Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 JUNI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement.



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973072013 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement wordt onder 1 de volgende omschrijving toegevoegd :"lengte" : de lengte over alles, waaronder verstaan wordt de over een rechte lijn gemeten afstand tussen het voorste punt van de boeg en het achterste punt van de achtersteven;
  "stuurman" : de persoon die aan boord van een vissersvaartuig, als plaatsvervanger van de schipper, belast kan zijn met het bevel.

Art.2. Artikel 94 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 mei 1984, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 94. Visserij, dek en machine :
  1. a) Aan boord van een vissersvaartuig met een lengte van niet meer dan 24 m dat vaart in een zeegebied dat beperkt is tot 25 zeemijl uit de Belgische kust en uitsluitend reizen onderneemt van maximum één etmaal moeten ten minste 1 schipper en 1 matroos aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper ter kustvisserij en de matroos dient houder te zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  b) Aan boord van een vissersvaartuig met een lengte van niet meer dan 24 m dat vaart in een zeegebied begrensd in het westen door de meridiaan 2°W en in het noorden door de parallel 55°N moeten ten minste 1 schipper en 3 matrozen aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper ter kustvisserij. Benevens de schipper moeten 2 van de bemanningsleden houder zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  c) Aan boord van een vissersvaartuig met een lengte van niet meer dan 24 m dat vaart in een zeegebied begrensd in het westen door de meridiaan 2°W en in het noorden door de parallel 55°N en uitsluitend reizen onderneemt van maximum twee etmalen moeten ten minste 1 schipper en 2 matrozen aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper ter kustvisserij. Benevens de schipper moet 1 bemanningslid houder zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  2. Aan boord van een vissersvaartuig met een lengte van meer dan 24 m dat vaart in een zeegebied begrensd in het westen door de meridiaan 2°W en in het noorden door de parallel 55°N moeten ten minste 1 schipper en 3 matrozen aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper beperkte visserij. Benevens de schipper moeten 2 van de bemanningsleden houder zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  3. a) Aan boord van ieder vissersvaartuig dat vaart in een zeegebied begrensd door een lijn van 315° vanaf de Spaans-Franse grens tot de 200 vadem lijn van het continentaal plateau, verder door de 200 vadem lijn tot de parallel 61°31'N en door de parallel 61°31'N vanaf de 200 vadem lijn tot de Noorse kust moeten ten minste 1 schipper, 1 stuurman en 2 matrozen aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper beperkte visserij. De stuurman dient houder te zijn van ten minste het brevet van stuurman beperkte visserij of ten minste van het brevet van schipper ter kustvisserij. Benevens de schipper en de stuurman moeten 2 van de bemanningsleden houder zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  b) Aan boord van ieder vissersvaartuig dat ook vaart buiten het zeegebied vermeld in a) moeten ten minste 1 schipper, 1 stuurman en 3 matrozen aanwezig zijn. De schipper dient houder te zijn van ten minste het brevet van schipper onbeperkte visserij. De stuurman dient houder te zijn van ten minste het brevet van stuurman onbeperkte visserij. Benevens de schipper en de stuurman moeten 2 van de bemanningsleden houder zijn van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie.
  4. Indien de schipper of de stuurman niet op de brug aanwezig is moet ten minste 1 ander bemanningslid, houder van ten minste een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie, op de brug aanwezig zijn.
  5. Aan boord van een vissersvaartuig uitgerust met een voortstuwingsinrichting waarvan het vermogen niet meer dan 221 kW bedraagt moet minstens 1 bemanningslid houder zijn van ten minste het brevet van motorist ter kustvisserij (221 kW).
  6. Behalve de bemanningsleden vermeld in 1, 2 en 3 moet:
  a) aan boord van een vissersvaartuig uitgerust met een voortstuwingsinrichting waarvan het vermogen meer dan 221 kW doch niet meer dan 750 kW bedraagt 1 motorist aanwezig zijn indien de motor vanaf de brug kan bediend worden. De motorist moet houder zijn van ten minste het brevet van motorist 750 kW. Indien een ander bemanningslid houder is van het brevet van motorist 750 kW volstaat het dat de motorist houder is van het brevet van motorist ter kustvisserij (221 kW);
  b) aan boord van een vissersvaartuig uitgerust met een voortstuwingsinrichting waarvan het vermogen meer dan 750 kW bedraagt 1 motorist en 1 extra matroos aanwezig zijn indien de motor vanaf de brug kan bediend worden. De motorist moet houder zijn van ten minste het brevet van motorist ter visserij. Indien een ander bemanningslid houder is van het brevet van motorist ter visserij volstaat het dat de motorist houder is van ten minste het brevet van motorist 750 kW;
  c) zowel in geval a) als in geval b) nog een extra matroos aanwezig zijn indien de motor niet van op de brug kan bediend worden.
  7. a) Indien de bemanning 2 of meer matrozen bevat mag hoogstens 1 van die matrozen vervangen worden door een stagelopend motorist of door een scheepsjongen.
  b) Aan boord van een vissersvaartuig uitgerust met een voortstuwingsinrichting waarvan het vermogen meer dan 221 kW bedraagt moet aan een stagelopend motorist, houder van het getuigschrift van aspirant motorist, de voorkeur gegeven worden voor een scheepsjongen en voor een matroos, dit zolang als er gegadigden zijn.
  c) Indien 2 bemanningsleden, buiten de schipper en de stuurman, houder moeten zijn van een certificaat van bekendheid met de reglementen betreffende de navigatie moet ten minste 1 daarvan een matroos gewoon zijn.
  8. Om veiligheidsredenen kan het districtshoofd, met het oog op de inrichting, grootte of bestemming van het vissersvaartuig aanvulling voorschrijven van de bemanning. "

Art. 3. Onze Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 12 juni 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Vervoer,
  M. DAERDEN