3 SEPTEMBER 1996. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschap d.d. 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra (VERTALING).
Art. 1-8
Artikel 1. Artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap d.d. 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt door de volgende bepaling vervangen:
"Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de vast benoemde of in vast verband aangeworven personeelsleden bedoeld bij:
1° het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969 houdende het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, evenals de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht over deze inrichtingen;
2° artikel 79 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957;
3° het koninklijk besluit d.d. 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap, van de PMS-centra voor het buitengewoon onderwijs van de Franse Gemeenschap, van het vormingscentrum van de Franse Gemeenschap en van de inspectiediensten belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra en de psycho-medisch-sociale centra voor het buitengewoon onderwijs;
4° het decreet d.d. 1 februari 1993 tot vaststelling van het administratief statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
5° het decreet d.d. 6 juni 1994 tot vaststelling van het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs;
6° het koninklijk besluit d.d. 29 augustus 1966 houdende het statuut van de leden van het administratief personeel, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;
7° het koninklijk besluit d.d. 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke en protestantse godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat.
Het is eveneens van toepassing op alle andere in vast verband geworven personeelsleden die een weddetoelage genieten.
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen:
"Artikel 2. § 1. Het personeelslid heeft recht op de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan, ongeacht het aantal uren, lestijden of lessen in verband met het (de) ambt(en) waarvoor hij vast benoemd is of in vast verband geworven is.
§ 2. Indien het aantal uren, lestijden of lessen in verband met het ambt (de ambten) waarvoor het personeelslid vast benoemd of in vast verband geworven is, meer dan de helft bereikt van het aantal uren, lestijden of lessen vereist voor het ambt met volledige prestaties, heeft hij recht :
1° op de gedeeltelijke onderbreking van de halftijdse beroepsloopbaan indien hij minder dan tien jaar dienstanciënniteit telt;
2° op de gedeeltelijke onderbreking van de halftijdse, vierdetijdse of vijfdetijdse beroepsloopbaan als hij ten minste 10 jaar dienstanciënniteit telt.
Voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap wordt de dienstanciënniteit berekend overeenkomstig artikel 3 sexies van het koninklijk besluit d.d. 18 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit d.d. 22 maart 1969 houdende het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, buitengewoon, technisch, kunst- en normaalonderwijs, evenals van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en van de leden van de inspectiedienst belast met het toezicht over deze inrichtingen.
Om de breuk te bepalen wordt in aanmerking genomen, als deler voor elk ambt, het minimumaantal uren, lestijden of lessen vereist om het ambt met volledige prestaties te vormen om overeen te stemmen met een halftijdse, drievierdetijdse of viervijfdetijdse opdracht.
De nog te verstrekken prestaties moeten altijd, volgens het geval, afgerond worden op een volledige lestijd, een volledig uur of een volledige les.
Op grond van opvoedkundige imperatieven mag een personeelslid ten hoogste twee bijkomende uren, lestijden of lessen presteren boven de uurbreuk die hij bewaart.
In het kleuteronderwijs dat in vestigingen met een enkele klas wordt verstrekt moet echter het personeelslid de breuk presteren die overeenstemt met het maximum van een ambt met volledige prestaties.
Het uitgeoefende ambt moet aangezien worden als een hoofdambt in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit d.d. 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, en van artikel 8 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 25 oktober 1993 houdende geldelijk statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie.
§ 3. Voor de toepassing van §§ 1 en 2 wordt het personeelslid wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld of die een gedeeltelijk opdrachtverlies leed, geacht het aantal uren, lestijden of lessen te presteren die hij voor de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of voor het gedeeltelijk opdrachtverlies presteerde.
§ 4. De wedde of weddetoelage wordt toegekend naar rata van de werkelijk gegeven uren, lestijden of lessen."
Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : "Artikel 3. In afwijking van artikel 2, § 2 mag het vastbenoemd of in vast verband aangeworven personeelslid in een bevorderingsambt de gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan genieten."
In afwijking van artikel 2, § 2 mogen het in een bevorderingsambt vast benoemd of in vast verband geworven personeelslid, alsmede de leden van het opvoedend hulppersoneel slechts halftijds het voordeel genieten van een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan.
In afwijking van artikel 2, § 2 geniet het in een hogeschool vast benoemd of in vast verband geworven personeelslid de gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan slechts in de opdrachtbreuken die worden vastgesteld door het decreet d.d. 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen."
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1, lid 2, 3e zin wordt door de volgende zin vervangen : Het personeelslid wordt bij voorrang door een persoon vervangen die bij het begin van de vervanging :
1) een wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid was;
2) een uitkeringsgerechtigde of gelijkgestelde volledig werkloze was, bij toepassing van de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;
2° § 1 wordt met het volgende lid aangevuld "Het personeelslid dat een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan heeft verkregen mag eveneens worden vervangen door een vastbenoemd of in vast verband geworven personeelslid dat wegens gedeeltelijk opdrachtverlies geen aantal uren, lesuren of lessen presteert dat minstens gelijk is aan dat waarvoor hij vast benoemd of in vast verband geworven is.
3° In § 3 worden de woorden "60 maanden" door de woorden "72 maanden" vervangen.
4° § 3 wordt met de volgende leden aangevuld : "Zodra hij de leeftijd van vijftig jaar bereikt, heeft het personeelslid recht op volledige onderbreking van de beroepsloopbaan, zonder duurbegrenzing, onder de voorwaarden van dit besluit.
Om het voordeel van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toelagen voor loopbaanonderbreking toegekend aan de personeelsleden van het onderwijs en van de PMS-centra, moet het personeelslid dat de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt, een schriftelijke aanvraag indienen waarin hij om een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan verzoekt en zich ertoe verbindt zijn beroepsloopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn opruststelling, en zulks onherroepelijk. Hij moet de toelating van de Minister verkrijgen."
Art.5. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
- in § 1, lid 3 worden de woorden "vierde paragraaf" door de woorden "paragraaf 3" vervangen;
- in § 2 worden de woorden "daar waar het statuut bestaat" geschrapt.
Art.6. In artikel 8, § 1, lid 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "daar waar ze bestaan" geschrapt.
Art.7. Dit besluit treedt op 1 september 1996 in werking.
Art. 8. De Minister-Voorzitster tot wier bevoegdheid Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 september 1996.
Mevr. L. ONKELINX
Minister-Voorzitster bevoegd voor Onderwijs