Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 MAART 1996. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop.



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994003913 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het ministerieel besluit van 23 december 1993 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop wordt aangevuld met een als volgt luidende paragraaf :
  "§ 4. De uitbaters van een pijpleiding voor minerale oliën of hun vertegenwoordigers moeten een aanvraag tot erkenning als erkend entrepothouder inreiken bij de directeur-generaal die terzake bevoegd is. Daartoe moeten de aanvragers, ter staving van hun aanvraag, een plan voorleggen waarop het deel van de pijpleiding waarvan zij hier te lande gebruik maken, wordt omschreven met, enerzijds, de gedetailleerde aanduiding van alle plaatsen van aanvoer of uitslag van minerale oliën en, anderzijds, een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte technische werkwijzen."

Art.2. Een artikel 4bis luidend als volgt wordt toegevoegd aan hetzelfde besluit :
  "Artikel 4bis. § 1. Wat de machtigingen betreft die door de directeurgeneraal worden afgegeven aan de in artikel 2, § 4, bedoelde marktdeelnemers, wordt het netwerk van pijpleidingen dat zich op het nationaal grondgebied bevindt beschouwd als één belastingentrepot. De natuurlijke of rechtspersonen die een dergelijke machtiging hebben zijn bovendien vrijgesteld van de zekerheidstelling die het verkeer van accijnsprodukten onder de schorsingsregeling dekt.
  § 2. Het vervoer van minerale oliën via de pijpleiding naar een andere lidstaat en omgekeerd wordt beschouwd als een rechtstreekse overbrenging van produkten tussen naburige entrepots en de procedure voorzien voor het intracommunautair verkeer van aan accijns onderworpen produkten is hier niet van toepassing.
  § 3. De bepalingen van artikel 4, § 3, zijn mutatis mutandis van toepassing op de machtigingen afgegeven overeenkomstig onderhavig artikel."

Art.3. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende paragraaf :
  "§ 4. In afwijking van § 1, is geen enkel geleidedocument vereist voor het vervoer van minerale oliën via pijpleidingen zoals bedoeld in artikel 4bis, § 2."

Art.4. Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 23. Bij de verzending van accijnsprodukten onder dekking van een geleidedocument vanuit een belastingentrepot hier te lande, schrijft de afzender zijn voorraadadministratie af met de hoeveelheid vermeld in de vakken 20a, 20b of 20c van het geleidedocument."

Art.5. Een artikel 23bis, luidend als volgt, wordt ingelast in hetzelfde besluit :
  "Artikel 23bis. § 1. Bij ontvangst hier te lande van met een geleidedocument verzonden accijnsprodukten neemt de bestemmeling de werkelijk ontvangen hoeveelheid in last in zijn voorraadadministratie.
  Voor produkten waarvoor een magazijnregister moet worden gehouden, neemt de ontvanger over het gebied van de bestemmeling in zijn geschriften de werkelijk ontvangen hoeveelheid in last, zoals aangetekend op de exemplaren 3 en 4 van het geleidedocument.
  § 2. Indien de door de bestemmeling werkelijk ontvangen hoeveelheid kleiner is dan de in de vakken 20a, 20b of 20c van het geleidedocument vermelde hoeveelheid en dit verschil groter is dan één van volgende percentages :
  Levering van accijnsgoederen in bulk :
  Benzine 0,3 %
  Kerosine en gasolie 0,2 %
  Zware stookolie 0,1 %
  Vloeibare petroleumgassen en methaan 2 %
  Gefabriceerde tabak 0 %
  Andere accijnsprodukten 0,5 %
  brengt de bestemmeling de vermelding "verschil >..." (het overeenkomstig percentage aanduiden) aan in vak C van de exemplaren 2, 3 en 4 van het geleidedocument.
  § 3. In het in § 2 bedoelde geval brengt de ontvanger in vak A van de exemplaren 2, 3 en 4 van het geleidedocument de vermelding "In te vorderen" aan, gevolgd door het bij de afzender in te vorderen bedrag.
  Uitzondering gemaakt voor de situaties vermeld in artikel 20 van het koninklijk besluit, wordt het in te vorderen bedrag berekend op de ontbrekende hoeveelheid die het percentage vermeld in § 2 te boven gaat.
  § 4. Indien de door de bestemmeling werkelijk ontvangen hoeveelheid kleiner is dan de in de vakken 20a, 20b of 20c van het geleidedocument vermelde hoeveelheid en dit verschil kleiner of gelijk is aan de in § 2 bedoelde percentages, brengt de ontvanger de vermelding "geen invordering gevraagd" aan in vak A van de exemplaren 2, 3 en 4 van het geleidedocument.
  In geval van vermoeden van onregelmatigheden zal de ontvanger, voorafgaand aan het aanbrengen van voornoemde vermelding, een onderzoek doen instellen.
  § 5. De bepalingen waarvan sprake in de §§ 1 tot 4 zijn enkel van toepassing indien de vervoerde produkten werkelijk worden gelost in de inrichtingen van de bestemmeling. Indien dat niet het geval is moet de bestemmeling in de voorraadadministratie de in de vakken 20a, 20b of 20c van het geleidedocument vermelde hoeveelheid in last nemen."

Art.6. Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling :
  "Artikel 26. § 1. Elk vervoer van accijnsprodukten die reeds hier te lande in verbruik werden gesteld en bestemd zijn om te worden vervoerd naar een andere plaats hier te lande met gebruikmaking van het grondgebied van een lidstaat, moet gedekt zijn met een vereenvoudigd geleidedocument zoals voorzien bij Verordening (EEG) nr. 3649/92 van de Commissie van 17 december 1992.
  § 2. De marktdeelnemers die dergelijke transporten verrichten, dienen voorafgaandelijk schriftelijk een aanvraag tot machtiging in te dienen bij de ontvanger over hun gebied.
  Dergelijke machtigingen worden rechtstreeks door de ontvanger afgegeven en hebben uitwerking vanaf de datum van hun afgifte. Zij hebben een onbeperkte geldigheidsduur, tenzij anders bepaald. In geval van overtredingen of onregelmatigheden zullen zij onmiddellijk worden ingetrokken.
  § 3. Het in § 1 bedoelde geleidedocument dient goed zichtbaar de vermelding "cabotage" te dragen evenals het nummer en de datum van de toegestane machtiging.
  § 4. De afzender en de geadresseerde moeten elke controle toelaten waardoor de administratie zich kan vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de goederen.
  § 5. De afzender evenals de geadresseerde moeten een afzonderlijke boekhouding houden voor de leveringen en de ontvangsten van produkten via het grondgebied van een andere lidstaat. Ter staving geldt het hun respectievelijk bestemd exemplaar van het vereenvoudigd geleidedocument.
  § 6. Omgekeerd is het gebruik van het vereenvoudigd geleidedocument eveneens vereist voor het intracommunautair vervoer van reeds in verbruik gestelde produkten vanuit een lidstaat naar een andere plaats in dezelfde lidstaat, met gebruikmaking van het nationaal grondgebied."

Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1995.
  Brussel, 5 maart 1996.
  Ph. MAYSTADT