12 SEPTEMBER 1996. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 1993 betreffende het accijnsstelsel van minerale olie.
Art. 1-7
Artikel 1. Artikel 10 van het ministerieel besluit van 28 december 1993 betreffende het accijnsstelsel van minerale olie, wordt door de hierna volgende bepaling vervangen :
"Art. 10. De herbewerking door de producent van minerale oliën die reeds in verbruik werden gesteld met betaling van de accijns en de eventuele bijzondere accijns is afhankelijk van een toelating van de hoofdcontroleur. Deze toelating moet de opnieuw te bewerken hoeveelheid minerale olie vermelden evenals de reden van deze herbewerking.
Gedurende de opslag van de opnieuw te behandelen oliën in het belastingentrepot moeten de te herbewerken hoeveelheden worden ingeschreven in de kolommen 1, 2 en 3b van het register 592.
De aanvraag tot terugbetaling ingevolge het opnieuw onder de schorsingsregeling plaatsen van de oliën moet schriftelijk gebeuren. Zij dient ten minste de hiernavolgende elementen te bevatten :
1° naam en het adres van de aanvrager;
2° de verwijzingen naar het document waarmee de verschuldigdheden werden geïnd waarvoor terugbetaling wordt gevraagd;
3° de omschrijving van de produkten (hoeveelheid, soort);
4° het bedrag waarvoor terugbetaling wordt gevraagd;
5° het adres van het belastingentrepot waar de herbewerking zal gebeuren.
In het geval dat de aanvraag niet is ingediend door de persoon die de accijns en/of de andere verschuldigde bedragen die gelijkgesteld zijn met accijnzen heeft betaald, dient een geldig mandaat tot het ontvangen van de terug te geven bedragen bij de aanvraag te worden gevoegd.
De aanvraag tot terugbetaling moet ten minste vijf werkdagen voor de datum die voorzien is voor de verzending van de produkten naar het belastingentrepot van herbewerking worden ingediend.
De Directeur-generaal bepaalt de praktische modaliteiten in verband met het onderzoek en de behandeling van de aanvragen tot terugbetaling inzake de opnieuw te bewerken minerale oliën."
Art.2. Een als volgt luidend hoofdstuk IVbis en een artikel 10bis worden in hetzelfde ministerieel besluit ingevoegd :
"Hoofdstuk IVbis. - Herbewerking van bij toeval verontreinigde of vermengde minerale oliën.
- Art. 10bis. § 1. Voor de toepassing van artikel 12bis van het koninklijk besluit, geschiedt de herbewerking van de in voornoemd artikel bedoelde oliën in een belastingentrepot volgens de in artikel 10 van dit besluit voorziene procedure.
§ 2. De toelating van de hoofdcontroleur kan slechts worden verleend na vaststelling van de hoeveelheden olie vervat in de toevallige vermenging of verontreiniging.
§ 3. De mengsels van minerale oliën met andere bestanddelen (modder, water en ander bezinksel) die zich over het algemeen op de bodem van de opslagtanks in belastingentrepots of in de opslagtanks van de service stations bevinden zijn als verontreinigde oliën te beschouwen waarop de bepalingen van artikel 10 van dit besluit van toepassing zijn.
§ 4. Denatureren, furfuroleren en kleuren van minerale olie kunnen niet als toevallige vermengingen of als toevallige verontreinigingen worden beschouwd."
Art.3. Artikel 20, 4°, van hetzelfde ministerieel besluit wordt vervangen door de hiernavolgende bepalingen :
"4° De vrijstelling voorzien in artikel 13, § 2, c), 3e streepje, van het koninklijk besluit is, binnen de perken van de laatste alinea van voornoemde § 2, van toepassing op de minerale oliën gebruikt als :
a) brandstof :
- voor verwarmingsdoeleinden, in het strikte kader van landbouwwerkzaamheden, van de ruimtes voorbehouden voor de veeteelt evenals van droog- en bewaringsinrichtingen voor landbouwprodukten;
- voor de geforceerde teelt van tuinbouwprodukten (boomkweek, bloementeelt, groenteteelt en teelt van zaaigoed);
- voor de exploitatie van produktie- en kweektechnieken voor zoetwatervissen;
b) brandstof voor de voeding van geïnstalleerde motoren, op :
- land-, tuin- en bosbouwtractoren;
- machines, gereedschappen, werk- en voertuigen met een speciaal voortstuwingsmechanisme, die ongeschikt zijn voor tractie en personen-, dieren- en goederenvervoer en die speciaal ontworpen zijn om uitsluitend te worden gebruikt in de land-, tuin- en bosbouw en in de visteelt.
Onder land-, tuin- en bosbouwtractoren in de zin van dit cijfer wordt verstaan : de eigenlijke tractoren en tuinfrezen, als dusdanig door de bevoegde instantie ingeschreven, die op de openbare weg rijden en die gebruikt worden voor :
- het voorttrekken van machines, landbouwwerktuigen, al dan niet geladen aanhang- of transportwagens, die bij hun exploitatie worden gebruikt door land-, tuin- of bosbouwers en in de visteelt of door personen die in hun dienst werken, voor zover er een verband bestaat tussen het gebruik op de openbare weg en het beheer van deze exploitatie;
- door andere dan voornoemde personen of door hun personeel, voor werkzaamheden die betrekking hebben op de exploitatie van de land-, tuin- en bosbouwbedrijven of viskwekerijen van derden voor zover het vervoer via de openbare weg van handelsgoederen, landbouwprodukten of dieren slechts gebeurt tussen de boerderij en de bijbehorende erven en omgekeerd.
De vrijstelling is niet van toepassing op de brandstoffen gebruikt voor de voeding van motoren van vrachtwagens en ander speciaal ingerichte voertuigen die dienen of zouden kunnen dienen voor het vervoer van tractoren, machines en andere werktuigen bedoeld in letter b)."
Art.4. Aan artikel 20 van hetzelfde ministerieel besluit wordt een punt 7° toegevoegd opgesteld als volgt :
"7° Wat de vrijstelling van accijns betreft voorzien in letter d) van artikel 13 van het koninklijk besluit wordt onder minerale oliën die, met het oog op chemische reductie, in hoogovens worden ingespoten als toevoeging aan de steenkool die wordt gebruikt als voornaamste brandstof verstaan, de rechtstreekse inspuiting van minerale olie in de hoogovens. Het gebruik van minerale olie voor andere doeleinden komt niet in aanmerking voor de accijnsvrijstelling, zelfs indien dit gebruik een rechtstreekse weerslag heeft op het fabricageproces."
Art.5. Artikel 30 van hetzelfde ministerieel besluit wordt vervangen door volgende bepaling :
"Art. 30. De vloeibare motorbrandstoffen hier te lande voorhanden, verkocht of gebruikt voor de aandrijving van explosie- of verbrandingsmotoren van motorvoertuigen die op de openbare weg rijden, andere dan die bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit of gebruikt voor de doeleinden bedoeld in artikel 13, § 2, c), derde streepje, van hetzelfde koninklijk besluit, mogen geen furfurol of denatureringsmiddelen als bedoeld bij artikel 19 bevatten. De vloeibare motorbrandstoffen bestemd voor het aandrijven van bedoelde verbrandingsmotoren mogen evenmin enig rood kleursel bevatten."
Art.6. De volgende ministeriële besluiten en bepalingen werden opgeheven :
1° het ministerieel besluit van 31 maart 1959 tot regeling van de accijnsheffing op oliën verkregen van steenkoolteer, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 december 1965 en van 1 december 1987;
2° artikel 4 van het ministerieel besluit van 20 december 1968 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 december 1968 betreffende het accijnsstelsel van minerale olie.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 12 september 1996.
Ph. MAYSTADT