26 OKTOBER 1995. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie houdende algemeen reglement op de comptabiliteit van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-12-1995 en tekstbijwerking tot 26-04-2013)
TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 1, 1bis, 2-5
TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 6-13
HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK IV. - Interne kredietaanpassingen.
Art. 16
TITEL III. - Het patrimonium en het beheer.
HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de balans.
Art. 17-25
HOOFDSTUK II. - Leningen.
Art. 26-29
HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen.
Art. 30-36
TITEL IV. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 37-43
HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten.
Afdeling I. - De invorderingsrechten en de opbrengsten.
Art. 44-50
Afdeling II. - De ontvangsten.
Art. 51-54
HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten.
Afdeling I. - Voorafgaande bepaling.
Art. 55
Afdeling II. - De vastlegging en de aanrekening van de uitgaven en de kosten.
Art. 56-62
Afdeling III. - Het opmaken van betalingsbevelen.
Art. 63-64
Afdeling IV. - De betaling van de uitgaven.
Art. 65-69
HOOFDSTUK IV. - De jaarrekeningen.
Afdeling 1. - Afsluiting van de rekeningen.
Art. 70
Tweede afdeling. - Het opstellen van de jaarrekeningen
Art. 71-77
TITEL V. - De ontvanger en de eindrekening.
HOOFDSTUK I. - De ontvanger.
Art. 78-81
HOOFDSTUK II. - De eindrekening.
Art. 82-85
TITEL VI. - Diverse bepalingen.
Art. 86-89
TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder :
1. " Centrum " : het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
2. " Organieke wet " : de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3. " De Ministers " : de Ministers, Leden van het Verenigd College bevoegd voor de Bijstand aan personen;
4. " Exploitatiedienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die ten minste eenmaal per financieel dienstjaar voorkomen en die het centrum regelmatige inkomsten en een regelmatige werking waarborgen, met inbegrip van de intresten van de schuld;
5. " Investeringsdienst van de begroting " : alle ontvangsten en uitgaven die rechtstreeks en op een duurzame wijze invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het patrimonium van het centrum, uitgezonderd de normale onderhoudswerken; de term omvat eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, de deelnemingen en beleggingen op meer dan één jaar, alsmede de aflossingen en de vervroegde terugbetalingen van de schuld;
6. " Begrotingswijziging " : elke beslissing die door de raad voor maatschappelijk welzijn aangenomen wordt na de vaststelling van de begroting en leidt tot het ontstaan, de schrapping of de wijziging van één of meer begrotingskredieten;
7. (...) <BESL 2003-12-11/46, art. 1, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
8. " Journaal ": het boekhoudkundig register dat chronologisch en zonder compensatie alle boekhoudkundige bewerkingen vermeldt, te weten:
- het journaal van de verrichtingen van de functioneel-economische boekhouding;
- het journaal van de verrichtingen van de algemene boekhouding;
9. " Grootboek " : het boekhoudkundig register dat per rekening de verrichtingen overneemt van het journaal, te weten :
- het grootboek van de verrichtingen van de functioneel -economische boekhouding;
- het grootboek van de verrichtingen van de algemene boekhouding;
10. " Bevoegd orgaan " : hetzij de raad voor maatschappelijk welzijn, hetzij elk ander door of krachtens de wet nauwkeurig aangewezen orgaan;
11. " Invorderingsrecht " : elk bedrag dat door een welbepaalde schuldenaar verschuldigd is aan het centrum;
12. " Netto vastgesteld recht " : het bedrag van het definitief vastgesteld recht , verminderd met (de onwaarden) of het oninvorderbaar gedeelte van het recht; <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(13. " Boekhoudkundig resultaat van de budgettaire rekening " : het resultaat verkregen door de berekening van het verschil tussen enerzijds de netto vastgestelde rechten en, anderzijds de vastgelegde uitgaven min de zonder gevolg gebleven vastleggingen van de overgedragen kredieten;) <BESL 1998-02-19/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
14. " Kasvoorraad van het centrum " : het geheel van de gelden en de waarden die beschikbaar zijn, of op maximaal één jaar belegd zijn;
15. (ambtshalve opneming : elke opneming die bij of krachtens een wet, een decreet of ordonnantie is voorgeschreven en die zonder voorafgaande toestemming van het centrum wordt gedaan op een rekening die het centrum bij een financiële instelling heeft geopend;) <BESL 2003-12-11/46, art. 1, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
16. (Investering : de uitgave om een goed te verwerven, om diensten te leveren of om werken uit te voeren waarvan de levensduur een jaar overschrijdt en het patrimonium van het centrum verrijkt.) <BESL 2003-12-11/46, art. 1, 4°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(17. " Eindresultaat van de budgettaire rekening van het dienstjaar " : het resultaat dat men bekomt door de optelling van het boekhoudkundig resultaat van de budgettaire rekening en de variatie van het fonds voor twijfelachtige schuldvorderingen.) <BESL 1998-02-19/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.1bis. [1 Elk Centrum heeft de vrije keuze om haar boekhouding te houden hetzij op papier, hetzij elektronisch, hetzij door een combinatie van de twee. Dit geldt ook voor alle verplichtingen die eruit voortvloeien, zowel op het vlak van de verwerking van gegevens, van de overdracht van gegevens, van de bewaring van gegevens of van de voorlegging van gegevens.
Ongeacht zijn keuze zal het Centrum ervoor zorgen alle wettelijk of reglementair verplichte garanties betreffende al de elementen van zijn boekhouding in te bouwen. Derhalve, wanneer een volledig of gedeeltelijk elektronische oplossing gebruikt wordt, moeten de authenticiteit van de oorsprong van de elektronische gegevens evenals de integriteit van hun inhoud gewaarborgd worden door het plaatsen van een elektronische handtekening, overeenkomstig de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen, de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten. Bovendien moet de leesbaarheid van de gegevens, in naleving van voormelde principes, gedurende de volledige bewaringstermijn verzekerd zijn.
Wanneer de wet of de reglementering dit voorziet, moeten de technische middelen de weergave van de gegevens in een voorgeschreven vorm mogelijk maken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2013-03-15/16, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 06-05-2013>
Art 2. Alle door de overheden van het centrum getroffen uitvoerbare beslissingen in verband met de financiën worden onmiddellijk door de secretaris genotificeerd aan de ontvanger. Te dien einde worden zij eensluidend verklaard met de registers van de beraadslagingen en met de beslissingen van de toezichthoudende overheid.
Art 3. De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt op welke manier de bewijzen van de inschrijvingen of bewaargevingen, alsmede alle andere akten waaruit de rechten van het centrum blijken, bewaard worden.
Art 4.§ 1. De financiële rekeningen worden na beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn, door de ontvanger op naam van het centrum geopend. Ze worden door hem beheerd en de desbetreffende briefwisseling wordt rechtstreeks aan hem geadresseerd.
[1 Een afschrift]1 van de financiële rekeninguittreksels moet aan de voorzitter van het centrum toegezonden worden.
§ 2. (Op de verzoekschriften tot betaling) wordt steeds het nummer vermeld van de rekening waarop het bedrag moet worden gestort. <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<BESL 2013-03-15/16, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 06-05-2013>
Art.5. Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen inzake de begroting, de financiën en de boekhouding worden door de voorzitter aan de raad voor maatschappelijk welzijn medegedeeld.
TITEL II. - De begroting.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art 6. De begroting omvat de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de verrichtingen die slechts de thesaurie treffen.
De begroting onderscheidt :
- de ontvangsten en uitgaven van de exploitatiedienst;
- de ontvangsten en uitgaven van de investeringsdienst;
(Bij de begroting wordt gevoegd de tabel van de verrichtingen op de rekeningen van kasgeldfonds, van reserve fondsen, van voorzieningen, van waarborgen, van giften en legaten, van stichtingen en van derden.) <BESL 1998-02-19/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(NOTA : In artikel 6 derde lid, worden de woorden " bij de begroting wordt gevoegd " geschrapt en vervangen door. " <BESL 2003-12-11/46, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.7. De vastgestelde rechten en de vastgelegde uitgaven alsook het resultaat ervan, worden onherroepelijk op een bepaald dienstjaar aangerekend.
Art.8. Wanneer de begrotingsmiddelen toereikend zijn, kan de raad voor maatschappelijk welzijn kredieten op zijn begroting uittrekken om die middelen te bestemmen :
(1° voor renderende beleggingen;) <BESL 1998-02-19/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
2) voor de verwerving van publieke fondsen of van effecten;
3) voor de vervroegde terugbetaling van de duurste leningen;
4) voor de vorming van :
a) provisies voor risico's en kosten van exploitatie die in de loop van verscheidene dienstjaren invloed zouden kunnen hebben op het exploitatiebeheer;
b) investeringsreserves;
c) een kasgeldfonds.
Art.9. <BESL 1998-02-19/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De definitieve goedkeuring, stilzwijgend of uitdrukkelijk, van de budgettaire rekening van het vorige dienstjaar brengt de vermindering of de vermeerdering met zich mee van de gemeentelijke dotatie opgenomen in de begroting van het centrum van het lopende dienstjaar, in functie van het eindresultaat van de budgettaire rekening.
Art.10. De uitgavekredieten mogen slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel. Ze zijn beperkt overeenkomstig de regels aangegeven door het artikel 91 van de organieke wet.
(De begrotingskredieten inzake de wacht- en de overlopende rekeningen zijn niet beperkend; op deze kredieten mogen evenwel slechts uitgaven worden verricht tot beloop van de reeds gedane ontvangsten, behalve inzake de verkeerdelijk opgenomen of betaalde bedragen en de te regulariseren of de te identificeren verrichtingen van uitgaven.) <BESL 1998-02-19/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(De begrotingskredieten van uitgaven van interne facturering zijn niet beperkend.) <BESL 1998-02-19/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.11. Het voorontwerp van begroting wordt voor advies voorgelegd aan een technische groep die verplichtend bestaat uit de voorzitter, de secretaris en de ontvanger van het centrum.
Het advies van de technische groep slaat uitsluitend op de naleving van de wettelijkheid en op de te verwachten financiële weerslag.
Om haar opdracht te vervullen kan de technische groep andere personen op haar vergaderingen uitnodigen omwille van hun deskundigheid om er gehoord te worden in de hoedanigheid van expert inzake begrotings- en financiële aangelegenheden. Deze personen zullen niet deelnemen aan de beraadslaging van de technische groep wanneer deze haar advies zal uitbrengen.
Art.12. Zodra de begroting goedgekeurd is, is ze uitvoerbaar, onverminderd de controle op de wettelijkheid van de ontvangsten en uitgaven die erin opgenomen zijn.
Art.13. § 1. Vóór de goedkeuring van de begroting mogen, door middel van voorlopige kredieten, uitgaven worden verricht waarvoor een uitvoerbaar krediet uitgetrokken was op de begroting van het vorige dienstjaar.
Wanneer de begroting nog niet aangenomen is, worden de voorlopige kredieten evenwel vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn en, wanneer de wet of de ordonnantie het voorschrijft, goedgekeurd door de toezichthoudende overheid.
§ 2. De voorlopige kredieten mogen, per verlopen of begonnen maand, niet meer bedragen dan één twaalfde :
1°) van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar wanneer de begroting van het dienstjaar nog niet vastgesteld werd;
2°) van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar wanneer de begroting van het dienstjaar reeds vastgesteld werd.
Die beperking is niet van toepassing op de personeelsuitgaven, op deze voor het betalen van verzekeringspremies, van belastingen en van uitgaven voor maatschappelijke hulp.
§ 3. De voorlopige kredieten hebben alleen betrekking op de uitgaven van de exploitatiedienst.
HOOFDSTUK III. - De begrotingswijzigingen.
Art.14. § 1. De begrotingswijzigingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die van toepassing zijn op de begroting. Ze worden voor elk krediet behoorlijk gerechtvaardigd.
§ 2. In de tabel van de begrotingswijzigingen, in de kolom der " vroeger aangenomen kredieten ", zijn de over te nemen bedragen deze welke in de initiële begroting werden geraamd tenzij deze kredieten van de initiële begroting reeds zouden gewijzigd zijn of het voorwerp zouden hebben uitgemaakt van interne kredietaanpassingen overeenkomstig de bepalingen van artikel 91 van de organieke wet.
Art.15. Op de begrotingswijzigingen moeten zonder verwijl worden uitgetrokken, de begrotingskredieten die nodig zijn om de uitgaven verricht krachtens artikel 88, § 2, van de organieke wet en om de ambtshalve opgenomen uitgaven te dekken, alsmede de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten.
HOOFDSTUK IV. - Interne kredietaanpassingen.
Art.16. De interne kredietaanpassingen opgesteld overeenkomstig de voorschriften van artikel 91 van de organieke wet kunnen slechts aangewend worden na een beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn (... maatschappelijk welzijn, genomen ten laatste op 31 januari volgend op het betrokken dienstjaar.) <BESL 2003-12-11/46, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
TITEL III. - Het patrimonium en het beheer.
HOOFDSTUK I. - Het patrimonium en de balans.
Art.17. § 1. De algemene toestand van het centrum op 31 december van elk dienstjaar wordt bepaald door een balans.
§ 2. Het actief van de balans dat bestaat uit het geheel der vaste en vlottende activa en het gebruik weergeeft van de middelen van het centrum om zijn doelstellingen te realiseren, omvat :
1°) de vaste activa welke de goederen zijn die blijvend verworven zijn door het centrum, namelijk :
a) de oprichtingskosten;
b) de immateriële vaste activa;
c) de materiële vaste activa die het onroerend en het roerend patrimonium omvatten;
d) de financiële vaste activa;
2°) de vlottende activa, die de bezittingen en de vorderingen van het centrum voorstellen, namelijk :
a) de vorderingen op meer dan één jaar;
b) de voorraden;
c) de vorderingen op ten hoogste één jaar;
d) de thesauriebeleggingen;
e) de liquide middelen;
f) de wacht- en de overlopende rekeningen.
§ 3. Het passief van de balans, dat de herkomst aangeeft van de middelen waarover het centrum beschikt om zijn doelstellingen te bereiken, omvat :
(1° het eigen vermogen dat bestaat uit de middelen die het centrum heeft geïnvesteerd en waarvan het eigenaar is of waarvoor het beschikt over een zakelijk recht, namelijk :
a) het beginkapitaal;
b) de giften en legaten in kapitaal en in natura, de stichtingen;
c) de meerwaarden ingevolge de herwaarderingen van materiële en financiële vaste activa;
d) het kasgeldfonds;
e) de reserves;
f) de overgedragen resultaten;
g) de investeringssubsidies;
h) de voorzieningen;) <BESL 1998-02-19/37, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
2°) het vreemd vermogen of de schuld, welke de middelen zijn die door derden ter beschikking van het centrum worden gesteld, namelijk :
a) de schulden op meer dan één jaar;
b) de schulden op ten hoogste één jaar;
c) de wacht- en de overlopende rekeningen.
(§ 4. In de beginbalans bestaat het beginkapitaal uit het verschil tussen het actief en het totaal van de giften, legaten en stichtingen in kapitaal en goederen, de meerwaarden ingevolge de herwaardering, van het kasgeldfonds, de reserves, de overgedragen resultaten, de investeringssubsidies, de voorzieningen, de schulden en de wacht- en de overlopende rekeningen.
Het verschil tussen het actief en de schulden bepaalt het nettovermogen van het centrum. Dit wordt elk jaar aangepast door de inbreng van het saldo van de resultatenrekening van het afgesloten dienstjaar.) <BESL 1998-02-19/37, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 5. Alle balanswaarden worden aangegeven (in euro). <BESL 2003-12-11/46, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.18. § 1. De resultatenrekening omvat de boeking van de opbrengsten en de kosten van het centrum tijdens het dienstjaar.
De opbrengsten en de kosten zijn van drieërlei aard :
(1° de courante opbrengsten en lasten die de opbrengsten en exploitatie- en financiële lasten omvatten;) <BESL 1998-02-19/37, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
2°) de opbrengsten en kosten die voortvloeien uit de (vermindering) van de subsidies en van de giften en legaten van goederen vanwege bedrijven en gezinnen, uit de dotaties voor (afschrijvingen), uit waardeverminderingen en uit terugnemingen op waardeverminderingen op vaste activa; <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
3°) uitzonderlijke opbrengsten en kosten :
a) dergelijke opbrengsten komen met name voort uit :
- de meerwaarden gerealiseerd bij de overdracht van goederen uit de vaste activa;
- de onttrekkingen aan de reserves ten behoeve van de investeringsdienst;
- de uitzonderlijke schadeloosstellingen aan het centrum door derden;
- de recuperatie van investeringskosten;
- elke andere uitzonderlijke inbreng van de exploitatie- of investeringsdienst;
b) dergelijke kosten vinden met name hun oorsprong in :
- de minderwaarden gerealiseerd bij de overdracht of bij verlies van goederen van de vaste activa;
- de toevoegingen aan het reservefonds voor investeringen ten laste van de investeringsdienst van de begroting.
§ 2. In de resultatenrekening worden de volgende resultaten opgenomen :
(a) het batig of negatief courant saldo, dat overeenstemt met het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en dat wordt bepaald door het vergelijken van de in 1° van § 1 bedoelde lasten en opbrengsten;) <BESL 1998-02-19/37, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
b) het batig of nadelig saldo, voortvloeiend uit de schommelingen van de patrimoniale waarden, dat overeenstemt met het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en dat wordt bepaald door het vergelijken van de in 2° van § 1 bedoelde kosten en opbrengsten;
c) het uitzonderlijk batig of nadelig saldo, dat overeenstemt met het resultaat dat blijkt uit de algemene boekhouding en dat wordt bepaald door het vergelijken van de in 3° van § 1 bedoelde kosten en opbrengsten;
d) het batig of nadelig saldo van het dienstjaar dat overeenstemt met het totaal van de resultaten waarvan sprake in de hierboven vermelde punten a), b) en c) van deze paragraaf.
Art.19.§ 1. De secretaris houdt de gedetailleerde, volledige en gewaardeerde inventaris bij van alle goederen, bezittingen, rechten en vorderingen van het centrum evenals van de investeringstoelagen en de schuld.
De inventaris vermeldt bovendien de verplichtingen die voornoemde waarden bezwaren, evenals de avals en toegestane waarborgen.
De secretaris houdt eveneens het sommier bij dat de vervaldata vermeldt van de contracten en huurovereenkomsten en de data waarop de inschrijvingen op effecten en de hypothecaire inschrijvingen moeten worden hernieuwd, alsmede de bedragen van de huren en pachten.
Het Verenigd College bepaalt, bij besluit, de nomenclatuur van de inventaris, evenals de regels voor de waardebepaling.
§ 2. De ontvanger registreert in de balansrekeningen de waarden die in de inventaris opgenomen worden en hun schommelingen.
Hij ontvangt van de secretaris een voor eensluidend verklaard afschrift van de bewijsstukken, akten, vonnissen, contracten, huurcelen, documenten en stukken betreffende deze waarden [1 , desgevallend per elektronische zending]1.
----------
(1)<BESL 2013-03-15/16, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 06-05-2013>
Art.20. In de boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de waarde van de grond en die van de andere onroerende goederen die zich daarop bevinden.
Art.21. <BESL 1998-02-19/37, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De goederen van het onroerend patrimonium worden geherwaardeerd volgens de aard van het goed overeenkomstig de door het Verenigd College vastgestelde voorschriften.
Art.22. De afschrijving is jaarlijks en lineair. De goederen worden afgeschreven overeenkomstig de voorschriften vastgesteld door het Verenigd College.
(De investeringstoelagen worden op dezelfde wijze en gelijktijdig verminderd als de afschrijvingen van het goed waarvoor de toelage werd verleend.) <BESL 2003-12-11/46, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.23. <BESL 1998-02-19/37, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Het centrum kan voorzien in een beheer van de voorraden overeenkomstig de door het Verenigd College vastgestelde voorschriften.
Art.24. Het Verenigd College stelt de voorschriften betreffende het houden van de analytische boekhouding vast.
Art.25. Wanneer ontvangsten of uitgaven een volgend dienstjaar betreffen, worden ze in de boekhouding geregistreerd op zulke wijze dat ze het resultaat van het eigen dienstjaar niet beïnvloeden.
(In de budgettaire boekhouding worden ze geregistreerd in een wachtrekening van de subfunctie betreffende de verrichtingen op de rekeningen van een kasgeldfonds, van reserves, van voorzieningen, van waarborgen, van stichtingen, op wacht- en overlopende rekeningen.) <BESL 1998-02-19/37, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
In de algemene boekhouding worden ze in een wachtrekening van de balans geregistreerd.
HOOFDSTUK II. - Leningen.
Art.26. Op beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn kan het centrum leningen aangaan om het bedrag van de uitgaven van de investeringsdienst te dekken.
De termijn voor terugbetaling van de leningen moet zo kort mogelijk zijn en mag nooit langer zijn dan de afschrijvingstermijn van de goederen waarvoor die leningen zijn aangegaan.
Het leningenbestand vermeldt, per jaar en per lening, de terugbetalingstranches en de op basis van de vigerende rentevoet verschuldigde intresten.
(Het centrum mag geen leningen aangaan of een beroep doen op leasing om het bedrag te dekken van de uitgaven van de investering waarvan de waarde beneden (5.500 euro), B.T.W. niet inbegrepen, ligt.) <BESL 1998-02-19/37, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <BESL 2003-12-11/46, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.27. <BESL 2003-12-11/46, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Op beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan het centrum elke financieringsoperatie afsluiten zoals een lening, een voorschot op subsidies of een kredietopening.
Art.28. Bij beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn worden de ongebruikte saldi van de leningen bestemd hetzij :
1°) voor de vervroegde terugbetaling van een lening;
2°) (om de investeringsdienst of om het investeringsreservefonds te spijzen.) <BESL 2003-12-11/46, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.29. Voorafgaand aan het opmaken van de balans wordt de schuld op meer dan één jaar verminderd met de aflossingstranches die in de loop van het volgend jaar vervallen en worden ze geboekt op een rekening van de schuld op ten hoogste één jaar.
HOOFDSTUK III. - Thesaurie en beleggingen.
Art.30. § 1. (Het bevoegd orgaan) ziet erop toe dat de kasvoorraad voldoende kasmiddelen omvat om te allen tijde de verbintenissen van het centrum te kunnen nakomen en zijn uitgaven te kunnen betalen. Te dien einde neemt hij de nodige maatregelen en waakt er eveneens over dat de beslissingen tot het terugvorderen van de kosten inzake sociale bijstand, tot het aangaan van leningen of van kredietopeningen zonder verwijl worden uitgevoerd. <BESL 2003-12-11/46, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. De kasvoorraad van het centrum is gescheiden van de kasvoorraad van de instellingen welke door het centrum afzonderlijk worden beheerd krachtens de bepalingen van de organieke wet.
In geen geval mogen er overdrachten gebeuren tussen de kas van het centrum en de onderscheidenlijke kassen van de afzonderlijk beheerde instellingen.
Art.31. § 1. De inkomsten uit beleggingen gedaan met bijzondere fondsen afkomstig van giften en legaten met een bepaalde bestemming worden aangerekend op een reserverekening (van het beheer van de fondsen). <BESL 2003-12-11/46, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Gelijkaardige inkomsten afkomstig van giften en legaten zonder bestemming worden geregistreerd in de ontvangsten van de exploitatiedienst.
(§ 2. De boekhouding der stichtingen moet het voorwerp uitmaken van een specifiek artikel van de subfunctie betreffende de verrichtingen op de rekeningen van een kasgeldfonds, van reserves, van voorzieningen, van waarborgen, van stichtingen, op wacht- en overlopende rekeningen. (In voorkomend geval worden aangepaste bijbehorende rekeningen bijgehouden overeenkomstig de voorschriften vastgesteld in dit reglement.)) <BESL 1998-02-19/37, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <BESL 2003-12-11/46, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.32. De beleggingen mogen verricht worden in deelnemingen bij openbare of privé-instellingen opgericht volgens het recht van één van de Lidstaten van de Europese Unie, met een zetel in België, of in effecten uitgegeven door genoemde instellingen.
De voorwaarden waaraan de beleggingen bij privaatrechtelijke instellingen worden onderworpen, worden vastgesteld door het Verenigd College.
De door het centrum verworven effecten aan toonder worden omgezet in nominatieve inschrijvingen.
De niet- converteerbare effecten aan toonder worden in bewaring gegeven in België hetzij bij de Deposito- en Consignatiekas, hetzij bij een openbare bankinstelling opgericht volgens het recht van één van de Lidstaten van de Europese Unie.
Art.33. <BESL 1998-02-19/37, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De nettowaarde van de realisatie van materiële vaste activa moet worden ingeschreven op een reserverekening voor investeringen van het beheer van de fondsen in afwachting van de aanwending ervan.
De giften en legaten zonder specifieke bestemming moeten worden geregistreerd op de specifieke reserverekening van het beheer van de fondsen in afwachting van de aanwending ervan.
De giften en legaten met specifieke bestemming moeten worden geregistreerd op de reserverekening van de giften en legaten met bestemming van het beheer van de fondsen in afwachting van de aanwending ervan.
De waarden en effecten van het centrum mogen worden gerealiseerd ten einde leningsoperaties te vermijden waarvan de lasten hoger zouden uitvallen dan de inkomsten uit deze waarden en effecten.
Art.34. De ontvanger is verantwoordelijk voor de kasvoorraad.
De gelden van de kasvoorraad worden afzonderlijk beheerd in de boekhouding, waarin alle verrichtingen desaangaande worden vermeld.
Art.35. § 1. De ontvanger bewaart in kas slechts het geld dat nodig is om op de nabije vervaldagen betalingen in contanten te verrichten.
§ 2. (De overige beschikbare kasmiddelen worden, in België, hetzij gestort op de lopende rekeningen geopend bij de openbare kredietinstellingen of bij financiële privé-instellingen opgericht volgens het recht van een van de Lidstaten van de Europese Unie, met een zetel in België, hetzij belegd op minder dan één jaar bij die instellingen.) <BESL 1998-02-19/37, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De beleggingen mogen geen speculatief karakter vertonen dat van aard kan zijn de waarde van het kapitaal aan te tasten en ze mogen slechts uitgevoerd worden (in euro). <BESL 2003-12-11/46, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Lid 3 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Na raadpleging van de ontvanger regelt het bevoegd orgaan het beheer van de kasvoorraad.
§ 4. (de ontvanger formuleert aan het bevoegd orgaan elk voorstel ten einde, enerzijds, de lasten van de schuld op korte en lange termijn te laten verminderen en, anderzijds, opdat de kasvoorraad voldoende middelen zou bevatten om, te allen tijde, de verbintenissen van het centrum te kunnen nakomen en de uitgaven te kunnen betalen.) <BESL 2003-12-11/46, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.36. De ontvanger is aansprakelijk voor het intrestverlies dat zou voortspruiten uit het feit :
1°) dat door zijn schuld inkomsten niet tijdig werden ingevorderd;
2°) dat gelden in kas werden gehouden of op niet renderende rekeningen bleven staan boven de door het bevoegd orgaan vastgestelde normen;
3°) dat op de lopende rekeningen een negatief saldo is blijven staan wanneer de beschikbare kasmiddelen meer bedragen dan nodig voor betalingen op nabije vervaldagen.
TITEL IV. - De boekhouding.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.37. De budgettaire, algemene en analytische boekhouding van het centrum wordt gehouden onder de leiding en het toezicht van het bevoegd orgaan.
De bevoegdheid van de secretaris, zoals bepaald in artikel 45 van de organieke wet, omvat zowel de budgettaire als de algemene en de analytische boekhouding.
De boekhouding van het beheer der fondsen en de overlegging der rekeningen behoren tot de bevoegdheid van de ontvanger.
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de ontvanger de middelen ter beschikking die noodzakelijk zijn om zijn bevoegdheden uit te oefenen.
Art.38.§ 1. [1 Alle door de wet of dit reglement vereiste boeken of bescheiden worden, telkens wanneer ze aanleiding geven tot afsluiting, mededeling, controle, nazicht of archivering, opgemaakt in de voorgeschreven vorm, hetzij op papier, hetzij op een elektronische drager.
Elke boeking wordt gestaafd door bewijsstukken.]1
§ 2. De door derden afgegeven stukken die betrekking hebben op werken, diensten of leveringen ten bate van het centrum worden bovendien geviseerd voor ontvangst, nazicht en waarmerking.
§ 3. De boekingen worden dag na dag bijgehouden, van 1 januari tot en met 31 december.
Elke inschrijving draagt een opeenvolgend volgnummer. Er mag geen onderbreking zijn in de opeenvolging. Elke verbetering wordt uitgevoerd door middel van een tegenboeking.
§ 4. De verhogingen van de actief- en de kostenrekeningen worden op het debet geboekt en de verminderingen op het credit.
De verhogingen van de passief- en de opbrengstrekeningen worden op het credit geboekt en de verminderingen op het debet.
De linkerzijde van de boeken vermeldt de actief- en de kostenrekeningen, alsook de debetwaarden. De rechterzijde van de boeken vermeldt de passief- en de opbrengstrekeningen, alsmede de creditwaarden.
Het debiteren van rekeningen heeft het crediteren van andere rekeningen tot gevolg.
§ 5. Bij de hoofdboeken kunnen hulpboeken worden geopend wanneer de omvang van de verrichtingen dat vereist. Die hulpboeken worden bijgehouden volgens dezelfde voorschriften als de hoofdboeken.
§ 6. Op het einde van elke bladzijde wordt voor alle boeken telkens het totaal gemaakt. De boeken worden ten minste eenmaal per maand getotaliseerd en afgesloten. In voorkomend geval worden de totalen overdragen naar de volgende bladzijde of naar het volgende boek.
(De hulpboeken mogen geen boekhoudkundige bewegingen inzake de wacht- en de overlopende rekeningen bevatten.) <BESL 1998-02-19/37, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Bij elke afsluiting maakt de ontvanger een staat op waaruit de overeenstemming blijkt tussen de boekingen van de kasmiddelen en die van de budgettaire boekhouding en de algemene boekhouding.
§ 7. Zodra de boeken aan het einde van het dienstjaar afgesloten zijn, wordt hiervan een afschrift overhandigd aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
De boeken en bewijsstukken worden door de ontvanger bewaard tot de definitieve vaststelling van de rekeningen.
[1 Ze worden gedurende 30 jaar door de secretaris bewaard, door eender welke archiveringstechniek die zich leent tot op het elk ogenblik weergeven van de aldus gearchiveerde gegevens.]1
De jaarrekeningen worden voor onbeperkte duur bewaard.
----------
(1)<BESL 2013-03-15/16, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 06-05-2013>
Art.39. De budgettaire boekhouding vermeldt en verantwoordt :
1°) bij de ontvangsten : de voorlopige vastgestelde rechten, de definitief vastgestelde rechten, de (onwaarden) en de oninvorderbare posten, de netto vastgestelde rechten, de gedane inningen, de nog in te vorderen vastgestelde rechten; <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Het voorlopig vastgesteld recht is een invorderingsrecht opgesteld door de ontvanger om hem toe te laten een niet-geïdentificeerde ontvangst te boeken op een wachtrekening of om een identificeerbare ontvangst waarvoor geen voorafgaand vastgesteld recht werd opgemaakt, te boeken.
Het voorlopig vastgesteld recht wordt omgevormd tot een definitief vastgesteld recht door het verrichten van een tegenboeking op het ogenblik, hetzij van de identificatie door de secretaris van de ontvangst indien het om een niet-geïdentificeerde ontvangst gaat die geboekt werd op een wachtrekening, hetzij van het onderzoek van de juistheid en de waarmerking van de kennisgeving van ontvangst door de secretaris indien het gaat om een door de ontvanger geïdentificeerde ontvangst, of na verloop van de tien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van ontvangst door de secretaris, indien deze laatste de voornoemde kennisgeving niet heeft gewaarmerkt. In het laatste geval stelt de ontvanger zelf het recht definitief vast na, door een tegenboeking, het voorlopig vastgesteld recht geannuleerd te hebben.
Het definitief vastgesteld recht is het invorderingsrecht dat definitief geboekt is.
(2° bij de uitgaven : de voorlopige vastleggingen, de definitieve vastleggingen, de gedane betalingen, de te schrappen kredietoverschotten van het dienstjaar of de te verzaken aanwendingen betreffende de afgesloten dienstjaren, de nog te betalen saldi.) <BESL 1998-02-19/37, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Ze wordt gevoerd volgens de methode van enkelvoudig boekhouden door middel van het journaal en het grootboek van de begrotingsboekhouding en bevat de gedane ontvangsten en uitgaven. Ze geeft na afloop van elk dienstjaar de begrotingsrekening (...). <BESL 1998-02-19/37, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.40. De algemene boekhouding registreert de bewegingen in de balanswaarden, de kosten en de opbrengsten.
Ze wordt gevoerd volgens de dubbele methode, door middel van het journaal en het grootboek van de algemene verrichtingen. Ze geeft na afloop van elk dienstjaar de balansen en de resultatenrekeningen.
Art.41. Aan de budgettaire en algemene rekeningen van de balans worden individuele rekeningen verbonden betreffende de bezittingen, schulden en vorderingen van het centrum. Ze worden gelijktijdig met de balansrekeningen bijgehouden.
Art.42. Onverminderd de bepalingen van artikel 25 worden alle bewerkingen van de algemene en de budgettaire boekhouding geregistreerd tijdens het dienstjaar waarin zij zich voordoen.
De op een ander dienstjaar aan te rekenen budgettaire verrichtingen worden onderkend door dat dienstjaar te vermelden.
Art.43. De functioneel-economische classificering en die van de algemene en individuele rekeningen worden vastgesteld door (het Verenigd College). <BESL 1998-02-19/37, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(Het stelt) eveneens de minimale rekeningstelsels vast die op die classificering en die rekeningen gebaseerd zijn, alsook de boekhoudkundige documenten die moeten worden bijgehouden. <BESL 2003-12-11/46, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK II. - De ontvangsten en de opbrengsten.
Afdeling I. - De invorderingsrechten en de opbrengsten.
Art.44. § 1. Het bevoegd orgaan stelt het invorderingsrecht vast en ordonnanceert het. De ordonnancering bestaat erin bevel te geven aan de ontvanger om tegen een regelmatige invorderingsstaat de inning te vorderen van een invorderingsrecht van een bepaald bedrag ten laste van een schuldenaar.
De secretaris stelt de invorderingsstaat op.
Deze wordt aan de ontvanger bezorgd samen met alle bewijsstukken van het recht, na de boekhoudkundige vaststelling ervan door de secretaris.
Op de invorderingsstaat worden de naam en het adres van de schuldenaar, de aard en het bedrag van de vordering, alsook het dienstjaar en het begrotingsartikel vermeld.
Er kan een collectieve invorderingsstaat worden opgemaakt wanneer de boekhoudkundige verantwoording en aanrekening voor verscheidene vorderingen gemeenschappelijk zijn.
§ 2. De bewijsstukken worden aangevuld door vermelding van het dienstjaar en het volgnummer van de invorderingsstaat waarop ze betrekking hebben.
Art.45. § 1. Elk invorderingsrecht ten voordele van het centrum, ontstaan in de loop van het kalenderjaar, moet vastgesteld worden gedurende hetzelfde jaar.
§ 2. De (vastgestelde rechten) worden geboekt door de secretaris, in het bijzonder : <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
a) bij het opmaken van de facturen, verklaringen tot schuldvordering, aanmaningen tot betaling of borderellen van kwitanties, zulks voor diensten, leveringen of werken;
b) op het ogenblik zelf dat het invorderingsrecht ontstaat en voorafgaand aan de storting aan de ontvanger van bedragen geïnd door de personeelsleden van het centrum;
c) voorafgaand aan de vervaldag der huren, pachten, retributies, rentecoupons, renten en terugbetaling van kapitalen of obligaties;
d) (ten laatste op 31 december van het dienstjaar, voor wat betreft een invorderingsrecht van de investeringsdienst dat betrekking heeft op een vastlegging ten laste van de investeringsdienst. Deze bepaling is niet van toepassing op de vastleggingen ten laste van de investeringsdienst die door inkomsten uit de exploitatiedienst worden gefinancierd.) <BESL 2003-12-11/46, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
e) bij de ontvangst door het centrum van de vaste belofte inzake een exploitatie- of investeringssubsidie;
Wanneer het bedrag van de subsidie definitief is vastgesteld, wordt een aanvullende invorderingsstaat opgemaakt, als dit bedrag groter is dan het verwachte bedrag.
Blijft de werkelijke subsidie beneden de raming, dan wordt het verschil als oninvorderbaar recht geboekt; aan de ontvanger wordt daarvan onmiddellijk bericht gegeven (door de secretaris). <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
f) (bij de notificatie van het bedrag van de dividenden en winstaandelen ten gunste van het centrum); <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
g) op de datum van de aanvaarding van een gift of een legaat door de raad voor maatschappelijk welzijn;
h) bij de vastlegging van de uitgaven met betrekking tot de betaling van het (leefloon) en der tussenkomsten van het centrum in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, ten belope van de tussenkomst in die kosten; <BESL 2003-12-11/46, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
i) op het ogenblik van de opening van het dienstjaar wat betreft de gemeentedotatie en de dotatie van het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn;
Bij de definitieve vaststelling van het bedrag van deze dotaties wordt hetzij een bijkomende invorderingsstaat opgesteld in geval deze dotatie het verwachte bedrag overschrijdt, hetzij onverhaalbaar gesteld in geval de dotatie lager uitvalt dan de oorspronkelijke raming;
j) bij de toekenning door het bevoegd orgaan van een terugvorderbaar voorschot op prestaties inzake sociale zekerheid of andere;
k) op de vervaldag van de intresten.
§ 3. In geval van een inning waarvoor het invorderingsrecht of de verantwoording niet voorafgaandelijk vastgesteld is, legt de ontvanger aan de secretaris een kennisgeving van ontvangst voor geboekt op een wachtrekening. De secretaris identificeert de ontvangst, stelt het recht vast en maakt onmiddellijk aan de ontvanger de desbetreffende invorderingsstaat over. In voorkomend geval gaat de ontvanger, op staande voet, over tot de regularisatie van de boekhoudkundige aanrekening.
Wanneer de ontvanger niettemin zelf de ontvangst kan identificeren, schrijft hij op het passende artikel een voorlopig vastgesteld recht in, rekent de ontvangst aan en legt hij onverwijld aan de secretaris een kennisgeving van ontvangst voor. Deze laatste onderzoekt de juistheid en waarmerkt de kennisgeving van ontvangst, stelt het recht vast en stuurt onmiddellijk aan de ontvanger de kennisgeving van ontvangst terug, die door zijn waarmerking als invorderingsstaat geldt.
Indien de secretaris binnen de tien werkdagen na de ontvangst ervan de kennisgeving van ontvangst niet heeft gewaarmerkt, stelt de ontvanger zelf het recht definitief vast na, door een tegenboeking, het voorlopig vastgesteld recht te hebben geannuleerd.
Art.46. De algemene rekeningen worden tegelijkertijd met de budgettaire rekeningen bijgehouden op het ogenblik van de vaststelling van de rechten in de budgettaire boekhouding.
Art.47. De leveringen, werken of diensten die het centrum tegen vergoeding heeft verricht geven aanleiding tot het opmaken van facturen, schuldvorderingen of invorderingsstaten (...). Op de facturen en de schuldvorderingen worden alle gegevens vermeld die op de invorderingsstaat moeten voorkomen. <BESL 2003-12-11/46, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.48. Geen enkel aanvullend invorderingsrecht mag vastgesteld worden en toegevoegd worden aan een te innen vastgesteld recht verbonden aan een afgesloten dienstjaar.
Art.49. Het grootboek van de budgettaire boekhouding vermeldt voor elk begrotingsartikel van de ontvangsten :
1°) de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet;
2°) het journaalnummer;
3°) de inschrijvingsdatum en het nummer van het basisdocument dat het bewijs levert van het invorderingsrecht, de onverhaalbare post of het oninvorderbaar recht;
4°) een beknopte omschrijving van de verrichting;
5°) het bedrag van de voorlopig vastgestelde rechten, van de definitief vastgestelde rechten, van de onverhaalbare posten of van de oninvorderbare rechten en van de netto vastgestelde rechten;
6°) de gedane inningen;
7°) de nog te verrichten inningen.
Art.50. (De secretaris ziet erop toe dat voor elke schuldenaar een individuele rekening wordt bijgehouden die benevens de identiteit, volgende inlichtingen bevat :) <BESL 2003-12-11/46, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1°) de datum, het journaalnummer, het bedrag en het nummer van het vastgesteld recht;
2°) de datum, het journaalnummer, het bedrag en de refertes van de inningen;
3°) de onverhaalbare posten en de oninvorderbare rechten.
De vastgestelde rechten worden op het debet van de rekening geboekt.
De inningen, de onverhaalbare posten en de oninvorderbare rechten worden op het credit van de rekening geboekt.
Afdeling II. - De ontvangsten.
Art.51. Zodra de ontvanger in het bezit is van de documenten die de rechten van het centrum vaststellen, controleert hij de regelmatigheid van deze documenten en van hun bewijsstukken, evenals hun aanrekening in de budgettaire en de algemene boekhouding.
De ontvanger deelt aan de secretaris de redenen mee waarom hij meent niet te kunnen overgaan tot de invordering. De secretaris geeft er kennis van aan het orgaan dat overging tot de ordonnancering. Dit laatste wijzigt, handhaaft of trekt zijn beslissing in.
Art.52. De ontvanger geeft geregeld aan de raad voor maatschappelijk welzijn een overzicht van de schuldenaren die te laat zijn met hun betaling en stelt de maatregelen voor die moeten genomen worden om de verschuldigde sommen te innen.
Art.53. § 1. De ontvanger boekt de gedane ontvangsten, evenals de ten onrechte geïnde bedragen of deze waarvan hij de regelmatigheid betwist.
§ 2. In geval van betaling in speciën, geeft de ontvanger kwijting van betaling.
Art.54. § 1. De ontvanger legt aan de raad voor maatschappelijk welzijn zijn voorstellen voor tot het oninvorderbaar stellen van schuldvorderingen ten overstaan van schuldenaren wier insolventie behoorlijk is vastgesteld evenals deze die betrekking hebben op de onverhaalbaarstelling van vastgestelde rechten wegens materiële vergissingen.
§ 2. De secretaris boekt de onverhaalbare posten en de oninvorderbaarstellingen op basis van beslissingen van het bevoegd orgaan, waarvan hij bovendien zonder verwijl aan de ontvanger kennis geeft.
HOOFDSTUK III. - De uitgaven en de kosten.
Afdeling I. - Voorafgaande bepaling.
Art.55. Behoudens de bij de wet of bij dit reglement bepaalde uitzonderingen, kan geen uitgave aangezuiverd worden dan na haar definitieve vastlegging ten laste van een begrotingsartikel, de aanrekening op de algemene en individuele rekeningen van de documenten die de uitgave verantwoorden, de betaalbaarstelling door het bevoegd orgaan en het opmaken van een betalingsbevel dat door de voorzitter en de secretaris getekend wordt.
De ordonnancering is de beslissing van het bevoegd orgaan houdende het bevel aan de ontvanger om een bepaalde uitgave te verrichten ten gunste van een schuldeiser tegen een regelmatig bevelschrift.
Afdeling II. - De vastlegging en de aanrekening van de uitgaven en de kosten.
Art.56. Alleen het bevoegd orgaan is bevoegd om tot vastleggingen over te gaan.
De vastlegging is het gevolg van een verplichting voortvloeiend uit de wet, een overeenkomst of een eenzijdige beslissing van het centrum.
Door de vastlegging wordt het volledige of een gedeelte van het begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde bestemming voorbehouden.
Een vastlegging vermeldt :
1°) de naam van de schuldeiser of rechthebbende;
2°) het vermoedelijk bedrag en de aard van de uitgave;
3°) het dienstjaar en het begrotingsartikel.
Art.57. De ambtshalve (afnames) worden aangerekend op het dienstjaar waarin ze worden gedaan. <BESL 1998-02-19/37, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Geen enkele nieuwe vastlegging mag gebeuren ten laste van de afgesloten dienstjaren.
(Lid 3 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Lid 4 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.58. Een uitgave moet voorlopig vastgelegd worden bij volgende gevallen :
a) bij het opstellen van een eenzijdige bestelbon;
b) bij ontvangst van een factuur, waarvoor geen voorafgaandelijke bestelbon werd opgemaakt en die niet het gevolg is van een contract, een koopovereenkomst of een aanbesteding;
Bij uitzondering worden de hospitalisatiefacturen in een bijzonder factuurboek ingeschreven en zij worden niet voorlopig vastgelegd.
c) op het ogenblik van de beslissing genomen door het bevoegd orgaan om werken uit te voeren of om prestaties te laten verrichten door beroep te doen op de procedure van het contract, van de koopovereenkomst of van de aanbesteding;
d) indien het bevoegd orgaan besluit een begrotingskrediet geheel of gedeeltelijk te bestemmen voor de uitvoering van een voorzienbare verplichting van het centrum;
e) op de datum van de situatie vermeld op de rekeninguittreksels voor wat betreft de afname van de kosten inherent aan het beheer van de financiële rekeningen. In dit geval, is het de ontvanger die overgaat tot de voorlopige vastlegging.
De voorlopige vastlegging van een uitgave wordt opgenomen in het grootboek van de uitgaven van de budgettaire boekhouding ; ze wordt geheel of gedeeltelijk vervangen door een definitieve vastlegging en vervalt in elk geval bij de afsluiting van het dienstjaar.
Art.59.De bestelbon is een eenzijdig document, opgesteld om benodigdheden of diensten te bestellen die niet voorafgaand het voorwerp uitgemaakt hebben van een contract, van een koopovereenkomst of van een aanbesteding. De bestelbon wordt in verschillende exemplaren opgemaakt waarvan er twee bestemd zijn voor de leverancier.
Hij wordt vóór zijn verzending aan de leverancier getekend door de voorzitter en de secretaris. Hij vermeldt :
1°) de naam van de leverancier;
2°) het vermoedelijk bedrag;
3°) het dienstjaar en het begrotingsartikel;
4°) het voorwerp van de bestelling;
5°) het totale begrotingskrediet, het reeds gebruikte en het nog beschikbare krediet, op de exemplaren bewaard door het centrum;
De factuur, die de leverancier [1 ...]1 aan de voorzitter van het centrum richt, dient vergezeld te zijn van een exemplaar van de bestelbon.
----------
(1)<BESL 2013-03-15/16, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 06-05-2013>
Art.60. § 1. Indien er, bij ontvangst van een factuur die het voorwerp heeft uitgemaakt van een eenzijdige bestelbon, een verschil bestaat tussen het bedrag van de factuur en dat van de bestelbon, wordt het bedrag van de voorlopige vastlegging aangepast aan het bedrag van de factuur.
Bij de definitieve vastlegging moeten de voorlopige vastleggingen geannuleerd worden door een tegenboeking. Ze moeten in elk geval geannuleerd worden vóór het afsluiten van het dienstjaar.
Bij het afsluiten van het dienstjaar (worden) de voorlopige vastleggingen omgevormd (...) tot definitieve vastleggingen indien de desbetreffende factuur werd ontvangen, indien de benodigdheden werden geleverd of indien de diensten werden gepresteerd. <BESL 2003-12-11/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 2. De definitieve vastlegging van de exploitatie- of de investeringsuitgaven worden in het grootboek ingeschreven naargelang het geval :
a) zodra de factuur betreffende de uitgave volgend hetzij uit een eenzijdige bestelbon, hetzij uit een factuur zonder voorafgaande bestelbon, gecontroleerd en gewaarmerkt werd.
b) zodra de in het bijzonder factuurboek ingeschreven hospitalisatiefactuur gecontroleerd en gewaarmerkt werd en het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing tot steunverlening door het bevoegd orgaan.
c) vanaf de notificatie aan de aannemer, de leverancier of de dienstverstrekker van de toewijzing van de opdracht voor werken, leveringen of diensten;
d) zodra de te vereffenen wedde-, vergoedings-, loon- en pensioenstaten gecontroleerd werden door de secretaris;
e) vanaf de ontvangst van de facturen voor uitgaven betreffende water-, gas- en elektriciteitsverbruik;
f) op de vervaldag van de leningsintresten en -aflossingen, verzekeringspremies, huurgelden, pachtgelden, renten en heffingen;
g) vanaf het ogenblik dat de betalingsbevelen inzake de toegestane voorschotten en maatschappelijke hulpverleningen gecontroleerd werden door de secretaris;
h) vanaf de ontvangst van de schuldvorderingen en andere bewijsstukken die daarop betrekking hebben voor alle andere uitgaven waarvan de betaling geëist wordt bij het centrum.
Art.61. Het grootboek van de budgettaire verrichtingen vermeldt voor elk begrotingsartikel van de uitgaven :
1°) het bedrag van het begrotingskrediet en de omschrijving van het artikel;
2°) het inschrijvingsnummer in het journaal;
3°) de datum van de verrichting, het nummer van het betalingsbevel en, (...), het nummer van de individuele rekening; <BESL 2003-12-11/46, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4°) voor elk begrotingskrediet het bedrag van de dag na dag genummerde vastleggingen waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de voorlopige en de definitieve vastleggingen;
5°) het totaal van elk der vastleggingen;
6°) het bedrag van de gedane betalingen;
7°) het te betalen saldo;
8°) het beschikbaar saldo van het begrotingskrediet van het artikel en het beschikbaar saldo van het krediet dat vastgelegd werd overeenkomstig artikel 91, § 2 van de organieke wet.
(9° de te schrappen kredietoverschotten van het dienstjaar of de te verzaken aanwendingen betreffende de afgesloten dienstjaren.) <BESL 1998-02-19/37, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.62. De secretaris legt de facturen of de documenten die deze vervangen, voortvloeiend uit een eenzijdige bestelbon of uit een aankoop zonder voorafgaande bestelbon, voorlopig vast. Deze verrichting past eventueel de voorlopige vastlegging aan die gebeurde bij het uitschrijven van de bestelbon. De inschrijving van de factuur of het document dat deze vervangt geschiedt zodanig dat de vervaldatum altijd gemakkelijk kan worden nagekeken.
De facturen worden vervolgens geviseerd voor ontvangst en waarmerking door de betrokken dienst, die de geleverde benodigdheden of de gepresteerde diensten naziet.
De secretaris gaat vervolgens over tot hun definitieve vastlegging.
Afdeling III. - Het opmaken van betalingsbevelen.
Art.63. § 1. De betalingsbevelen zijn documenten die, na controle van de schuldvordering of van de schuld, opgesteld worden door de secretaris om aan het bevoegd orgaan ter ordonnancering voorgelegd te worden met het oog op de betaling van een uitgave.
De betalingsbevelen vermelden :
1°) de datum van uitgifte;
2°) het lopend dienstjaar;
3°) het begrotingsartikel;
4°) het oorspronkelijk dienstjaar;
5°) de aard van de uitgave;
6°) het nummer van de vastlegging;
7°) de rechthebbenden;
8°) het te betalen bedrag;
9°) de datum van de ordonnancering door het bevoegd orgaan.
(Lid 3 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Bij collectieve betalingsbevelen wordt ter staving ook een staat met een opsomming van de uitgaven gevoegd.
§ 2. Alle verantwoordingsstukken worden bij het betalingsbevel gevoegd en blijven er aangehecht.
De verantwoordingsstukken die slaan op meerdere opeenvolgende betalingsbevelen betreffende hetzelfde voorwerp, worden bij het eerste gevoegd. De volgende betalingsbevelen refereren naar het eerste.
Art.64. § 1. Er bestaat eveneens een verplichting een betalingsbevel op te stellen :
- bij de storting aan een derde van een inning gedaan voor zijn rekening;
- bij de terugbetaling aan een derde van een bedrag dat hij ten onrechte betaalde.
§ 2. Wanneer de uitgave het voorwerp uitmaakt van een ambtshalve opgenomen bedrag, waarvoor vooraf niet werd overgegaan tot een definitieve vastlegging door de secretaris of wanneer zij het resultaat is van het heffen van kosten eigen aan het beheer van financiële rekeningen, stelt de ontvanger een " uitgavebericht " op, dat hij zonder verwijl aan de secretaris voorlegt. Dit " uitgavebericht " legt de uitgave voorlopig vast. De secretaris gaat onmiddellijk over tot het nazicht en het waarmerken van het uitgavebericht, dat daardoor de waarde krijgt van een betalingsbevel. Het waarmerken van het uitgavebericht verbetert de voorlopige vastlegging door een tegenboeking en legt de uitgave definitief vast. Het gewaarmerkte uitgavebericht wordt teruggestuurd aan de ontvanger, die het aan zijn boekhoudkundige stukken toevoegt.
Indien de secretaris het uitgavebericht niet heeft gewaarmerkt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan, legt de ontvanger zelf definitief de uitgave vast na, door een tegenboeking, de voorlopig vastgelegde uitgave te hebben geannuleerd.
Afdeling IV. - De betaling van de uitgaven.
Art.65. De ontvanger zendt elk onregelmatig betalingsbevel terug naar het bevoegd orgaan en deelt de motieven mee waarom hij de betaling weigert, inzonderheid :
1°) wanneer deze documenten onvolledig zijn of hun elementen niet met de erbij gaande stukken overeenstemmen;
2°) wanneer ze niet gestaafd zijn door bewijsstukken ofwel wanneer op de bewijsstukken omtrent leveringen, werken of allerhande prestaties geen melding gemaakt is, hetzij van de nodige goedkeuringen, hetzij van de visa van oplevering of tot waarmerking waaruit de werkelijkheid der schuldvordering of van de verstrekte en aanvaarde dienst blijkt;
3°) wanneer de uitgave aangerekend is op begrotingsartikelen waartoe zij niet behoort;
4°) wanneer de begroting of de beslissingen waarin ter voorziening van de uitgave bijzondere kredieten werden uitgetrokken, niet door de toezichthoudende overheden zijn goedgekeurd en wanneer de uitgave niet kan betaald worden binnen de perken van de voorlopige kredieten overeenkomstig artikel 13 van dit reglement of van de overeenkomstig artikel 88 § 2, tweede lid, van de organieke wet gemachtigde kredieten;
5°) wanneer de uitgave meer bedraagt dan op de desbetreffende begrotingskredieten beschikbaar is;
6°) wanneer de uitgave geheel of gedeeltelijk vroeger reeds werd vereffend;
7°) wanneer de uitgave in strijd is met de wetten en reglementen.
Art.66. <BESL 1998-02-19/37, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Op het ogenblik van het vastleggen van de uitgaven betreffende de wedden, lonen en pensioenen, stelt de secretaris tegelijkertijd op :
1° de betalingsopdrachten die overeenstemmen met het brutobedrag van de wedden, lonen en pensioenen te betalen ten laste van elk van de begrotingsartikelen binnen elk van de betrokken subfuncties;
2° de betalingsopdrachten die overeenstemmen met de werkgeversbijdragen op de wedden en lonen te betalen ten laste van elk van de begrotingsartikelen binnen elk van de betrokken subfuncties.
Art.67. § 1. Het financieel rekeningnummer van de schuldeisers van het centrum moet voorkomen op de contracten, facturen, schuldvorderingen en andere stukken betreffende het betalen van bedragen die verschuldigd zijn voor leveringen, benodigdheden, werken of om het even welke prestatie.
§ 2. Elke schuldeiser kan eisen dat het bedrag van zijn schuldvordering gestort wordt op een financiële rekening waarvan hij geen titularis is. De vraag hiertoe wordt schriftelijk gedaan volgens de wettelijke vormen en moet het te crediteren rekeningnummer vermelden evenals de naam van de titularis van deze rekening.
Het betalingsbevel vermeldt op duidelijke wijze dat de betaling dient te gebeuren op een rekening die niet aan de schuldeiser toebehoort. De documenten die deze bijzondere betalingsprocedure rechtvaardigen worden bij het betalingsbevel gevoegd.
Art.68. <BESL 2003-12-11/46, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De individuele of collectieve betalingsorders worden getekend door de ontvanger.
Art.69. De ontvanger registreert in de boekhouding de betalingen in uitvoering.
HOOFDSTUK IV. - De jaarrekeningen.
Afdeling 1. - Afsluiting van de rekeningen.
Art.70. <BESL 1998-02-19/37, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Het bevoegd orgaan sluit ten laatste op (15 februari) van het daaropvolgend jaar vast : <BESL 2003-12-11/46, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° de lijst per begrotingsartikel en per schuldenaar, opgesteld door de ontvanger, van de vastgestelde rechten die op 31 december van het afgelopen dienstjaar nog te innen bleven;
2° de lijst per begrotingsartikel en per schuldeiser, opgesteld door de secretaris, van de definitieve vastleggingen die op 31 december van het afgelopen dienstjaar niet vereffend zijn en over te dragen naar het volgend dienstjaar;
3° de lijst per begrotingsartikel van het beheer van de voorraden, opgemaakt door de secretaris, van de naar het volgend dienstjaar overgedragen saldi, nadat ze in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris.
Tweede afdeling. - Het opstellen van de jaarrekeningen
Art.71. Na het afsluiten van de grootboeken en de lijsten voorzien in artikel 70, maakt de ontvanger de rekeningen en de balansen op.
Art.72. <BESL 1998-02-19/37, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. De budgettaire rekening omvat :
1. De gedetailleerde tabellen van de lopende verrichtingen betreffende de afgesloten dienstjaren;
2. De gedetailleerde tabellen van het eigen dienstjaar per subfunctie;
3. De overzichtstabellen van het dienstjaar;
4. De berekening van de raming van de twijfelachtige schuldvorderingen;
5. De synthetische overzichtstabel, die het in artikel 1, 13 vastgesteld boekhoudkundig resultaat en het in artikel 1, 17 vastgesteld budgettair eindresultaat vermeldt;
6. De overzichtstabellen van het eigen dienstjaar per economische rubriek;
7. De synthetische overzichtstabel van het eigen dienstjaar per economische rubriek;
8. Het overzicht van de rekening;
9. De tabellen van de verrichtingen op de rekeningen van een kasgeldfonds, van reserves, van voorzieningen, van waarborgen, van stichtingen, op wachten overlopende rekeningen;
10. Het overzicht van de thesauriebewegingen tijdens het dienstjaar en de situatie van de kasvoorraad;
11. De correctieve tabel van de begroting van het volgende dienstjaar;
12. Het advies van de technische groep vermeldt in artikel 75;
13. De bladzijde betreffende het indienen, de certificatie en het afsluiten van de rekening;
14. De bladzijde betreffende de beslissing van de Gemeenteraad.
§ 2. De budgettaire rekening omvat voor ieder begrotingsartikel van het eigen dienstjaar :
a) als inkomsten, bij de exploitatie- en investeringsdiensten :
- de begrotingsramingen;
- de definitief vastgestelde rechten;
- de bedragen toegelaten als onwaarden en als oninvorderbare ontvangsten;
- de netto vastgestelde rechten;
- de geïnde bedragen;
- de nog te innen saldi over te dragen naar het volgend dienstjaar;
b) als uitgaven, bij de exploitatie- en investeringsdiensten :
- de begrotingsramingen;
- de definitieve vastleggingen van uitgaven;
- de kredieten zonder besteding;
- de betaalde bedragen;
- de kredieten bedoeld in artikel 70, 2°.
§ 3. De gedetailleerde tabel van de boekhoudkundige verrichtingen met betrekking tot de afgesloten dienstjaren vermeldt zowel betreffende de exploitatie- als de investeringsdienst :
1° per begrotingsartikel van de ontvangsten :
- de vastgestelde rechten overeenkomend met de te realiseren inkomsten van de vorige dienstjaren;
- de bedragen beschouwd als oninvorderbare rechten in verband met de te realiseren inkomsten van de vorige dienstjaren;
- de geïnde bedragen op de te realiseren inkomsten van de vorige dienstjaren;
- de nog te innen saldi, over te dragen naar het volgend dienstjaar;
2° per begrotingsartikel van de uitgaven :
- de overgedragen vastgelegde uitgaven van vroegere dienstjaren;
- de zonder gevolg gebleven kredieten betreffende die overgedragen vastgelegde uitgaven van vroegere dienstjaren;
- de betaalde bedragen op de vastgelegde uitgaven overgedragen van vorige dienstjaren;
- de kredieten over te dragen naar het volgende dienstjaar.
Art.73. Vóór het opmaken van de globale balans en van de balansen van de verschillende sub-functies van het centrum, wordt er overgegaan tot de herwaardering bedoeld in artikel 21, § 1, tot de afschrijvingen bedoeld in artikel 22 en tot het opmaken van de inventaris per 31 december.
De boekhoudkundige waarden zijn eventueel aan te passen in functie van de waarden opgenomen bij het opmaken van de inventaris.
Art.74. <BESL 1998-02-19/37, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De globale resultatenrekening en de resultatenrekeningen van ieder van de subfuncties, alsook de totaalbalans en de balans van de verschillende subfuncties van het centrum worden opgemaakt aan de hand van de saldi van de definitieve balans van de algemene rekeningen.
Aan de totaalbalans worden aangehecht :
- de inventaris van het patrimonium afgesloten op 31 december van het boekjaar dat het jaartal geeft aan de balans;
- een afschrijvingstabel van de waarden van het patrimonium afgesloten op 31 december van het boekjaar dat het jaartal geeft aan de balans;
- een vergelijkende tabel van het resultaat van de budgettaire rekening en de resultatenrekening van de algemene boekhouding;
- de staat van de materiële en financiële vaste activa;
- de staat van de beloofde en ontvangen subsidies;
- de staat van het kapitaal;
- de staat van de schulden;
- de tabel met de financiële resultaten;
- de staat met de uitsplitsing van de thesauriemiddelen;
- de staat van de voorzieningen;
- de ratio's en grafieken voorgesteld volgens de regels vastgelegd door het Verenigd College.
Art.75. De technische groep bedoeld in artikel 11 van dit reglement heeft eveneens als opdracht een technisch advies te geven betreffende de wettelijkheid en de regelmatigheid van de door de ontvanger opgemaakte rekeningen en balansen. Het advies slaat daarenboven op de evolutie van de financiële toestand van het centrum en bevat aanbevelingen met het oog op diens verbetering.
Om zijn opdracht te vervullen kan de technische groep andere personen op haar vergaderingen uitnodigen omwille van hun deskundigheid om er gehoord te worden in de hoedanigheid van expert inzake begrotings- en financiële aangelegenheden. Deze personen zullen niet deelnemen aan de beraadslaging van de technische groep wanneer deze haar advies zal uitbrengen.
Art.76. De jaarrekeningen, getekend door de ontvanger en vergezeld van het advies bedoeld in voorgaand artikel, worden aan de raad voor maatschappelijk welzijn overgemaakt vóór (15 maart) van het volgend dienstjaar. <BESL 2003-12-11/46, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Na onderzoek verklaren de raad voor maatschappelijk welzijn en de secretaris, ieder wat hem betreft, dat de handelingen waarvoor ze bevoegd zijn, op een correcte wijze in de rekeningen overgebracht werden.
Art.77. (Lid 1 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De geschriften in de boeken worden, indien nodig, in overeenstemming gebracht met de definitief vastgestelde rekeningen.
(Lid 3 opgeheven) <BESL 2003-12-11/46, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
TITEL V. - De ontvanger en de eindrekening.
HOOFDSTUK I. - De ontvanger.
Art.78. De ontvanger maakt op het einde van iedere maand aan het bevoegd orgaan het in artikel 38, § 6, (derde lid), bedoelde document over. <BESL 2003-12-11/46, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.79. <BESL 2003-12-11/46, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het nazicht van de kas en de boekingen voorzien in artikel 93 van de organieke wet heeft plaats op een datum vastgesteld in overleg tussen het lid of de leden, die daartoe zijn aangesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn, en de ontvanger. De raad voor maatschappelijk welzijn kan beslissen dat een nazicht plaatsvindt zonder voorafgaande verwittiging.
Art.80. Ten einde in geval van een kastekort, diefstal of verlies, de juistheid van de rekeningen te verzekeren, wordt, na beraadslaging van de raad voor maatschappelijk welzijn, een boekhoudkundig stuk opgemaakt in de boekhouding ten belope van het bedrag van het kasverschil.
Onmiddellijk na het betekenen van de definitieve beslissing ter zake, brengt de ontvanger, desgevallend, het bedrag in uitgaven waarvoor hij ontheffing heeft gekregen.
Art.81. De ontvanger is verantwoordelijk voor de boeken, akten, titels en documenten die hem zijn toevertrouwd. Onverminderd de beschikkingen van artikel 38, § 7, mag hij er zich niet van ontdoen.
HOOFDSTUK II. - De eindrekening.
Art.82. § 1. De ontvanger legt zijn functie pas neer bij de installatie van zijn opvolger.
Op dat ogenblik maakt hij een opgave op in drie afschriften van de documenten, boeken, meubilair, materiaal en voorwerpen die overgemaakt zijn aan de nieuwe ontvanger.
Deze opgave wordt ondertekend door de twee ontvangers die er elk een afschrift van bewaren.
Het derde afschrift wordt neergelegd in de archieven van het centrum.
§ 2. Bij overlijden, afzetting, schorsing van de ontvanger of indien hij in de onmogelijkheid verkeert om de eindrekening op te stellen, worden alle noodzakelijke bewarende maatregelen genomen door tussenkomst van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Een tegensprekelijke opgave wordt opgemaakt door een deskundige die aanvaard is door de betrokken partijen. In geval daarover onenigheid bestaat, wordt de deskundige door de vrederechter van het kanton aangeduid.
Zodra de vervanger is aangewezen, wordt die opgave hem overhandigd.
Art.83. § 1. Na het opmaken van de opgave bedoeld in voorgaand artikel wordt de eindrekening opgemaakt, ondertekend en voor echt verklaard door de uittredende ontvanger en onder voorbehoud aangenomen door de intredende ontvanger.
§ 2. Ingeval van laattijdigheid of weigering van de uittredende ontvanger om aan zijn opvolger de eindrekening te overhandigen, maant de raad voor maatschappelijk welzijn hem aan zijn verplichtingen na te komen.
Deze aanmaning betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot stelt de uitvoeringstermijn vast, die niet korter mag zijn dan dertig dagen.
Wanneer na het verstrijken van deze termijn de aanmaning zonder gevolg is gebleven, laat de raad voor maatschappelijk welzijn de eindrekening opstellen door een deskundige, volgens de gegevens waarover hij beschikt.
De kosten van de aanmaning en van de deskundige worden ten laste gelegd van de eindrekening van de uittredende ontvanger.
Een exemplaar van de rekening wordt overgemaakt aan de uittredende ontvanger met het verzoek om binnen de dertig dagen zijn opmerkingen kenbaar te maken.
§ 3. Bij overlijden of bij afzetting van de ontvanger of wanneer deze in de onmogelijkheid verkeert de eindrekening op te stellen, laat de raad voor maatschappelijk welzijn de eindrekening opstellen door een deskundige die door de betrokken partijen aanvaard is. Ingeval daarover onenigheid bestaat, wordt de deskundige door de vrederechter van het kanton aangeduid.
Ingeval van afzetting worden de kosten van de deskundige ten laste gelegd van de eindrekening van de uittredende ontvanger.
Een exemplaar van de rekening wordt aan de uittredende ontvanger of zijn belanghebbenden overgemaakt met het verzoek hun opmerkingen kenbaar te maken binnen de dertig dagen.
§ 4. De eindrekening wordt, indien nodig samen met de opmerkingen van de uittredende ontvanger of zijn belanghebbenden, voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn die ze afsluit.
Art.84. De eindrekening bevat :
1°) de resultaten van de laatste definitief afgesloten jaarrekeningen;
2°) de jaarrekeningen van de dienstjaren die niet definitief afgesloten zijn;
3°) de verrichtingen die nog niet in een jaarrekening zijn ondergebracht.
Ze vermeldt dat de fondsen, waarden, titels en boekhoudkundige documenten ter staving werden overgemaakt aan de intredende ontvanger en dat deze zich ertoe verbindt verantwoording af te leggen over de verrichtingen bedoeld in alinea 1, 3°, in de volgende voor te leggen jaarrekeningen, onder voorbehoud van alle rechten ingeval van vergissing, verzuim, vervalsing of dubbel gebruik.
In geval van een kastekort wordt in de boekhoudingen ten laste van de uittredende ontvanger een schuldvordering ten belope van het kastekort ingesteld.
Een afschrift van de vastgestelde eindrekening wordt overhandigd aan :
1°) de uittredende ontvanger of zijn rechthebbenden;
2°) de intredende ontvanger;
3°) de raad voor maatschappelijk welzijn.
Art.85. Vanaf de definitieve uitspraak over de eindrekening worden de boekhoudkundige geschriften indien nodig dienovereenkomstig gewijzigd.
TITEL VI. - Diverse bepalingen.
Art.86. De jaarrekeningen en de eindrekeningen kunnen niet meer gewijzigd worden nadat ze definitief vastgesteld zijn.
Bij vergissing, verzuim, valsheid in geschriften of dubbel gebruik, kunnen de ontvanger of de raad voor maatschappelijk welzijn evenwel binnen de dertig jaren die volgen op hun definitieve vaststelling, de herziening van deze rekeningen aanvragen (bij het Verenigd College). <BESL 1998-02-19/37, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De aanvraag bepaalt nauwkeurig de feiten die de herziening rechtvaardigen.
Art.87. De inventaris en de beginbalans moeten worden opgesteld tegen 1 januari 1997, behoudens voor bepaalde centra, waarvoor zij kunnen worden opgesteld tegen de datum vastgesteld door het Verenigd College.
Art.88. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997, behoudens voor bepaalde centra, waarvoor het in werking zal treden op de datum vastgesteld door het Verenigd College.
Art 89. De Ministers worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 oktober 1995.
De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan personen,
R. GRIJP