Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 JULI 1996. - Decreet tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-09-1996 en tekstbijwerking tot 06-12-2013)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - De vrijheidsregeling.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Waarborgen.
Art. 4-7
HOOFDSTUK IV. - De tuchtregeling.
Art. 8
HOOFDSTUK V. - Controle- en strafmaatregelen.
Art. 9-11
HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 12-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1975022508  1978032403 





Artikels:

Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 127 van de grondwet.

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
  1. sportmanifestatie : elk initiatief tot sportbeoefening met recreatieve, competitieve of demonstratieve doeleinden in georganiseerd verband;
  2. niet-professionele sportbeoefenaar : de sportbeoefenaar die zich voorbereidt op of deelneemt aan een sportmanifestatie en daarvoor geen arbeidsovereenkomst heeft aangegaan in het kader van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaar;
  3. sportvereniging : elke vereniging die bij overeenkomst of krachtens haar statuten hoofdzakelijk tot doel heeft sportmanifestaties te organiseren;
  4. sportfederatie : groepering van sportverenigingen die bij overeenkomst of krachtens haar statuten hoofdzakelijk tot doel heeft sportmanifestaties te organiseren;
  5. opgezegde sportvereniging : de sportvereniging waarbij de niet-professionele sportbeoefenaar gedurende het voorbije sportseizoen aangesloten was en waarmee de overeenkomst is opgezegd;
  6. Hoge Raad : de Vlaamse Hoge Raad voor de Sport, opgericht bij het decreet van 23 juli 1992 houdende oprichting van een Vlaamse Hoge Raad voor de Sport.

HOOFDSTUK II. - De vrijheidsregeling.
Art.3. (NOTA : bij arrest nr 11/98 van 11-02-1998 (B.St. 21-02-1998, p. 000), heeft het Arbitragehof artikel 3, § 1, vernietigd, in zoverre het betrekking heeft op niet-professionele sportbeoefenaars die met hun sportvereniging verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd die vervalt op een latere datum dan de einddatum van de overeenkomst van lidmaatschap)
  § 1. De niet-professionele sportbeoefenaar heeft het recht de overeenkomst tussen hem en zijn sportvereniging jaarlijks te beëindigen. Het gaat hier om de overeenkomst van lidmaatschap, waarbij de niet-professionele sportbeoefenaar bij zijn toetreden tot de sportvereniging de rechten en de plichten van dat lidmaatschap aanvaardt, voor zover deze rechten en plichten niet strijdig zijn met de bepalingen van dit decreet of met andere bepalingen van dwingend recht.
  Dit gebeurt op straffe van nietigheid bij een tussen 1 juni en 30 juni ter post aangetekende brief aan de opgezegde sportvereniging en aan de sportfederatie. De poststempel van de aangetekende brief geldt als bewijs van verzending. De brief heeft uitwerking op I juli daaropvolgend.
  De Vlaamse regering kan op verzoek van een sportfederatie de in het vorige lid bepaalde data aanpassen aan de behoeften van de betrokken sporttak, voorzover de nieuwe opzeggingsperiode ten minste één maand bedraagt. (NOTA van Justel : voor de aanpassing van deze data, zie de uitvoeringsbesluiten van het onderhavig decreet.)
  De sportverenigingen en de sportfederaties zijn verplicht de gevolgen te erkennen van een regelmatige beëindiging van de overeenkomst door de niet-professionele sportbeoefenaar. Zij moeten ook de vrije keuze van aansluiting bij een nieuwe sportvereniging door de niet-professionele sportbeoefenaar eerbiedigen.
  § 2. De betaling van enige vergoeding onder welke vorm of benaming dan ook, bij de regelmatige beëindiging van een overeenkomst tussen een niet-professionele sportbeoefenaar en zijn sportvereniging, naar aanleiding van of gekoppeld aan de overgang van de niet-professionele sportbeoefenaar van de opgezegde sportvereniging naar een andere vereniging, is verboden. Dit is evenzeer het geval wanneer de niet-professionele sportbeoefenaar zijn overeenkomst regelmatig beëindigt om naar een andere sportvereniging over te gaan en daar een professioneel statuut aanneemt.
  § 3. Interne reglementen van de sportfederaties, die onder meer bepalingen bevatten over de voorwaarden en de wijze van aansluiting, de opleiding en de financiering van de opleiding en de algemene werking van de federatie en de sportverenigingen, mogen niet in strijd zijn met de vrijheidsregeling zoals bepaald in dit artikel.

HOOFDSTUK III. - Waarborgen.
Art.4. Nietig is elke bepaling van een reglement of een overeenkomst die ertoe strekt - in strijd met dit decreet en met de uitvoeringsbesluiten ervan - de rechten van de niet-professionele sportbeoefenaar aan te tasten of hem zwaardere verplichtingen op te leggen.

Art.5. De overeenkomst van een minderjarige sportbeoefenaar met een sportfederatie of een sportvereniging moet op straffe van nietigheid worden vastgesteld door een geschreven stuk dat medeondertekend is door de wettige vertegenwoordiger van de minderjarige.
  De sportverenigingen en de sportfederaties hebben de plicht om bij de aansluiting van een lid, op de keerzijde van de aansluitingskaart te vermelden waar en hoe de volledige reglementen van de sportvereniging kunnen worden geraadpleegd.
  Tevens krijgt het nieuwe lid bij zijn aansluiting een bondige samenvatting van de reglementen van de federatie inzake de vrijheidsregeling, met inzonderheid de overeenkomstig artikel 3, § 1, na te leven opzeggingsperiode, en de disciplinaire maatregelen, alsmede van de verzekeringsovereenkomsten, inzonderheid inzake ongevallen en aansprakelijkheid, die ten behoeve van de sportbeoefenaars zijn aangegaan. Wijzigingen worden schriftelijk aan de sportbeoefenaar meegedeeld. Het nieuwe lid wordt ook ingelicht over de waarborgen die dit decreet de niet-professionele sportbeoefenaar biedt.

Art.6. Elk concurrentiebeding moet als niet-geschreven worden beschouwd.

Art.7. ledere overeenkomst tot arbitrage, gesloten vóór het ontstaan van een geschil waartoe de toepassing van dit decreet aanleiding kan geven, is van rechtswege nietig.

HOOFDSTUK IV. - De tuchtregeling.
Art.8. De disciplinaire procedure en de maatregelen in de statutaire, reglementaire en contractuele bepalingen van de sportfederatie of de sportvereniging moeten de rechten van de verdediging van de niet-professionele sportbeoefenaar waarborgen. Deze waarborg is van toepassing voor zover het een tuchtregeling betreft die niet voorgeschreven is door (het decreet van 13 juli 2007 inzake de medisch en ethisch verantwoorde sportbeoefening). De waarborg houdt onder meer in : <DVR 2008-11-21/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  1° dat de organen die bevoegd zijn om disciplinaire maatregelen uit te spreken, samengesteld zijn uit een of meer personen die op geen enkele wijze een persoonlijk belang hebben bij de zaak noch betrokken zijn geweest bij het voorafgaand onderzoek;
  2° dat de zittingen openbaar zijn, tenzij op verzoek van de niet- professionele sportbeoefenaar beslist wordt met gesloten deuren zitting te houden of de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden :
  3° dat de procedure rekening houdt met de jeugdige leeftijd van vele niet-professionele sportbeoefenaars en ter zake aangepaste maatregelen bevat;
  4° dat degene die tuchtrechtelijk vervolgd wordt, ongeacht zijn leeftijd, minstens :
  a) schriftelijk en persoonlijk op de hoogte wordt gesteld van de ten laste gelegde feiten :
  b) het recht heeft om, na afloop van het onderzoek, eventueel in tegenwoordigheid van of vertegenwoordigd door een raadsman alle stukken van het dossier in te zien;
  c) het recht heeft om zich bij zijn verschijning voor de instanties die bevoegd zijn om disciplinaire maatregelen uit te spreken, te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze;
  d) het recht heeft om zich te laten bijstaan door een tolk als hij de Nederlandse taal niet begrijpt of niet spreekt;
  e) het recht heeft om gehoord te worden, zijn middelen van verdediging voor te dragen en aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen;
  5° dat de disciplinaire maatregelen uitgesproken worden bij gemotiveerde beslissing en vatbaar zijn voor hoger beroep bij een beroepsinstantie die minstens uit drie personen bestaat.

HOOFDSTUK V. - Controle- en strafmaatregelen.
Art.9. § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de ambtenaren die de Vlaamse regering aanwijst toezicht op de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Deze ambtenaren hebben, voor wat het toezicht op de naleving van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten betreft, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
  De sportverenigingen en de sportfederaties, en meer in het bijzonder de personen die wettelijk, statutair of feitelijk de bevoegdheid hebben om de sportvereniging of de sportfederatie te vertegenwoordigen zijn ertoe gehouden hun volledige medewerking bij dit toezicht te verlenen.
  § 2. Om hun opdracht van toezicht uit te voeren, mogen de ambtenaren bedoeld in § 1 :
  1° elk onderzoek instellen en alle inlichtingen inwinnen die zij noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten worden nageleefd;
  2° alle personen ondervragen over alle feiten die nuttig zijn voor de uitoefening van het toezicht;
  3° inzage en afschrift nemen van alle documenten die vereist zijn om de bij dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten bepaalde opdracht te vervullen en ze tegen ontvangstbewijs in beslag nemen.
  § 3. De aangewezen ambtenaren hebben, voorzien van de passende legitimatiebewijzen, toegang tot alle lokalen van de sportvereniging en de sportfederatie die beschouwd kunnen worden als plaatsen toegankelijk voor het publiek. Tot de bewoonde lokalen hebben zij slechts toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds en wanneer de rechter in de politierechtbank daartoe vooraf toestemming heeft gegeven.
  § 4. De aangewezen ambtenaren kunnen bij de uitvoering van hun opdracht de bijstand vorderen van de gemeentepolitie of de rijkswacht.
  § 5. De aangewezen ambtenaren stellen de overtredingen vast door middel van processen-verbaal die bewijs leveren zolang het tegendeel niet bewezen is. Deze processen-verbaal worden binnen zeven dagen, te rekenen van de datum van de vaststelling van de overtreding, aan de Vlaamse regering gezonden. De Vlaamse regering stuurt hiervan binnen veertien dagen, te rekenen van de datum van de vaststelling van de overtreding, een eensluidend verklaard afschrift aan de procureur des Konings en aan de overtreder.

Art.10. § 1. Als een sportvereniging of een sportfederatie een of meer bepalingen van dit decreet niet naleeft, zal de Vlaamse regering haar aanmanen deze bepalingen na te volgen, naar gelang van het geval binnen een termijn van acht dagen tot zes maanden.
  § 2. Na advies van de Hoge Raad over de aard van de op te leggen sanctie, kan de Vlaamse regering aan elke sportvereniging of sportfederatie die binnen de gestelde termijn geen gevolg geeft aan de in § 1 bedoelde aanmaning, een of meer van de hiernavolgende sancties opleggen, nadat de vereniging of federatie de gelegenheid heeft gekregen om haar standpunt te verantwoorden en zich te verdedigen :
  1° de verplichte openbaarmaking, op kosten van de sportvereniging of van de sportfederatie, van de aanmaning en in voorkomend geval van de hierna genoemde sancties. Dit dient te gebeuren door aanplakking op de door de Vlaamse regering te bepalen plaatsen en door opname in minstens vijf kranten of weekbladen die zij aanwijst;
  2° het verbod dat onverschillig welk openbaar bestuur gedurende een periode van ten hoogste drie jaar volgend op de sanctie subsidies van welke aard ook zou toekennen aan de sportvereniging of de sportfederatie;
  3° het verbod voor de sportvereniging of de sportfederatie om gedurende een termijn van minstens één maand en hoogstens zes maanden sportmanifestaties te organiseren binnen het geheel of een gedeelte van de Vlaamse Gemeenschap;
  4° het opleggen van een geldboete die naar gelang van het geval per overtreding kan variëren van 10.000 fr. tot 100.000 fr. voor een sportvereniging, en van 100.000 fr. tot 1.000.000 fr. voor een sportfederatie.
  § 3. Alle overheden zijn verplicht aan de sportvereniging of de sportfederatie, bedoeld in § 2, 3|b, elke vergunning om sportmanifestaties te houden te weigeren of in te trekken.

Art.11. § 1. Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig tot tweeduizend frank of met één van die straffen alleen worden gestraft :
  1° de personen die wettelijk, statutair of feitelijk bevoegd zijn om de sportvereniging of de sportfederatie te vertegenwoordigen en die weigeren de gevolgen te erkennen van de regelmatig ingestelde procedure tot beëindiging van de overeenkomst tussen de sportbeoefenaar en zijn sportvereniging, zoals bepaald in artikel 3, § 1;
  2° de personen die wettelijk, statutair of feitelijk bevoegd zijn om de sportvereniging of de sportfederatie te vertegenwoordigen, en die het verbod tot het betalen van enige vergoeding, in welke vorm of benaming ook, genoemd in artikel 3, § 2 overtreden;
  3° de personen die wettelijk, statutair of feitelijk bevoegd zijn om de sportvereniging of de sportfederatie te vertegenwoordigen en die zich schuldig maken aan het niet toestemmen in, het misleiden van of het zich verzetten tegen het toezicht bepaald in artikel 9.
  § 2. Poging tot één van de wanbedrijven in § I wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank of met één van die straffen alleen.
  § 3. In geval van herhaling binnen twee jaar vanaf de datum waarop de veroordeling wegens een wanbedrijf zoals bepaald in § 1 of § 2 in kracht van gewijsde is getreden, worden de in § 1 of § 2 bepaalde straffen verdubbeld.

HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.12. Opgeheven worden :
  1° het decreet van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar;
  2° het koninklijk besluit van 24 maart 1978 houdende uitvoering van het decreet van de cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar.

Art.13. De sportverenigingen of de sportfederaties die ter uitvoering van het artikel 3 van het decreet van 25 februari 1975 tot vaststelling van het statuut van de niet-betaalde sportbeoefenaar een aanpassing hebben gekregen van de periodes, blijven deze aangepaste periodes behouden, met dien verstande dat de begindatum van de opzeggingstermijn onveranderd blijft en dat vanaf dan de absolute duur van de aansluitende periodes in overeenstemming wordt gebracht met het bepaalde in artikel 3, § 1.

Art. 14. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1997.