4 SEPTEMBER 1996. - Ministerieel besluit tot nadere bepaling van de toepassingsmodaliteiten van het voogdijstelsel in een onderneming. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-11-1996 en tekstbijwerking tot 06-11-1998.)
Art. 1-12
Artikel 1. De onderneming mag slechts één voogd aanduiden die een (de) werknemer(s) in opleiding ten laste neemt.
Art.2. <MB 1998-07-15/40, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 16-11-1998> Als verantwoordelijke voor de opleiding van de werknemer in opleiding, moet de voogd :
1° de werknemer in opleiding in de onderneming onthalen, inlichten, begeleiden en zijn integratie bevorderen;
2° constructieve voorstellen doen aan de directie van de onderneming in geval van moelijkheden;
3° toezien op de toepassing van het opleidingsprogramma en op het werk van de werknemer in opleiding;
4° een maandelijks activiteitenverslag opstellen;
5° deelnemen aan de eindevaluatie van de stage.
De onderneming moet aan de voogd voldoende tijd geven voor de uitoefening van zijn functies.
Art.3. In geval de voogd zijn functie definitief beëindigt, is de onderneming verplicht om in de volgende kalendermaand de naam van zijn vervanger aan de BGDA mee te delen.
Na deze termijn vervalt het recht op vergoeding.
Art.4. Gedurende zijn stageperiode, mag de werknemer in opleiding geen werknemer van de onderneming vervangen, ongeacht of hij al dan niet permanent is.
Art.5. De onderneming dient de organisaties die het personeel vertegenwoordigen op de hoogte te brengen van :
1° de identiteit van de werknemer in opleiding;
2° zijn initieel opleidingsniveau;
3° de omstandigheden van het onthaal en de omkadering tijdens de duur van de stage;
4° de activiteit van de werknemer in opleiding;
5° de omstandigheden van de uitvoering van de stage alsook het opleidingsprogramma;
6° de resultaten aan het eind van de stage.
Art.6. De voogdijovereenkomst moet opgesteld worden aan de hand van een document dat door de BGDA ter beschikking van de onderneming wordt gesteld.
Art.7. De BGDA bepaalt welke bewijsstukken moeten worden voorgelegd voor de betaling van de vergoeding.
Art.8. Deze documenten dienen per aangetekend schrijven te worden doorgestuurd, ten laatste binnen de drie maanden volgend op de kalendermaand waarop ze betrekking hebben.
Enkel de bewijsstukken die binnen deze termijnen werden doorgestuurd, zullen in overweging worden genomen voor de betaling van de vergoeding
Art.9. <MB 1998-07-15/40, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 16-11-1998> Het bedrag van de vergoeding wordt berekend op grond van de bruto bezoldiging van de voogd in de maand waarop zijn werkzaamheden aanvingen en blijft onveranderlijk tijdens de duur van de tussenkomst.
De vergoeding wordt echter aangepast in geval van vervanging van voogd.
Art.10. <MB 1998-07-15/40, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 16-11-1998> De vergoeding wordt niet uitbetaald tijdens de maand(en) waarin de voogdijfunctie niet wordt uitgeoefend. Ze is niet verschuldigd voor de maand enkel samengesteld uit de dagen van de vooropzeg.
Art.11. <MB 1998-07-15/40, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 16-11-1998> De financiële tussenkomst wordt toegekend binnen de grenzen van het beschikbare budget.
De tussenkomst duurt zes maanden : de periode van zes maanden moet zich situeren binnen een termijn van negen maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de werkzaamheden van de voogd. Deze termijn verstreken, vervalt het recht op vergoeding.
Art. 12. Het verslag van de eindevaluatie moet worden opgesteld op een document dat door de BGDA ter beschikking van de onderneming wordt gesteld.
Brussel, 4 september 1996.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen , Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen,
Ch. PICQUE
De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe betrekkingen,
J. CHABERT