12 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum met toepassing van artikel 35 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 2, § 4, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 4. Iedere persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient, heeft éénmaal in zijn leven recht op een verhoging gelijk aan één twaalfde van het jaarlijks bedrag van het bestaansminimum vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 1°.
Iedere rechthebbende die bestendig verbleef in een openlucht-recreatief verblijf of een weekendverblijf omdat hij niet in staat was om over een andere woongelegenheid te beschikken, heeft eveneens éénmaal in zijn leven recht op deze verhoging wanneer hij dit verblijf definitief verlaat om een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient. "
Art.2. Artikel 9, § 3, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Elke beslissing waarbij een bestaansminimum wordt toegekend, geweigerd of herzien, wordt binnen de acht dagen volgend op het einde van de maand, waarin deze beslissing werd genomen, medegedeeld aan de Minister tot wiens bevoegdheid het bestaansminimum behoort, aangetekend of tegen ontvangstbewijs, op de wijze die door de Koning wordt bepaald. "
Art.3. Artikel 10, § 1, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Wanneer het beroep wordt ingesteld door de Minister of zijn afgevaardigde, is het gericht :
- hetzij tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en tegen de betrokkene;
- hetzij tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarbij de betrokkene in de zaak wordt geroepen. "
Art.4. Een artikel 22bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd :
" Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn verstrekt het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, binnen de termijn opgelegd door de Minister tot wiens bevoegdheid het bestaansminimum behoort, alle gegevens die nodig zijn voor het opmaken van statistieken betreffende de evolutie van de toepassing van deze wet. "
De Koning kan de aard van deze gegevens evenals de wijze van mededeling ervan bepalen. "
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.
Art. 6. Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid,
M. COLLA
De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie,
J. PEETERS