19 APRIL 1995. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de samenstelling en de werking van een pedagogische commissie voor de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand. (NOTA : Opgeheven bij BVR 2004-05-07/40, art. 23, 002; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 02-06-2004).
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Samenstelling en zetel van de commissie.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Werking van de commissie.
Art. 5-12
HOOFDSTUK IV. - Secretariaat.
Art. 13
HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 16-18
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° commissie : de pedagogische commissie bedoeld in artikel 33 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid;
2° minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;
3° afdeling : de afdeling Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere jeugdbijstand van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn;
4° afdelingshoofd : het afdelingshoofd van de afdeling bedoeld in 3° of zijn gemachtigde;
5° instelling : een gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand, als bedoeld in artikel 31 van het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid.
HOOFDSTUK II. - Samenstelling en zetel van de commissie.
Art.2. § 1. De commissie is samengesteld uit minstens tien leden waaronder respectievelijk :
1° het afdelingshoofd;
2° de ambtenaren belast met de leiding en het beheer van de instelling ter plaatse;
3° een magistraat belast met jeugdzaken;
4° een consulent van een sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de jeugdrechtbank;
5° maximaal zes deskundigen of wetenschappers uit de sectoren onderwijs, geestelijke gezondheidszorg of maatschappelijk welzijn.
§ 2. De leden worden door de minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
De minister benoemt een voorzitter onder de leden van de commissie.
De commissie zelf stelt onder haar leden een ondervoorzitter aan.
Art.3. In geval van vacature vóór het verstrijken van een mandaat van voorzitter, van ondervoorzitter of van een lid, wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 binnen vier maanden een titularis benoemd of aangesteld, die het mandaat van zijn voorganger voleindigt.
Art.4. De commissie heeft haar zetel in de gebouwen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK III. - Werking van de commissie.
Art.5. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het, evenals elke wijziging ervan, binnen drie maanden ter goedkeuring voor aan de minister. Het huishoudelijk reglement richt onder meer een bureau op bestaande uit leden van de commissie; de werkzaamheden van de commissie worden door dit dagelijks bestuur voorbereid.
Art.6. De commissie vergadert ten minste viermaal per jaar.
Art.7. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de commissie. Als de voorzitter afwezig of verhinderd is, wordt hij in de commissie ambtshalve vervangen door de ondervoorzitter en als ook deze afwezig of verhinderd is door het oudste aanwezige lid.
Art.8. § 1. De voorzitter roept de commissie schriftelijk bijeen :
1° ambtshalve;
2° wanneer minstens drie leden erom verzoeken, mits de te bespreken punten vermeld worden;
3° wanneer het afdelingshoofd of de directie van de instelling een beroep doet op de commissie.
§ 2. De voorzitter stelt de agenda vast, alsook de datum en het uur van de vergadering. De bijeenroeping met mededeling van de agenda gebeurt ten minste vijf werkdagen voor de datum van de vergadering.
Art.9. De commissie beraadslaagt en beslist op geldige wijze wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is.
Art.10. § 1. De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
§ 2. De beslissingen van de commissie zijn met redenen omklede adviezen die ook de eventuele minderheidsstandpunten vermelden. Zij hebben betrekking op het pedagogisch handelen van de instelling. Zij houden rekening met recent wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de hulpverlening aan jongeren.
De adviezen worden aan de afdeling toegezonden eventueel met inachtneming van de termijn die deze bepaalt en ter informatie aan de minister en de secretaris-generaal van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Art.11. De commissie kan een beroep doen op de medewerking van deskundigen. Zij kan werkgroepen oprichten ter voorbereiding van haar werkzaamheden.
Art.12. De betrokken diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap verstrekken aan de commissie, op haar verzoek, alle inlichtingen die zij nuttig acht voor het volbrengen van haar taak.
HOOFDSTUK IV. - Secretariaat.
Art.13. Een personeelslid van de afdeling, ten minste van niveau C, is belast met het secretariaat van de commissie.
HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen.
Art.14. De kredieten die nodig zijn voor de werking van de commissie komen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.15. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de commissie, alsook de deskundigen bedoeld in artikel 11 kunnen per vergadering aanspraak maken op presentiegeld en vergoedingen vastgesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.
Zij kunnen afstand doen van de presentiegelden.
HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en slotbepalingen.
Art.16. Het koninklijk besluit van 15 januari 1894 tot instelling van een toezichts- en inspectiecomité bij ieder van de Rijksweldadigheidsscholen, wordt opgeheven.
Art.17. In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, sub 4 :
1° worden de woorden "Adviescommissie inzake erkenning van instellingen en diensten die jongeren opnemen en begeleiden in het kader van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming" vervangen door de woorden "Commissie ingesteld bij artikel 22 van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990";
2° worden de woorden "Pedagogische commissie voor de gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand" toegevoegd.
Art. 18. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1995.
Brussel, 19 april 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER