31 JANUARI 1996. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de Nederlandse Radio- en Televisieuitzendingen in België, omroep van de Vlaamse Gemeenschap, en betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechtverkrijgenden van die personeelsleden.
Art. 1-6
Artikel 1. In hoofdstuk I van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de rustpensioenen toegekend aan de vastbenoemde personeelsleden van de Nederlandse radio- en televisieuitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, en betreffende de overlevingspensioenen toegekend aan de rechtverkrijgenden van die personeelsleden, wordt een artikel 2bis ingevoegd dat luidt als volgt :
" Artikel 2bis. § 1. De personeelsleden van de BRTN genoemd in artikel 15, § 2, tweede zin van de decreten betreffende de radio-omroep en televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, alsook in artikel 12 van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van sommige bepalingen van Titel I en Titel II betreffende de radio-omroep en de televisie, waarvan de statutaire tewerkstelling, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 15, § 3, 2° lid, en 16, § 3, van dezelfde decreten, wordt omgezet in een contractuele tewerkstelling, behouden voor zichzelf en hun rechtverkrijgenden de waarborg van de BRTN op de uitbetaling van een rust- en overlevingspensioen, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.
§ 2. De in § 1 genoemde personeelsleden van de BRTN, waarvan de statutaire tewerkstelling wordt omgezet in een contractuele tewerkstelling en die met toepassing van artikel 15, § 3, derde lid, van de voornoemde decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, te kennen hebben gegeven ontslag te willen nemen als vastbenoemd personeelslid en aan wie dit ontslag ook verleend is, wordt voor henzelf en voor hun rechtverkrijgenden een globaal pensioeninkomen gegarandeerd alsof zij in statutair verband waren gebleven, berekend overeenkomstig de bepalingen van dit decreet met toepassing van de bepalingen van de artikelen 36bis en 37bis. "
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt als volgt gewijzigd :
1° de huidige tekst van artikel 4 wordt § 1;
2° een § 2 wordt ingevoegd dat luidt als volgt :
" In afwijking van § 1 worden de personeelsleden genoemd in artikel 15, § 2, tweede zin, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, en in artikel 12 van het decreet van 22 december houdende wijziging van sommige bepalingen van Titel I en Titel II betreffende de radio-omroep en de televisie, ambtshalve gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin zij 60 jaar worden.
De betrokken personeelsleden die de leeftijd van 60 jaar al bereikt hebben op het ogenblik van het van kracht worden van het eerste lid van deze paragraaf, worden ambtshalve gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op het van kracht worden van die bepaling.
Art.3. In hoofdstuk III, afdeling 5, van hetzelfde decreet wordt een artikel 36bis ingevoegd dat luidt als volgt :
" Artikel 36bis. De personeelsleden die op grond van artikel 4, § 2, ambtshalve gepensioneerd worden, krijgen een tijdbonificatie toegekend die gelijk is aan het aantal maanden die er verlopen tussen het tijdstip waarop zij gepensioneerd worden en het tijdstip waarop zij de leeftijd van 65 jaar bereiken. "
Art.4. In hoofdstuk III, afdeling 6, van hetzelfde decreet wordt een artikel 37bis toegevoegd dat luidt als volgt :
" Artikel 37bis. § 1. Voor de personeelsleden die op grond van de bepalingen van artikel 4, § 2, ambtshalve gepensioneerd worden, wordt de gemiddelde totale bruto-bezoldiging in aanmerking genomen, die zij genoten zouden hebben als zij tot hun 65e jaar in statutaire dienstactiviteit waren gebleven.
§ 2. Als in de in artikel 37 bepaalde periode, die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de gemiddelde totale bruto-bezoldiging, diensten werden gepresteerd onder arbeidsovereenkomst onder de voorwaarden bepaald in artikel 2bis, dan wordt voor de berekening van die gemiddelde wedde, de totale bruto-bezoldiging in aanmerking genomen die het betrokken personeelslid zou hebben genoten als het statutair in actieve dienst was gebleven in de graad die het bekleedde, of waarin het interimair was aangesteld vóór de omzetting van de statutaire tewerkstelling in een contractuele tewerkstelling. "
Art.5. In hetzelfde decreet wordt een artikel 106bis ingevoegd dat luidt als volgt :
" Artikel 106bis. De financiering van de uitgaven die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van dit decreet komt ten laste van de BRTN die daartoe de nodige maatregelen treft. "
Art. 6. De Vlaamse minister bevoegd voor het mediabeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
(NOTA : het DVR 1996-04-02/36, art. 2, beschikt dat onderhavig besluit uitwerking heeft met ingang van 12 februari 1996.)
Brussel, 31 januari 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
E. VAN ROMPUY