Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 AUGUSTUS 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 83, 84, 85, 110, 114, 124, 171 en 178 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 83, § 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992 en 26 maart 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 3. Indien de werkloze op het ogenblik dat de schorsing uitwerking zou moeten hebben, geniet van een vrijstelling op basis van artikel 78bis of van artikel 90, heeft de schorsing uitwerking de eerste dag die volgt op het einde van de lopende vrijstelling.".

Art.2. Artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Art. 84. De schorsing houdt op uitwerking te hebben gedurende een periode van twaalf maanden indien de werkloze, die een uitkeringsaanvraag indient overeenkomstig de artikelen 133 en 138, in de loop van de zes jaar die de uitkeringsaanvraag voorafgaan voor ten minste één dag uitkeringen heeft genoten en bewijst dat het jaarlijks netto-belastbaar inkomen van zijn gezin, abstractie gemaakt van de uitkeringen die hij eventueel geniet, 152.393 fr. verhoogd met 7.315 fr.
  per persoon ten laste niet overschrijdt.
  De bedragen van het vorige lid worden gekoppeld aan de spilindex 114,20 en worden verhoogd of verminderd volgens de regels bedoeld in artikel 113. Het inkomen wordt vergeleken met het bedrag dat van toepassing is op de dag van de uitkeringsaanvraag. Het netto-belastbaar inkomen wordt bepaald overeenkomstig artikel 6 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting, waarbij ook de niet in België belastbare inkomsten in aanmerking worden genomen. Daartoe wordt het inkomen vermeld op het laatste aanslagbiljet, waarvan de datum van uitvoerbaarverklaring voorafgaat aan de dag van de uitkeringsaanvraag in aanmerking genomen, of het inkomen ontvangen tijdens de laatste twaalf kalendermaanden die voorafgaan aan de uitkeringsaanvraag, wanneer de werkloze of de directeur bewijst dat dit laatste inkomen lager of hoger was dan het inkomen dat het voorwerp uitmaakte van de voormelde heffing van de belastingen.
  De periode van twaalf maanden bepaald in het voorgaande lid wordt telkens verlengd met een nieuwe periode van twaalf maanden wanneer de werkloze overeenkomstig de artikelen 133 en 138 een uitkeringsaanvraag indient en bewijst dat hij nog steeds voldoet aan de voorwaarden bepaald in het eerste lid.
  De schorsing houdt eveneens op uitwerking te hebben gedurende de periode voor dewelke de werkloze een uitkeringsaanvraag indient overeenkomstig de artikelen 133 en 138, indien hij in de loop van de zes jaar die de uitkeringsaanvraag voorafgaan voor ten minste één dag uitkeringen heeft genoten en bewijst dat hij gerechtigd is op een uitkering niet bedoeld in artikel 80, als gevolg van een verandering in zijn gezinstoestand.".

Art.3. Artikel 85, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "De schorsing neemt slechts een einde wanneer de werknemer opnieuw voldoet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden van artikel 30 tot 33 of een wachttijd doorlopen heeft van :
  1° 312 arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen in de zin van de artikelen 37 of 38 in de loop van de 18 maanden vóór zijn uitkeringsaanvraag als voltijdse werknemer;
  2° 312 halve arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen in de zin van de artikelen 37 of 38 in de loop van de 24 maanden voor zijn uitkeringsaanvraag als vrijwillig deeltijdse werknemer in een arbeidsregeling die voldoet aan de bepaling van artikel 33, 1°.".

Art.4. In artikel 110 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 november 1994 en 22 november 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  A) in § 1 worden het tweede en derde lid vervangen door de volgende leden :
  "Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2°, wordt met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld, de persoon die met de werknemer een feitelijk gezin vormt en die financieel te zijnen laste is, in zoverre deze persoon geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad, noch een kind waarvoor de werknemer of een ander gezinslid aanspraak kan maken op gezinsbijslag.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, en van het tweede lid worden de pleegouders van de werkloze gelijkgesteld met zijn ouders.
  Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt abstractie gemaakt van eventuele andere personen waarmee de werkloze samenwoont, indien deze personen noch over beroeps- noch over vervangingsinkomens beschikken.".
  B) § 5, eerste lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 5. De Minister bepaalt, na advies van het beheerscomité, wat verstaan wordt onder samenwonen, beroepsinkomen, vervangingsinkomen en pleegouders, en welke voorwaarden vervuld moeten zijn om als financieel ten laste te worden beschouwd.".

Art.5. Artikel 114, § 4, vierde lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt de persoon bedoeld in artikel 110, § 1, tweede lid met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld.".

Art.6. Artikel 124, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Wanneer echter een werknemer, bedoeld in het eerste lid, 3°, samenwoont met een echtgeno(o)t(e) die in de loop van een kalendermaand slechts over vervangingsinkomens beschikt, wordt het dagbedrag van de uitkering vastgesteld op 89 F wanneer hij minder dan 18 jaar oud is en op 143 F indien hij 18 jaar of ouder is. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de persoon bedoeld in artikel 110, § 1, tweede lid, gelijkgesteld met een echtgeno(o)t(e).".

Art.7. Artikel 171, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Voor de toepassing van dit artikel wordt de persoon bedoeld in artikel 110, § 1, tweede lid die met de schuldenaar een feitelijk gezin vormt met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld.".

Art.8. Artikel 178, vijfde lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De werkloze wiens recht op uitkeringen geschorst was in toepassing van artikel 143 van voormeld koninklijk besluit van 20 december 1963, zoals van kracht na 7 februari 1987, kan slechts opnieuw uitkeringen genieten indien hij ofwel voldoet aan de vereisten van artikel 84 of van artikel 85.".

Art.9. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 1 dat uitwerking heeft met ingang van 9 januari 1996.
  De werkloze kan evenwel, voor de toepassing van de artikelen 4 en 6 van dit besluit, slechts het voordeel genieten van de erin opgenomen bepalingen, indien hij overeenkomstig de artikelen 133 of 134 en 138 van het koninklijk besluit een nieuw dossier indient. In afwijking van de bepalingen genomen krachtens artikel 138, eerste lid, 4° van het koninklijk besluit zal het dossier niet als laattijdig ingediend worden beschouwd, indien het uiterlijk op 31 oktober 1996 op het werkloosheidsbureau toekomt.

Art. 10. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 4 augustus 1996.
  ALBERT Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET