Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 JULI 1995. - [Besluit van de Vlaamse regering betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie en een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding.] (Opschrift vervangen door BVR 2003-12-05/50, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-10-1995 en tekstbijwerking tot 21-01-2004)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992036715 



Uitvoeringsbesluit(en):

2004035078 



Artikels:

Artikel 1. § 1. (Dit besluit is van toepassing op :
  1° de personeelsleden, bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;
  2° de personeelsleden, bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
  3° de leden van de inspectie voor het onderwijs, georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;
  4° de leden van de inspectie voor de centra voor leerlingenbegeleiding, georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;
  5° de personeelsleden van de dienst voor onderwijsontwikkeling, bedoeld in artikel 9 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;
  6° de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten, bedoeld in artikel 88 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;
  7° de personeelsleden, bedoeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.
  § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, geldt dit besluit voor de in § 1 vermelde personeelsleden, ongeacht of ze hun ambt als hoofdambt dan wel als bijbetrekking uitoefenen.

Art.2. <BVR 2003-12-05/50, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000 met uitzondering van 3° van § 1, Inwerkingtreding : 20-07-1999, van § 2, Inwerkingtreding : 13-07-2003 en van § 3, Inwerkingtreding : 01-09-2000> § 1. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, krijgen, onder de in § 4 vermelde voorwaarden, verlof als zij opgeroepen worden om een ambt uit te oefenen :
  1° in een kabinet van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering of van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris;
  2° bij een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid bij een lid van de federale regering; 3° bij een cel of secretariaat van een regeringscommissaris.
  § 2. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn en de in artikel 1 genoemde personeelsleden die waarnemend of tijdelijk in een selectie- of bevorderingsambt aangesteld zijn, kunnen onder dezelfde voorwaarden verlof krijgen op voorwaarde dat zij aangesteld zijn :
  1° in één of meer betrekkingen die voor hun geheel niet vatbaar zijn voor reaffectatie of wedertewerkstelling;
  2° voor een volledig schooljaar in één of meer vacante of niet-vacante betrekkingen;
  3° in een ambt dat beschouwd wordt als hoofdambt;
  4° in één of meer betrekkingen die samen het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.
  § 3. De in artikel 1 genoemde personeelsleden die bij mandaat zijn aangesteld in het bevorderingsambt van directeur van een centrum voor leerlingenbegeleiding, ter uitvoering van hoofdstuk Vter van het in artikel 1, § 1, 1° bedoelde decreet of ter uitvoering van hoofdstuk IVter van het in artikel 1, § 1, 2°, bedoelde decreet, kunnen onder dezelfde voorwaarden verlof krijgen.
  § 4. Het lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering of een gewestelijk staatssecretaris die een personeelslid wensen op te nemen in hun kabinet, het lid van de federale regering dat een personeelslid wenst op te nemen bij zijn secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of zijn cel algemeen beleid of, in voorkomend geval, in zijn kabinet of een regeringscommissaris die een personeelslid wenst op te nemen bij zijn cel of secretariaat dient daartoe een verzoek in bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, en stelt de betrokken inrichtende macht van de personeelsleden, bedoeld in artikel 1, § 1, 1°, 2° en 6°, hiervan in kennis.
  Het verzoek kan slechts worden ingewilligd als de verbintenis wordt aangegaan om elk kwartaal het integrale bedrag van de bezoldigingen, vergoedingen en toelagen die aan de betrokken personeelsleden uitbetaald worden voor de niet meer werkelijk uitgeoefende opdracht(en) in de onderwijsinstellingen, de centra voor leerlingenbegeleiding, de inspectiediensten, de dienst voor onderwijsontwikkeling of de pedagogische begeleidingsdiensten, verhoogd met de werkgeversbijdragen, terug te storten en dit zowel voor de periode bedoeld in artikel 2, §§ 1 tot en met 3, als voor de periode bedoeld in artikel 5.

Art.3. § 1. Tijdens het in artikel 2 bedoelde verlof gelden voor de betrokken personeelsleden, naar gelang van het geval, de bepalingen die de samenstelling en de werking regelen van het kabinet (het secretariaat of de cel) waar zij werken. <BVR 2003-12-05/50, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  § 2. Het voormeld verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Dit verlof wordt niet in aanmerking genomen om de duur van de proeftijd te berekenen.

Art.4. § 1. De personeelsleden bedoeld in (artikel 2, §§ 1 tot en met 3), mogen noch de betrekking(en) waarmee zij als hoofdambt belast waren voor hun oproeping om een ambt uit te oefenen bij een voormeld kabinet (een secretariaat of een cel), noch de bevoegdheden ervan, verder blijven uitoefenen. Zij krijgen alsdan een verlof voor hun volledig hoofdambt. <BVR 2003-12-05/50, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  In afwijking van voorgaand lid mogen zij echter, als zij opgeroepen worden om een ambt uit te oefenen bij een kabinet van een Vlaamse minister, de betrekking(en) waarmee zij voorheen als hoofdambt belast waren en de bevoegdheden ervan, gedeeltelijk verder blijven uitoefenen. Zij krijgen alsdan een verlof voor een deel van hun hoofdambt.
  § 2. Als een personeelslid voor zijn oproeping om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet (een secretariaat of een cel), een bijbetrekking uitoefende, kan dit personeelslid ofwel deze bijbetrekking blijven uitoefenen tijdens de periode gedurende welke hij een ambt bekleedt bij het kabinet, ofwel voor deze bijbetrekking eveneens het in (artikel 2, §§ 1 tot en met 3), bedoelde verlof krijgen. <BVR 2003-12-05/50, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  Als het personeelslid de bijbetrekking blijft uitoefenen, krijgt het voor deze prestaties een wedde of weddetoelage die verder berekend wordt volgens de bezoldigingsregeling van een bijbetrekking; als het personeelslid voor de bijbetrekking verlof krijgt, heeft het hiervoor geen recht op wedde of weddetoelage.

Art.5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, kan, op verzoek van een lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering, van een lid van de federale Regering (...) van een gewestelijk staatssecretaris (of van een regeringscommissaris), de personeelsleden aan wie het verlof bedoeld in (artikel 2, §§ 1 tot en met 3), is toegekend, toestaan de hervatting van hun oorspronkelijke opdracht gedurende een bepaalde periode uit te stellen. <BVR 2003-12-05/50, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  Deze periode bedraagt één werkdag per maand activiteit in een kabinet (een secretariaat of een cel), met een minimum van drie dagen en een maximum van vijftien dagen. <BVR 2003-12-05/50, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  Tijdens deze periode krijgt het personeelslid een verlof, bevindt het zich in de stand dienstactiviteit en kan het worden vervangen.
  De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt echter niet verleend aan de personeelsleden die naar een ander kabinet (secretariaat of cel) overgaan. <BVR 2003-12-05/50, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>

Art.6. Het besluit van de Vlaamse regering van 13 november 1991 omtrent het verlof dat aan personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra kan worden toegestaan om een ambt in een ministerieel kabinet uit te oefenen wordt opgeheven.

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1993, met uitzondering van artikel 4, dat uitwerking heeft met ingang van 22 januari 1992.

Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 28 juli 1995.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE