Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 7 tot 10 van de besluitwet van 28 december 1944 en tot wijziging van de artikelen 79 en 83 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Artikel 79 § 1. Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap wordt opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk. De beheersorganen van deze vereniging zijn samengesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikel 8, § 1, derde lid van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Elke organisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad heeft, op haar vraag, recht op minstens één mandaat.
  Het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap maakt ieder jaar, vóór het einde van de maand oktober een rapport, goedgekeurd door de Beheerraad, over aan de Minister betreffende de activiteiten die door het agentschap verricht werden in de loop van de twaalf maanden die de eerste oktober van het betrokken jaar voorafgaan. De Minister kan bepalen welke gegevens in dit rapport dienen vermeld te worden.
  § 2. De kandidaat-begunstigde van een activiteit die men niet aantreft in de reguliere arbeidscircuits omschrijft de te verrichten activiteit op een gebruikersformulier dat uitgereikt wordt door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bevoegd voor de gemeente waar de activiteit zal uitgeoefend worden.
  Hij biedt het in tweevoud ingevulde gebruikersformulier ter validering aan bij het agentschap bedoeld in het vorige lid en betaalt desgevallend het door het agentschap vastgestelde inschrijvingsrecht tot dekking van administratiekosten van het agentschap.
  Het agentschap valideert het gebruikersformulier voor een duurtijd van ten hoogste één jaar indien overeenkomstig de bepalingen van § 7 en van artikel 79bis, § 3, de aangegeven activiteit verricht mag worden en bezorgt één exemplaar aan de gebruiker. Het tweede exemplaar wordt door het agentschap behouden en is ter beschikking van de Rijksdienst.
  De kandidaat-begunstigde mag de activiteit slechts laten verrichten indien hij in het bezit is van een gevalideerd gebruikersformulier.
  § 3. De begunstigde moet bij het beëindigen van de activiteit en in ieder geval vóór het einde van de kalendermaand, aan de werkloze voor elk begonnen arbeidsuur een PWA-cheque overhandigen. De nominale waarde van de PWA-cheque moet overeenstemmen met de door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap op het gebruikersformulier ingevulde uurvergoeding.
  De gebruiker koopt PWA-cheques aan waarvan de aankoopwaarde overeenstemt met het bedrag van de verschuldigde uurvergoeding, te verhogen met een bedrag tot dekking van de administratiekosten van de uitgever van de PWA-cheques.
  De Minister bepaalt na advies van het beheerscomité :
  1° de wijze waarop de kandidaat-begunstigde de PWA-cheques aanschaft en de periode gedurende dewelke hij de bewijsstukken dient bij te houden;
  2° de wijze waarop de uitgever van de PWA-cheques de gegevens overmaakt dienstig voor de toekenning van fiscale voordelen aan de gebruiker.
  § 4. Wordt beschouwd als langdurig werkloze die activiteiten mag verrichten in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die werkloos is sinds ten minste twee jaar als hij wachtuitkeringen geniet of sinds ten minste drie jaar als hij werkloosheidsuitkeringen geniet.
  De Minister kan, na advies van het beheerscomité, de berekeningswijze van de in het vorig lid vermelde werkloosheidsduur nader omschrijven.
  In afwijking van het eerste lid mag de werkloze die als deeltijdse werknemer tewerkgesteld is, die geniet van een conventioneel brugpensioen of die de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet, geen activiteiten verrichten overeenkomstig dit artikel.
  De in het eerste lid bedoelde werkloze wordt, behalve indien hij vrijgesteld is van de verplichting beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt, ambtshalve ingeschreven als kandidaat bij het agentschap bevoegd voor zijn verblijfplaats. De Rijksdienst brengt de werkloze van deze inschrijving op de hoogte, nodigt hem uit zich aan te bieden bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap en brengt hem op de hoogt dat hij, in geval hij in gebreke blijft, zal opgeroepen worden door het agentschap.
  De inschrijving bij het agentschap wordt geschorst tijdens de periode waarin de werkloze een reïntegratieprogramma volgt dat georganiseerd wordt door een gewest en voldoet aan de criteria vastgesteld in toepassing van artikel 83, § 5.
  Het agentschap bezorgt aan de werkloze een prestatieformulier waaruit blijkt dat hij aan de vereisten voldoet om activiteiten te verrichten in toepassing van dit artikel. Deze activiteiten mogen slechts verricht worden door een werkloze die in het bezit is van het prestatieformulier.
  § 5. De ambtshalve ingeschreven werkloze die ingelicht werd over deze inschrijving volgens de bepalingen van § 4, vierde lid, dient een toegewezen passende activiteit te verrichten. Het passend karakter van de activiteit wordt bepaald, rekening houdend met de criteria vastgesteld krachtens artikel 51, § 2.
  Het recht op uitkeringen van de werkloze bedoeld in het voorgaande lid wordt geschorst gedurende 4 weken indien hij weigert een passende activiteit uit te voeren, indien hij zonder wettige reden een passende activiteit stopzet of indien de uitvoering van een passende activiteit wordt stopgezet als redelijk gevolg van zijn foutieve houding.
  In geval van herhaling binnen het jaar volgend op het feit dat aanleiding gaf tot de toepassing van het vorig lid wordt het recht op uitkeringen geschorst gedurende ten minste 4 en ten hoogste 26 weken.
  Het recht op uitkeringen van de werkloze bedoeld in het eerste lid wordt geschorst gedurende ten minste 13 en ten hoogste 26 weken indien hij zonder voldoende rechtvaardiging niet ingaat op een uitnodiging, bij een ter post aangetekende brief, zich aan te melden bij het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
  De werkloze wiens recht op uitkeringen werd geschorst in toepassing van het tweede of derde lid en die nog voldoet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden en aan alle andere toekenningsvoorwaarden wordt voor de toepassing van de wedertewerkstellingsprogramma's, verder beschouwd als een werkloze die uitkeringen geniet.
  De bepalingen van artikel 53 en 159 zijn van toepassing op de in deze paragraaf bedoelde schorsingen.
  § 6. De activiteiten verricht in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap mogen in hoofde van de werkloze 45 uur per maand niet overschrijden.
  In afwijking van het voorgaande lid mag de werkloze die seizoensgebonden activiteiten verricht in de land- en tuinbouwsector, gedurende drie kalendermaanden per jaar de grens van 45 activiteitsuren overschrijden, zonder evenwel op jaarbasis meer dan 540 uren te mogen presteren.
  De Minister kan in noodsituaties en omwille van het algemeen belang, afwijkingen voorzien op de grens van 45 uren.
  Voor de werkloze die het toegestane aantal uren overschrijdt, wordt het bedrag van de uitkeringen voor de beschouwde maand met 150 F per overschrijdend activiteitsuur verminderd.
  § 7. Het werkloosheidsbureau kan nagaan of de aangegeven activiteiten en de werkelijk uitgeoefende activiteiten beantwoorden aan deze die verricht mogen worden.
  De directeur kan op eigen initiatief of op vraag van een lid van de beheerraad van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, de uitoefening van een activiteit verbieden, indien deze niet beantwoordt aan de toegestane activiteiten. Oordeelt de beheerraad van het agentschap dat de activiteit wél verricht mag worden dan kan het een met redenen omkleed beroepsschrift indienen bij het werkloosheidsbureau. Het beroepsschrift wordt voorgelegd aan het beheerscomité van de Rijksdienst. Dit beslist binnen de twee maanden na de datum waarop het beroepsschrift op het werkloosheidsbureau werd ontvangen.
  De activiteiten verricht in een periode waarin de gebruiker zijn verplichtingen niet is nagekomen, inzonderheid doordat hij PWA-cheques heeft gebruikt zonder in het bezit te zijn van een gevalideerd gebruikersformulier of dat hij andere activiteiten heeft laten verrichten dan deze waarvoor toestemming werd verleend, worden in hoofde van de gebruiker niet beschouwd als verricht in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
  De directeur kan, indien hij vaststelt dat een gebruiker zijn verplichtingen niet is nagekomen, beslissen dat de gebruiker gedurende een periode van 12 maanden geen activiteiten meer mag laten verrichten in toepassing van dit artikel. Gedurende deze periode kan de gebruiker geen PWA-cheques aankopen en mag het agentschap geen gebruikersformulieren voorgelegd door deze gebruiker valideren.
  De activiteiten worden in hoofde van de werkloze niet beschouwd als verricht in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap indien de werkloze te kwader trouw heeft gehandeld, inzonderheid als hij niet toegelaten activiteiten uitoefent.
  § 8. Voor de toepassing van dit besluit worden de activiteiten verricht onder de voorwaarden van onderhavig artikel, niet als arbeid beschouwd en wordt de vergoeding die aan de werkloze wordt toegekend niet als loon beschouwd. De eventueel aan de werkloze betaalde vergoeding om zijn reële verplaatsingskosten te dekken wordt evenmin als loon beschouwd.
  Het bedrag van de uitkeringstoeslag, waarop de werkloze recht heeft, wordt vastgesteld op 150 F per PWA-cheque.
  De uitkeringstoeslag wordt voor de toepassing van artikel 110 niet beschouwd als een beroeps- of als een vervangingsinkomen en wordt voor de toepassing van artikel 114, § 4, derde lid, niet beschouwd als een inkomen.
  De werkloze bezorgt zijn PWA-cheques aan zijn uitbetalingsinstelling samen met zijn controlekaart van de beschouwde maand.
  De uitkeringstoeslag wordt door de uitbetalingsinstelling uitbetaald, samen met de uitkering waarop de werkloze recht heeft voor de beschouwde maand. De uitbetalingsinstelling vordert de 150 F per PWA-cheque, te verhogen met een bedrag tot dekking van haar administratiekosten, terug van de uitgever van de PWA-cheques.
  De Minister bepaalt, na advies van het beheerscomité, het voormelde bedrag tot dekking van de administratiekosten.
  § 9. Het bedrag dat resteert nadat van de nominale waarde van PWA-cheques het bedrag van 150 F en het bedrag van de administratiekosten van de uitbetalingsinstelling in mindering werd gebracht, wordt door de uitgever van de PWA-cheques :
  1° naar rato van 80 % gestort aan de Rijksdienst;
  2° naar rato van 20 % gestort aan het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, bevoegd voor de gemeente waar de activiteit werd uitgeoefend, teneinde administratiekosten te dekken en plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven te financieren.
  § 10. De werkloze die activiteiten verricht overeenkomstig dit artikel, wordt verzekerd tegen arbeidsongevallen.
  De Rijksdienst sluit, bij een erkende verzekeringsmaatschappij met vaste premies of bij een erkende gemeenschappelijke verzekeringskas, een polis af die de werkloze gelijkaardige voordelen waarborgt als deze die ten laste vallen van de verzekeraar door de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen. In afwijking van de artikelen 34 tot 39 van voornoemde wet geschiedt de berekening van de jaarlijkse basisvergoeding nochtans volgens de volgende formules :
  1° in geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid : 365 maal het bedrag van de uitkering waarop de werkloze de dag voor het begin van de activiteit recht heeft;
  2° in geval van blijvende arbeidsongeschiktheid of overlijden :
  a) indien de werkloze ten minste 21 jaar is : twaalf maal het bedrag van het gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd aan de werknemers die 21 jaar oud zijn en geen anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
  b) indien de werkloze minder dan 21 jaar is : twaalf maal het bedrag van het gemiddeld minimum maandinkomen bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen voor werknemers onder de 21 jaar die tewerkgesteld zijn in werkzaamheden of in sectoren die van geen paritair comité afhangen of die afhangen van een paritair comité dat niet is samengesteld, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.
  § 11. De Rijksdienst bepaalt de inhoud en het model van het gebruikersformulier, de PWA-cheque en het prestatieformulier."

Art.2. Artikel 83, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 december 1992 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "De beslissing tot schorsing heeft uitwerking op :
  1° de maandag volgend op de vervaldag van de overschrijding;
  2° de maandag volgend op de vervaldag van de overschrijding, verlengd met één maand gerekend van datum tot datum per eenheid van 90 uren die de werkloze in de 24 maanden voorafgaand aan de maand waarin de verwittiging werd ontvangen actief was in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;
  3° de eerste dag van de zesde maand volgend op de vervaldag van de overschrijding indien de werkloze deelnam aan een begeleidingsplan bedoeld in artikel 51, § 1, tweede lid, 5°, voor zover het begeleidingsplan niet werd stopgezet of niet mislukt is ten gevolge van een foutieve houding van de werkloze;
  4° De eerste dag van de zesde maand volgend op de vervaldag van de overschrijding, indien de werkloze voldoet aan de vereisten van 3°, verlengd met één maand gerekend van datum tot datum per eenheid van 90 uren die de werkloze in de 24 maanden voorafgaand aan de maand waarin de verwittiging werd ontvangen actief was in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;
  5° de maandag volgend op de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, indien deze dag gelegen is na de in 1°,2°,3° en 4° vermelde dag."

Art.3. De werkloze die in de periode van 1 januari 1992 tot 30 september 1994 tewerkgesteld is geweest in het kader van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, wordt voor de toepassing van artikel 79 van voormelde besluit van 25 november 1991 gelijkgesteld met een langdurige werkloze die de activiteit zoals bedoeld in dat artikel mag verrichten en zich vrijwillig kan inschrijven bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
  Artikel 79, § 5, van voormeld besluit is nochtans niet van toepassing op de werkloze bedoeld in het eerste lid die de voorwaarden inzake werkloosheidsduur bedoeld in § 4, eerste lid, van hetzelfde artikel niet vervult.
  Deze gelijkstelling vervalt van zodra aan deze werkloze de aanpassingstoeslag voorzien in artikel 114, § 2 van het voormelde besluit van 25 november 1991 wordt toegekend.

Art.4. Artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, en dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 juni 1994.
  De bepalingen van artikel 79, § 5 van het voornoemde besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd bij dit besluit, kunnen evenwel, voor de periode van 1 juni 1994 tot de datum van publicatie van onderhavig besluit, geen afbreuk doen aan individuele rechten.
  De datum vanaf dewelke de activiteiten volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in het eerste lid uitgeoefend kunnen worden wordt vastgesteld op 1 oktober 1994.
  De bepalingen van artikel 79 van het Koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijven van toepassing op de activiteiten uitgeoefend door tussenkomst van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkend werden vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, tot op de datum vanaf dewelke de activiteiten volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in het eerste lid uitgeoefend worden.

Art.5. De besluiten tot wijziging of uitvoering van de artikelen 79 en 83 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, genomen na 1 juni 1994, worden hiermede beschouwd als wijzigingen of uitvoeringen van de artikelen 79 en 83 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 zoals gewijzigd door dit besluit.
  Deze besluiten zijn met name :
  het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van de artikelen 27, 79 en 83 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van artikel 79 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 5 oktober 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 mei 1994 tot uitvoering van artikel 73 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen en tot wijziging van de artikelen 79 en 83 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot wijziging van artikel 79, § 10, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot wijziging van artikel 79, §§ 4 en 5 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, het koninklijk besluit van 22 november 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van het meerjarenplan, het koninklijk besluit van 26 maart 1996 tot wijziging van sommige bepalingen van de werkloosheidsreglementering in het kader van de verdere uitvoering van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid, het ministerieel besluit van 4 augustus 1994 tot invoeging van artikel 32bis in het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregeling van de werkloosheidsreglementering en tot wijziging van de artikelen 48 en 54 van hetzelfde besluit, het ministerieel besluit van 8 mei 1995 tot wijziging van artikel 54 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de aanpassingsregelen van de werkloosheidsreglementering en het ministerieel besluit van 17 april 1996 tot wijziging van de artikelen 54, 55 en 56 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.

Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 28 november 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET