de weerstand van de componenten te testen op mogelijke sabotagedaden.
Bovendien vraagt de commissie testen inzake conformiteit met de veiligheidsvoorschriften. Deze testen maken het voorwerp uit van een speciale rubriek : "conformiteit met de voorschriften".
3. Algemene proefeisen.
3.1. Normale atmosferische proefomstandigheden.
Tenzij anders vermeld wordt in de proefmethode, moet deze proef geschieden nadat het proefmonster zich heeft kunnen stabiliseren in de normale atmosferische proefomstandigheden, zoals bepaald in de publikatie IEC 68-1, en die zijn :
- temperatuur : 15 - 35 °C
- relatieve vochtigheid : 25-75 % r.v.
- luchtdruk : 86-106 kPa
Het is essentieel dat de temperatuur en de vochtigheid constant blijven tijdens elke omgevingsproef die onder normale atmosferische proefomstandigheden wordt toegepast.
3.2. Montage en oriëntering.
Tenzij anders vermeld wordt in de proefmethoden, moet het proefmonster zich in zijn normale werkingsstand bevinden, eventueel bevestigd met de normale bevestigingsmiddelen, zoals voorgeschreven door de fabrikant van het intelligent systeem.
3.3. Elektrische en andere verbindingen.
Wanneer de methode voorschrijft dat het monster bedrijfsklaar moet zijn, moeten alle ingangen en uitgangen worden aangesloten aan de daartoe door de fabrikant voorziene verbindingen (voeding en/of informatiedoorstromingskanalen), met strikte inachtneming van de voorschriften van de fabrikant. Indien de fabrikant in meerdere mogelijkheden voorziet, zullen alle mogelijkheden onderworpen worden aan de test.
3.4. De omgevingsklassen.
De testen kunnen worden uitgevoerd in verschillende omgevingen.
Deze mogelijke omgevingen worden ingedeeld in vier klassen, met stijgende moeilijkheidsgraad :
- Klasse I : Binnen maar beperkt tot ruimten bestemd voor bewoning of kantoordoeleinden
- Klasse II : Binnen in het algemeen (o.a. winkelruimten, stocks,...)
- Klasse III : Buiten, maar beschermd tegen direct zonlicht en regen, of binnen, maar met extreme condities.
- Klasse IV : Buiten in het algemeen.
Indien het relevant is, zal bij de testen duidelijk worden vermeld welke omgevingsklasse men in acht moet nemen.
4. Mechanische proeven.
4.1. Doel en overzicht van de mechanische proeven.
Deze proeven zijn bestemd voor de evaluatie van de geschiktheid van de componenten van een intelligent systeem en van zijn bevestigingsmiddelen om mechanisch te weerstaan aan mogelijke belastingen in normale gebruiks- en transportomstandigheden.
Er zijn vier soorten mechanische proeven :
- de schoktest
- de impacttest
- de test vrije val
- de trillingtest
4.2. De schoktest.
4.2.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-27 van 1987, met als versnelling 10 g gedurende 6 ms.
4.2.2. De eisen :
Na afloop van de proef wordt de externe en interne schade gecontroleerd en mag het proefmonster geen beschadiging vertonen die de goede werking ervan in gevaar kan brengen.
4.3. De impacttest.
4.3.1. De apparatuur.
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-63 van 1991, met als omgevingsklasse IV.
4.3.2. De testprocedure.
Deze test moet toelaten de weerstand van de container van het systeem te beoordelen in normale omstandigheden. Er mag verwacht worden dat de container kan weerstaan aan deze test, die erin bestaat dat men kleine mechanische impacten of slagen voorziet, die worden veroorzaakt door het slaan met een afgerond hamerhoofd op alle mogelijke zijden van het monster.
Op elke plaats die men aan een impact wil onderwerpen, zal men precies 3 slagen geven, met een energie van 1,0 Joule. Let wel : indien men meerdere plaatsen van de container test op één container, mogen de series van 3 slagen elkaar niet beïnvloeden. Indien er gevreesd wordt dat de hamerslagen elkaar hebben beïnvloed, moet de test worden overgedaan. Dit moet blijken uit het testrapport.
4.3.3. De eisen :
Na afloop van de proef wordt de externe en interne schade gecontroleerd en mag het proefmonster geen enkele beschadiging vertonen die de goede werking van het systeem (de container én het vernietigingssysteem) in gevaar kan brengen.
4.4. De test vrije val.
4.4.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-32 van 1975, met als omgevingsklasse IV.
4.4.2. De testprocedure :
De test bestaat erin dat men het monster, dat zich in gewapende en gesloten toestand bevindt, onderwerpt aan een val van een specifieke hoogte en dit op een oppervlakte van beton of staal. De hoogte is 1,5 meter.
4.4.3. De eisen :
Ofwel treedt bij de val van deze hoogte het vernietigingsmechanisme van het monster in werking, waarbij de resultaten van de ontwaarding niet lager mogen zijn dan bij een ontwaarding die niet het gevolg zou zijn van een vrije val. Wat zeker niet mag gebeuren is dat de kofferinhoud weliswaar wordt vernietigd, maar dat de koffer open is na de val.
Ofwel treedt bij de val van deze hoogte het vernietigingsmechanisme van het monster niet in werking. In dit laatste geval, wordt na afloop van de test de schade, zowel extern als intern gecontroleerd. De container mag geen enkele beschadiging vertonen die de goede werking van het systeem in gevaar kan brengen. De intelligentie van de box mag dus niet zijn aangetast, en het moet mogelijk blijven om de box in de voorziene recipiënten te plaatsen. Het vernietigingssysteem mag niet zo worden aangetast dat het na de test niet meer in werking kan treden.
4.5. De trillingstest.
4.5.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-6 van 1982, met als omgevingsklasse IV.
4.5.2. De testprocedure : 5.
Deze test onderwerpt het monster aan trillingen van een zekere frequentie, die overeen kunnen stemmen met het gebruik van het monster in zijn normale omgeving, namelijk gemonteerd in een voertuig.
De trillingen zullen om beurten voorzien worden op elk van de drie assen van de driedimensionele ruimte, namelijk : hoogte, breedte en diepte. Een van de assen zal loodrecht staan op het stijgend vlak van de installatie.
De frequentie van de variabele trillingen gaat van 10 tot 500 Hz, met een maximale amplitude van 5 mm en een versnelling van 3 g. Het aantal assen is 3, de bewegingsverhouding bedraagt 1 octaves/min.
4.5.3. De eisen :
Na afloop van de proef controleert men de externe en interne schade.
Het proefmonster mag geen beschadigingen hebben die de goede werking van het systeem in gevaar brengen.
5. Klimatologische proeven.
5.1. Doel en overzicht.
Het doel van deze proeven is de kwaliteit en de stabiliteit te beoordelen van de prestaties van de komponenten in extreme klimatologische omstandigheden waarin de systemen zich kunnen bevinden.
Er zijn vier soorten van klimatologische proeven :
- droge warmte
- koude
- temperatuursveranderingen
- cyclus van vochtige warmte
5.2. Droge warmte.
5.2.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-2 van 1994, vierde editie, inclusief de amendementen nr. 1 (1993) en nr. 2 (1994), met als omgevingsklasse IV.
5.2.2. De testmethode :
De container wordt in een eerste test gedurende 16 uur blootgesteld aan de temperatuur van 70°C. Deze temperatuur kan echter gewijzigd worden in functie van het systeem dat getest wordt. Wanneer een fabrikant beweert dat de geldkoffer explodeert vanaf temperatuur x° C, die lager ligt dan 70° C, zal de temperatuur, waaraan de koffer moet worden blootgesteld (x°C-5°C) bedragen.
Een tweede test zal erin bestaan om de container bloot te stellen aan de maximum temperatuur die, naar de gegevens van de fabrikant, het vernietigingssysteem in werking stelt.
5.2.3. De eisen :
Na afloop van de eerste proef wordt de externe en interne schade gecontroleerd en mag het proefmonster geen enkele beschadiging vertonen die de goede werking ervan in gevaar kan brengen. Het vernietigingssysteem mag niet in werking zijn getreden.
Bij de tweede test moet er onmiddellijk een ontwaarding plaatsvinden, waarbij de ontwaardingsgraad niet lager mag zijn dan bij een ontwaarding die niet het gevolg is van een blootstelling aan de hitte.
5.3. Koude.
5.3.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-1 van 1990, vijfde editie, inclusief de amendementen nr. 1 (1993) en nr. 2 (1994), met als omgevingsklasse IV.
5.3.2. De testmethode :
De container wordt gedurende 16 uur blootgesteld aan een lage temperatuur. Deze temperatuur bedraagt -25° C. Wanneer een fabrikant beweert dat de geldkoffer reeds explodeert vanaf een temperatuur die lager is dan 25° C, zal deze temperatuur (x°C) genomen worden, en verhoogd met 5°C. In dit laatste geval zal de koffer dus worden blootgesteld aan de temperatuur (x°C+5°C).
Een tweede test zal erin bestaan om de container bloot te stellen aan de maximum temperatuur die, naar de gegevens van de fabrikant, het vernietigingssysteem in werking stelt.
5.3.3. De eisen :
Na afloop van de eerste test wordt de externe en interne schade gecontroleerd. De container in zijn totaliteit mag geen beschadiging vertonen die de goede werking in gevaar brengt.
Bij de tweede test moet er onmiddellijk een ontwaarding plaatsvinden, waarbij de ontwaardingsgraad niet lager mag zijn dan bij een ontwaarding die niet het gevolg is van een blootstelling aan lage temperaturen.
5.4. Temperatuursveranderingen.
5.4.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-14 van 1984, met als omgevingsklasse IV.
5.4.2. De testmethode :
De test bestaat er in dat de container meerdere keren van een welbepaalde testkamer wordt overgebracht naar een andere, waarbij een gematigde temperatuurschok optreedt.
De temperatuur in testkamer A bedraagt -25°C (of de extreme negatieve temperatuur van de fabrikant, verminderd met 5°C), de temperatuur in de testkamer B bedraagt +30°C. De box wordt eerst gedurende één uur in kamer A geplaatst. Nadien vindt er een overdracht plaats, welke moet geschieden binnen een tijdspanne die maximaal 3 minuten bedraagt. Deze cyclus wordt vier keer herhaald.
5.4.3. De eisen :
Na afloop van de proef wordt de externe en interne schade gecontroleerd. De container, noch zijn vernietigingssyteem mogen beschadigingen hebben die de goede werking van het systeem in gevaar brengen.
5.5. Cyclische proef met vochtige warmte.
5.5.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 68-2-30 van 1980, tweede editie, met inbegrip van amendement n° 1 van 1985, en met als omgevingsklasse IV.
5.5.2. De testmethode :
De testmethode bestaat erin dat men de container aan een cyclus van veranderende temperaturen tussen de 25° C en de 55° C gaat blootstellen. De relatieve vochtigheidsgraad bedraagt ongeveer 93% (eventuele afwijking tot 3%) gedurende de hoge temperaturen, en meer dan 95% gedurende de lage temperaturen en de wijzigingsfase. De stijgingsgraad van de temperatuur is zo afgesteld dat er zich condensatie vormt op de oppervlakte van het monster.
Deze testcyclus wordt 6 maal herhaald.
5.5.3. De eisen :
Na afloop van de proef mag de goede werking van de container in zijn totaliteit niet in het gedrang komen.
6. Elektrische proeven.
6.1. Doel en overzicht.
Het doel van deze proeven is de kwaliteit en de stabiliteit te beoordelen van de elektrische of elektronische componenten van de systemen.
Er zijn twee elektrische proeven :
- de voeding
- de elektrostatische ontlading
6.2. Voeding.
6.2.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publicatie IEC 839-1-3 van 1988.
6.2.2. De proefmethode :
De proefmethode wordt beschreven in de norm IEC 839-1-3 (1988), proef A-8. De eis beschreven in voornoemde norm is van toepassing op het proefmonster. De proef duurt 1 uur na de thermische stabiliteit. De gevraagde belastingen kunnen worden gewijzigd door de belastingen verklaard door de fabrikant, indien deze strenger zijn.
6.2.3. De eisen :
Na afloop van de proef wordt de externe en interne schade gecontroleerd. De container in zijn totaliteit mag geen beschadiging vertonen die de goede werking in gevaar brengt.
6.3. Elektrostatische ontlading.
6.3.1. De apparatuur :
De apparatuur wordt beschreven in de publikatie IEC 801-2 (1991), tweede deel.
6.3.2. De proefmethode :
De proefmethode wordt beschreven in de norm IEC 839-1-3 (1988), proef A-11. De eis drie in deze voormelde norm is van toepassing op het monster (spanning 8 kV voor de indirecte ontladingen, 6 kV voor de directe ontladingen). De tussentijd tussen de opeenvolgende ontladingen bedraagt minstens 5 s. Een ontlading moet worden toegepast op elk van de externe contacten van de container.
De gevraagde belastingen kunnen worden gewijzigd door de belastingen verklaard door de fabrikant, indien deze strenger zijn.
6.3.3. De eisen :
Na afloop van de proef zijn er twee mogelijkheden : ofwel is er geen schade aan de container en zijn vernietigingssysteem, ofwel werd de inhoud van de box ontwaard. Het resultaat mag zeker niet zijn dat de box van gewapende naar ongewapende toestand veranderd is, noch dat de container kan worden opengebroken zonder dat het vernietigingssysteem in werking trad.
7. De elektromagnetische testen.
7.1. Doel en overzicht.
Het doel van deze rubriek testen, is nagaan of de container en zijn componenten kunnen werken in een omgeving waar ook elektromagnetische storingen kunnen ontstaan.
In dit kader wordt er gedacht aan twee testen :
- de immuniteitstest
- de emissietest
7.2. De immuniteitstest.
Deze test wordt beschreven in de publicatie EN 50130-4.
7.3. De emissietest.
Deze test wordt beschreven in de publicatie EN 50081-1.
8. Sabotageproeven.
8.1. Doel en overzicht.
De sabotageproeven zijn proeven waarin de werking van de containers worden getest. Gezien de geheel eigen aard van de intelligente systemen, is het echter niet altijd mogelijk om aansluiting te vinden bij een IEC-norm. Het testlaboratorium zal dus moeten overgaan tot alle pogingen om het systeem te saboteren.
De volgende sabotagetesten worden gevraagd (deze lijst is niet limitatief) :
- Guillotine-test
- Doorboringstest
- Stralingstest
- Forceren van de opening (met, indien relevant, een slotentest)
- Plettest
De testrapporten over deze sabotagetesten moeten zeker een duidelijke omschrijving bevatten van de door het laboratorium gebruikte methodes en gereedschappen.
8.2. Guillotine.
8.2.1. Proefmethode :
De bedoeling van deze test is nagaan of het mogelijk is de container op een snelle manier in twee (of meerdere) delen te snijden met de bedoeling een deel van het geld te scheiden van het vernietigingssysteem, en dus bankbiljetten te bekomen die niet ontwaard zijn.
8.2.2. Eisen :
Na afloop van deze test moet blijken dat men ofwel niet bij machte is de container in twee te splijten, ofwel dat de inhoud van de container volledig werd ontwaard, en dat deze ontwaardingsgraad niet lager is dan bij een ontwaarding die niet het gevolg zou zijn van voornoemde sabotagedaad.
8.3. Doorboring.
8.3.1. Proefmethode :
Deze test beoogt een controle op de reactie van de container op een doorboring van de kofferwand. In deze test moet de kofferwand doorboord worden.
8.3.2. Eisen :
Uit deze test moet blijken dat de container de inhoud ontwaardt op het moment dat er geboord werd in de schilden van de container.
Indien dit niet het geval is, zou het immers mogelijk zijn om met allerlei kleine gereedschappen het vernietigingssysteem te saboteren, wat in geen geval mogelijk mag zijn.
8.4. Stralingen.
8.4.1. Proefmethode :
In deze test moet worden nagegaan of het mogelijk is door het gebruik van laserstralen om het vernietigingssysteem in de koffer aan te tasten zonder hem eerst te openen.
8.4.2. Eisen :
Uit de proef moet blijken dat het ofwel onmogelijk is om de onderdelen van de container en/of het vernietigingssysteem aan te tasten, ofwel dat het vernietigingssysteem in werking treedt en dat de inhoud wordt vernietigd.
8.5. Forceren van de opening.
Voorafgaande opmerking : de stevigheid van mechanische sloten kan natuurlijk enkel getest worden indien het systeem voorzien is van mechanische sloten.
8.5.1. Proefneming. :
De weerstand van de opening aan alle mogelijke sabotagedaden moet in deze rubriek worden onderzocht, o.a. of het mogelijk is de sleutel (electronisch of mechanisch) na te maken en zo de container te openen, of het mogelijk is door het uitboren van het slot de container te openen,...
8.5.2. Eisen :
Het resultaat van de test moet aantonen dat het geheel onmogelijk is het slot te forceren of te openen, op ongeoorloofde wijze, zonder dat het vernietigingssysteem in werking treedt.
8.6. Plettest.
8.6.1. Proefneming :
In deze test moet controleren of het mogelijk is door middel van het snel pletten van de container om het vernietigingssysteem te vernietigen of aan te tasten op zodanig manier dat het mogelijk wordt om een deel van het geld in de koffer te behouden voor ontwaarding.
8.6.2. Eisen :
Het resultaat van de test moet aantonen dat het vernietigingssysteem in werking treedt en dat de ontwaardingsgraad niet lager ligt dan bij een ontwaarding die niet het gevolg is van een plettest.
9. Conformiteit met de voorschriften.
9.1. Veiligheidsvoorzorgen te nemen in verband met het ontwaardingssysteem Het ontwaardingssysteem bestaat meestal uit verschillende componenten, waarvan sommige (inkt en/of pyrotechnisch mengsel) toxisch kunnen zijn. Het is dus noodzakelijk dat de internationale voorschriften i.v.m. het aanbrengen van labels en codes nageleefd worden, en dat de technische fiches in het dossier zijn bijgesloten, alsook de te nemen voorzorgsmaatregelen die eigen zijn aan de gebruikte produkten.
Van de componenten wordt een monster gegeven aan het testlabo, alsook een aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en de Nationale Bank van België.
9.2. Test : vernietiging van één container.
In deze test wordt nagegaan wat het effect is van de detonering van het ontwaardingssysteem van één koffer. Deze test moet de gevolgen bespreken van de vernietiging zowel in de hypothese dat er geen ventilatie mogelijk is, als in de hypothese van een (voldoende) ventilatie.
Het rapport moet niet enkel het resultaat bevatten, maar ook de aanbevelingen die de mogelijke negatieve elementen kunnen ondervangen.
9.3. Test : vernietiging van meerdere containers.
In deze test moet worden nagegaan wat het effect is van de detonering van het ontwaardingssysteem van meerdere koffers. Het maximaal aantal koffers dat in een voertuig kan geplaatst worden, hangt natuurlijk af van voertuig tot voertuig en van systeem tot systeem. Voor elk voertuig waarin een systeem voorziet moet er een rapport zijn over het effect van de detonering van alle geldkoffers.
Deze test moet de gevolgen bespreken van deze maximale vernietiging zowel in de hypothese dat er geen ventilatie mogelijk is, als in de hypothese van een (voldoende) ventilatie.
Het rapport moet niet enkel het resultaat bevatten, maar ook de aanbevelingen die de mogelijke negatieve elementen kunnen ondervangen.
10. Ontwaardingstest van de Nationale Bank van België.
In de zetel van de Nationale Bank van België te Brussel zal een test worden gedaan waarin de ontwaardingsgraad van de biljetten zal worden onderzocht. Deze test zal worden uitgevoerd op echte biljetten.
Men onderzoekt o.a. of de biljetten nog in omloop kunnen gebracht worden, of ze door het grote publiek herkenbaar zijn als een geld afkomstig van een misdaad. De Nationale Bank gaat ook na of het mogelijk is de biljetten na detonatie van de koffer nog te verwerken.
(NOTA : de voorgaande lijst en de bijhorende technische nota blijven van toepassing in uitvoering van artikel 24, 2°, van het KB 2003-04-07/33. <KB 2003-04-07/33, art. 37; Inwerkingtreding : 29-04-2003>)