27 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-12-1996 en tekstbijwerking tot 21-08-2015)
Art. 1-5
1997012769 1998022717 2001013149 2002023074 2003012187 2003022739 2006201097 2009012125 2009204554 2013204983
Artikel 1.[1 Dit besluit is van toepassing op de werkgevers die vallen onder de toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.]1
----------
(1)<W 2015-07-20/13, art. 49, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
Art.2. De werkgevers bedoeld in artikel 1 zijn een bijzondere bijdrage verschuldigd van 0,10 % berekend op grond van het volledige loon van de werknemers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.
Deze bijzondere bijdrage is bestemd voor de (financiering van de regelingen van het Globaal Beheer, bedoeld in artikel 21, § 2, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers). <W 1999-01-25/32, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
De Koning kan de categorieën die Hij bepaalt, geheel of gedeeltelijk aan het toepassingsgebied van dit besluit onttrekken.
Art.3. De instellingen belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen zijn, ieder wat haar betreft, ook belast met de inning en de invordering van de in artikel 1 bedoelde bijdrage, alsook met de overdracht van de opbrengst van deze bijzondere bijdrage (aan de RSZ-Globaal Beheer). <W 1999-01-25/32, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
Deze bijzondere bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling belast met de inning en de invordering van de bijdragen.
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.
Art. 5. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.