Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 36, 46, 55, 74, 79, 79ter, 84, 104, 109, 127 en 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot wijziging van artikel 50 van het koninklijk besluit van 22 november 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid.



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 36, § 1, eerste lid, 2° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  A) littera e wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "e) ofwel, voor de jongere die deeltijds secundair onderwijs heeft gevolgd, één van de volgende getuigschriften behaald hebben :
  - het kwalificatiegetuigschrift van de derde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs;
  - het vakbekwaamheidsattest van de lagere cyclus van het deeltijds beroepssecundair onderwijs;
  - het studiegetuigschrift van de tweede of van de derde graad van het deeltijds beroepssecundair onderwijs;";
  B) het wordt aangevuld met een littera h, luidend als volgt :
  "h) ofwel studies of een vorming gevolgd hebben in een andere Lidstaat van de Europese Unie indien volgende voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  - de jongere legt documenten voor waaruit blijkt dat de studie of de vorming van hetzelfde niveau en gelijkwaardig zijn aan deze vermeld in de voormelde litterae;
  - op het ogenblik van de uitkeringsaanvraag is de jongere, als kind, ten laste van migrerende werknemers in de zin van artikel 48 van het EG Verdrag, die in België verblijven.".

Art.2. Artikel 46, § 1, tweede lid, 1° van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "1° het tijdstip waarop de werkloze de dagen gedekt door vakantiegeld of door de bezoldiging bedoeld in het eerste lid, 3° en 4° moet uitputten alsmede de wijze waarop het aantal dagen dat door deze bezoldiging gedekt is wordt berekend;".

Art.3. Artikel 55, 7° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "7° voor de zaterdagen of halve zaterdagen, die door de Minister, na advies van het beheerscomité, gelijkgesteld worden met niet-vergoedbare dagen of halve dagen. " .

Art.4. Artikel 74, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 november 1994, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De Minister kan na advies van het beheerscomité beslissen welke categorieën van werknemers, behorende tot een bijzondere beroepscategorie, in afwijking van de artikelen 100 tot 105 uitkeringen kunnen genieten voor de dagen van volledige werkloosheid volgens een vijfdaags uitkeringsstelsel. In voorkomend geval wordt het dagbedrag van de uitkering verhoogd met 20 %. ".

Art.5. In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 november 1996 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 30 maart 1995, 7 april 1995, 22 november 1995 en 26 maart 1996 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  A) § 4 wordt vervangen door de volgende bepalingen:
  "§ 4. Wordt beschouwd als langdurig werkloze die activiteiten mag verrichten in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die werkloos is sinds ten minste twee jaar als hij wachtuitkeringen geniet of sinds ten minste drie jaar als hij werkloosheidsuitkeringen geniet.
  In afwijking van het vorig lid wordt voor het uitvoeren van seizoensen gelegenheidsgebonden activiteiten verricht bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf beschouwd als langdurig werkloze, die activiteiten mag verrichten in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die werkloos is sinds ten minste één jaar als hij wachtuitkeringen geniet of sinds ten minste twee jaar als hij werkloosheidsuitkeringen geniet.
  Indien de Rijksdienst een tekort vaststelt in het aantal werklozen kandidaat-PWAer, mag de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze, die in de periode van 36 maanden voor zijn aanvraag minstens gedurende 24 maanden uitkeringsgerechtigde volledig werkloze was, zich op vrijwillige basis inschrijven als kandidaat bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. Heeft de werkloze die de voormelde voorwaarden vervult de leeftijd van 40 jaar bereikt, dan wordt de mogelijkheid zich in te schrijven evenwel niet afhankelijk gesteld van de vaststelling van een tekort. Uitkeringen toegekend voor periodes van arbeidsongeschiktheid als volledig werkloze worden, voor de vereiste inzake werkloosheidsduur bedoeld in deze bepaling, gelijkgesteld met uitkeringen.
  De Minister kan, na advies van het beheerscomité, de berekeningswijze van de in de vorige leden vermelde werkloosheidsduur nader omschrijven. Hij kan eveneens de voorwaarden en de modaliteiten nader omschrijven volgens dewelke het tekort bepaald in het vorige lid wordt vastgesteld.
  In afwijking van het eerste tot het derde lid, mag de werkloze die als deeltijdse werknemer tewerkgesteld is, die geniet van een conventioneel brugpensioen of die de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet, geen activiteiten verrichten overeenkomstig dit artikel.
  De in het eerste lid bedoelde werkloze wordt, behalve indien hij vrijgesteld is van de verplichting beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt voor een andere reden dan krachtens de bepalingen van § 4bis of van artikel 79ter, § 5, ambtshalve ingeschreven als kandidaat bij het agentschap bevoegd voor zijn verblijfplaats. De Rijksdienst brengt de werkloze van deze inschrijving op de hoogte, nodigt hem uit zich aan te bieden bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap en brengt hem op de hoogte dat hij, in geval hij in gebreke blijft, zal opgeroepen worden door het agentschap. De ambtshalve inschrijving vervalt na een onderbreking van de uitkeringen gedurende zes volledige kalendermaanden.
  De inschrijving bij het agentschap wordt geschorst tijdens de periode waarin de werkloze een reïntegratieprogramma volgt zoals bedoeld in artikel 27, 9°.
  Het agentschap bezorgt aan deze werkloze een PWA-contract waarvan het model en de inhoud wordt bepaald door de Minister.
  Het agentschap bezorgt aan deze werkloze eveneens een prestatieformulier waaruit blijkt dat de werkloze aan de vereisten voldoet om activiteiten te verrichten in toepassing van dit artikel. Deze activiteiten mogen slechts verricht worden door een werkloze die in het bezit is van het prestatieformulier.".
  B) In § 5, eerste lid, worden de woorden " vijfde lid " vervangen door de woorden" zesde lid ".
  C) § 9, 2° wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2° naar rato van 20 % gestort aan het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, bevoegd voor de gemeente waar de activiteit werd uitgeoefend teneinde administratiekosten te dekken en teneinde opleidingen ten behoeve van de werklozen ingeschreven in het agentschap en plaatselijke werkgelegeheidsinitiatieven te financieren.";
  D) § 11 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 11. De Rijksdienst bepaalt de inhoud en het model van het gebruikersformulier, de PWA-cheque, het prestatieformulier en het formulier waarmee de vrijstelling bedoeld in § 4bis wordt aangevraagd. " .

Art.6. In artikel 79ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 november 1995, worden in § 3, eerste lid de woorden " vijfde lid " vervangen door de woorden " zesde lid ".

Art.7. In artikel 84, eerste lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996, worden de cijfers 152.393 F. vervangen door de cijfers 161.532 F.

Art.8. Artikel 104, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. In geval van werkhervatting wordt het aantal halve uitkeringen waarop de werkloze die halve uitkeringen geniet overeenkomstig artikel 103 voor de beschouwde maand aanspraak kan maken, verminderd met :
  - twee halve eenheden voor elke dag waarvoor hij overeenkomstig artikel 44 geen recht heeft op uitkeringen of voor elke zaterdag die krachtens artikel 55, 7° gelijkgesteld wordt met een niet vergoedbare dag;
  - één halve eenheid voor elke zaterdag die krachtens artikel 55, 7° gelijkgesteld wordt met een niet vergoedbare halve dag.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt evenwel, indien de werkloze voor de voorgaande maand geen uitkeringen ontving als volledig werkloze, geen rekening gehouden met de dagen van werkhervatting of met de zaterdagen gelegen vóór de eerste vergoedbare dag in de beschouwde maand.
  Onverminderd de toepassing van het eerste lid kan de werkloze bedoeld in het eerste lid, die het werk hervat in een arbeidsregeling waarvan de factor Q minstens gelijk is aan deze op grond waarvan het wekelijks uitkeringsstelsel werd vastgesteld geen uitkeringen meer genieten gedurende de volledige periode van werkhervatting behalve voor de uren van tijdelijke werkloosheid. ".

Art.9. Artikel 109, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. Het aantal halve uitkeringen voor een beschouwde maand wordt met twee halve eenheden verminderd :
  1° voor de volledig werkloze die halve uitkeringen geniet overeenkomstig artikel 103, voor elke dag die overeenkomstig het wekelijks uitkeringsstelsel niet vergoedbaar is, waarop hij een activiteit in de zin van artikel 45 verricht heeft of die krachtens artikel 55, 7° gelijkgesteld wordt met een niet-vergoedbare dag;
  2° voor de tijdelijk werkloze die halve uitkeringen geniet overeenkomstig artikel 108, voor elke zondag en elke gewone dag van inactiviteit, gelegen tussen de eerste effectieve werkloosheidsdag in de beschouwde maand en het einde van de maand, waarop hij een activiteit in de zin van artikel 45 verricht heeft, behalve indien deze activiteit uitgeoefend wordt in het kader van zijn normale deeltijdse arbeidsregeling.
  In afwijking van het eerste lid, 1° wordt het aantal halve uitkeringen slechts met één halve eenheid verminderd voor elke zaterdag die krachtens artikel 55, 7° gelijkgesteld wordt met een niet vergoedbare halve dag. ".

Art.10. Artikel 127 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 juni 1993, 15 september 1993 en 27 april 1994, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Art. 127. § 1. Het bedrag van de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
  1° voor de werknemer met gezinslast op 41 F.;
  2° voor de alleenwonende werknemer die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, op 18 pct. van het gemiddeld dagloon;
  3° voor de alleenwonende werknemer niet bedoeld in 2°, op 12,5 pct.
  van het gemiddeld dagloon;
  4° voor de samenwonende werknemer waarvoor het dagbedrag van de werkloosheidsuitkering werd bepaald op 147 F. op 43 F.;
  5° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft op 20 pct. van het gemiddeld dagloon;
  6° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° of 5° die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft op 15 pct. van het gemiddeld dagloon;
  7° voor de samenwonende werknemer niet bedoeld in 4° tot 6°, op 10 pct. van het gemiddeld dagloon.
  De percentages bedoeld in het eerste lid, 5° en 6° worden vervangen door 25 pct. indien de werknemer reeds vóór 1 januari 1997 dit percentage genoot.
  Het percentage bedoeld in het eerste lid, 7° wordt vervangen door 7,5 pct. indien de werknemer reeds vóór 1 januari 1997 dit percentage genoot.
  § 2. Het minimum dagbedrag van de werkloosheidsuitkering verhoogd met de anciënniteitstoeslag wordt vastgesteld :
  1° voor de werknemers met gezinslast op 379 F.;
  2° voor de alleenwonende werknemer bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, op 349 F.;
  3° voor de alleenwonende werknemer bedoeld in § 1, eerste lid, 3°, op 317 F.;
  4° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, eerste lid, 5°, op 317 F.;
  5° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, op 288 F.;
  6° voor de samenwonende werknemer bedoeld in § 1, eerste lid, 7°, op 258 F.
  Het minimum bedoeld in het eerste lid, 6° wordt vervangen door 244 F. indien de werknemer reeds vóór 1 januari 1997 dit bedrag genoot.
  Het minimum bedoeld in het eerste lid, 4° en 5° wordt vervangen door 345 F. indien de werknemer reeds vóór 1 januari 1997 dit bedrag genoot. ".

Art.11. Artikel 131bis, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1993 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 2. Het netto-bedrag van de inkomensgarantie-uitkering wordt voor een beschouwde maand vastgesteld op een bedrag gelijk aan het verschil tussen het netto-loon verdiend voor deze maand en de referte-uitkering vermeerderd met :
  1° 1.585 F. indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 1;
  2° 1.268 F. indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 2;
  3° 951 F. indien het een werknemer betreft bedoeld in artikel 110, § 3. ".

Art.12. In afwijking van de bepalingen genomen krachtens artikel 138, eerste lid, 4° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, wordt het dossier van de werknemer, die op 31 december 1996 beschouwd werd als deeltijdse werknemer met behoud van rechten zonder inkomensgarantieuitkering, en die, na de voormelde datum, deze uitkering aanvraagt, niet als laattijdig ingediend beschouwd indien het uiterlijk op 30 april 1997 op het werkloosheidsbureau toekomt.

Art.13. In artikel 50, eerste lid, van het koninklijk besluit van 22 november 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 1995 en 26 maart 1996, wordt de datum 1 januari 1997 vervangen door de datum 1 januari 1998.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.
  In afwijking van het eerste lid treden de bepalingen van artikel 79, § 4, achtste lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals gewijzigd bij dit besluit slechts in werking op de datum die later bepaald wordt door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
  Aan de werklozen die op de in het vorige lid bedoelde datum reeds ingeschreven zijn in het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap wordt het PWA-contract evenwel uiterlijk binnen het jaar na deze datum bezorgd.

Art. 15. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 13 december 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET.