19 APRIL 1995. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaams regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-1995 en tekstbijwerking tot 25-05-1996.)
Art. 1-12
Artikel 1. Artikel 4, § 4, van het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 1990 ter uitvoering van het decreet houdende de regeling van de basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 4. Voor de uitbesteding van beperkte programmaonderdelen, zoals bedoeld in artikel 7 van het decreet, kan een Centrum voor Basiseducatie in een kalenderjaar ten hoogste vijf procent van de totale toelage aanwenden."
Art.2. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 6. De Vlaamse regering erkent de Centra voor Basiseducatie nadat daartoe voor 1 maart bij aangetekend schrijven een aanvraag werd ingediend bij de administratie Permanente Vorming van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Deze aanvraag moet vergezeld zijn van de nodige stukken waaruit blijkt dat aan alle gestelde voorwaarden is voldaan.
Na onderzoek van de aanvraag, zonodig ter plaatse, bezorgt de administratie uiterlijk op 1 juni van hetzelfde jaar het dossier samen met haar voorstellen aan de Raad voor de Basiseducatie.
De Raad voor de Basiseducatie brengt uiterlijk voor 1 juli van hetzelfde jaar aan de Vlaamse regering advies uit over de erkenningsaanvraag.
Als het advies negatief is, brengt de Vlaamse regering of een door haar aangewezen persoon, het aanvragend Centrum voor Basiseducatie daarvan op de hoogte en nodigt het voor nader onderzoek uit.
De Vlaamse regering beslist over de erkenning uiterlijk op 1 oktober van hetzelfde jaar.
De erkenning van het Centrum voor Basiseducatie gaat in op 1 januari van het daaropvolgend jaar."
Art.3. De punten 4 en 5 van § 1 van artikel 7 van hetzelfde besluit worden vervangen door de volgende bepaling :
"4. een planning van de voorziene activiteiten voor het volgende kalenderjaar, zoals bedoeld in artikel, 5 van het decreet, rekening houdend met de criteria bepaald in artikel 4 van dit besluit.
5. een prognose van de deelnemersuren voor een volledig kalenderjaar, opgesplitst per aangeboden programma en bevestigd door het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie."
Art.4. Artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. Om erkend te blijven moet een Centrum voor Basiseducatie jaarlijks volgende stukken aan de bevoegde administratie bezorgen :
"1. voor 1 oktober :
a) een door de algemene vergadering goedgekeurd werkingsprogramma en een prognose van de deelnemersuren per programma voor het lopende werkjaar;
b) een door de algemene vergadering goedgekeurde begroting van het volgende kalenderjaar.
2. voor 1 maart :
a) een door de algemene vergadering goedgekeurd financieel verslag en een balans van het voorbije kalenderjaar;
b) een door de algemene vergadering goedgekeurd verslag van het aantal deelnemersuren per programma van het voorbije kalenderjaar.
c) een gedetailleerde lijst en de budgetbeheersing per programma van het uitbestede werk van het voorbije kalenderjaar;
d) een door de algemene vergadering goedgekeurde planning van het werkingsprogramma voor het komende werkings- en kalenderjaar."
Art.5. Artikel 9, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 3. Overeenkomstig artikel 10, § 2, van het decreet bezorgt het Vlaams Ondersteuningscentrum jaarlijks en uiterlijk op 1 juni, een evaluatierapport over de werking van de Centra voor Basiseducatie aan de Raad voor de Basiseducatie."
Art.6. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 10. De Vlaamse regering heft de erkenning van een Centrum voor Basiseducatie op in de hierna omschreven twee gevallen, onder de daarin vastgestelde voorwaarden en volgens de daarin beschreven procedures.
1. In de verslagen van de Centra voor Basiseducatie die zij uiterlijk op 1 maart moeten voorleggen aan de bevoegde administratie, stelt de administratie vast dat het Centrum voor Basiseducatie de minimale erkenningsnorm in het vorig kalenderjaar niet gehaald heeft. De administratie brengt het betrokken centrum daarvan schriftelijk op de hoogte en nodigt het uit voor een nader onderzoek. Daarover brengt ze uiterlijk op 1 juni van hetzelfde jaar verslag uit bij de Vlaamse regering. De Vlaamse regering beslist over de opheffing van het Centrum voor Basiseducatie uiterlijk op 1 oktober van hetzelfde jaar.
De intrekking van de erkenning van het Centrum voor Basiseducatie gaat in op 1 januari daaropvolgend.
2. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie stelt op basis van hiertoe vooraf aan de centra bekendgemaakte criteria vast dat de werking van een Centrum voor Basiseducatie inhoudelijk niet meer beantwoordt aan het bepaalde in artikel 5 van het decreet. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie maakt daarvan melding in zijn jaarlijks evaluatierapport aan de Raad voor de Basiseducatie uiterlijk op 1 juni, zoals bepaald in artikel 9, § 3. De Raad voor de Basiseducatie moet, het centrum gehoord, uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar daarover zijn advies uitbrengen aan de Vlaamse regering. De Vlaamse regering of de door haar aangewezen ambtenaar van het departement Onderwijs zal het betrokken Centrum op de hoogte brengen van het voorstel tot opheffing van erkenning en voor nader onderzoek uitnodigen. De Vlaamse regering beslist over de opheffing van de erkenning van het Centrum voor Basiseducatie uiterlijk op 1 oktober van hetzelfde jaar. De intrekking van de erkenning van het Centrum voor Basiseducatie gaat in op 1 januari daaropvolgend."
Art.7. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 11. § 1. De Vlaamse regering stelt het aantal deelnemersuren waarop de Centra voor Basiseducatie in een kalenderjaar voor subsidiering aanspraak kunnen maken, vast volgens de hierna beschreven procedure.
De bevoegde administratie verwerkt de gegevens die de Centra voor Basiseducatie conform de bepalingen van artikel 8 hebben ingediend, en bezorgt ze voor 1 juni aan de Raad voor de Basiseducatie. De Raad voor de Basiseducatie brengt voor 1 juli van hetzelfde jaar op grond van deze gegevens en van het evaluatierapport een advies uit over de werking van de centra opgemaakt door het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie. De Vlaamse regering beslist voor 1 oktober over de toekenning van het aantal deelnemersuren voor het volgende kalenderjaar.
§ 2. Onder het voorbehoud dat de ingediende begroting voor het volgende kalenderjaar goedgekeurd is, worden voor het kalenderjaar waarvoor zij werden ingeschreven en goedgekeurd, drie viermaandelijkse voorschotten uitbetaald.
Voor een Centrum voor Basiseducatie bedraagt elk voorschot dertig procent van de totale toelage, zoals vastgesteld op grond van het aantal toegekende deelnemersuren voor dat kalenderjaar. Het saldo wordt vastgesteld op grond van het aantal toegekende deelnemersuren, evenwel beperkt tot de gepresteerde deelnemersuren tijdens dat kalenderjaar, en van de tijdens dat kalenderjaar uitgekeerde voorschotten. Er wordt geen saldo uitgekeerd indien het totaal van de voorschotten groter is dan de totale toelage voor dat kalenderjaar; het teveel wordt van de volgende voorschotten afgetrokken.
Voor het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie bedraagt elk voorschot dertig procent van de totale toelage zoals ze voor dat kalenderjaar vastgesteld werd. Het saldo wordt vastgesteld op grond van de bewezen salaris- en werkingsuitgaven tijdens dat kalenderjaar en van de tijdens dat kalenderjaar uitgekeerde voorschotten. Er wordt geen saldo uitgekeerd indien het totaal van de voorschotten groter is dan de bewezen uitgaven; het teveel wordt van de volgende voorschotten afgetrokken."
Art.8. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 12. § 1. (Een Centrum voor Basiseducatie kan ten hoogste één voltijds coördinator aanstellen.
Om de functie van coördinator op te nemen moet een personeelslid houder zijn :
- van een diploma van academisch onderwijs van de tweede cyclus, aangevuld met het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs, of
- van het diploma van licentiaat in de pedagogische wetenschappen of in de sociale en culturele agogiek.) <BVR 1996-03-13/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 2. Om de functie van educatief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie, bedoeld in artikel 15 van het decreet, op te nemen, moet een personeelslid aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
- aangesteld zijn als educatief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie en op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad de salarisschaal 301 hebben;
- houder zijn van een diploma van het sociaal of van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie;
- houder zijn van een diploma van een academische opleiding van de tweede cyclus, aangevuld met het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs, of van het diploma van licentiaat in de pedagogische wetenschappen of in de sociale en culturele agogiek.
Als voor het aanbod "alfabetisering in de eigen taal" geen educatief medewerker met het vereiste diploma gevonden wordt, kan een kandidaat met ten minste het diploma van het secundair onderwijs of een daarmee gelijkwaardig verklaard diploma, aangesteld worden. Deze aanstelling is tijdelijk en duurt ten hoogste vijf jaar, tijdens dewelke het personeelslid een vereist diploma moet behalen. Het moet tevens in deze periode de verplichte bijscholing volgen, bedoeld in artikel 7, § 2, 2. Deze educatief medewerker wordt betaald zoals de andere educatieve medewerkers, conform de bepalingen van artikel 13, § 2.
§ 3. Een Centrum voor Basiseducatie kan ten hoogste één voltijds administratief medewerker met beleidsverantwoordelijkheid aanstellen.
Om de functie van administratief medewerker met beleidsverantwoordelijkheid op te nemen moet een personeelslid aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad aangesteld zijn als administratief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie, en * op 1 januari 1994 over vijf jaar ervaring beschikken die in aanmerking komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie, zoals vastgesteld in artikel 14;
* ofwel de verbintenis aangaan om uiterlijk op 31 december 1999 een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie te behalen;
- houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs, van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie.
De andere administratieve medewerkers moeten ten minste houder zijn van het diploma van secundair onderwijs.
§ 4. Om de functie van educatief medewerker in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie op te nemen moet een personeelslid aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad aangesteld zijn als educatief medewerker van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de basiseducatie;
- houder zijn van een diploma van een academische opleiding van de tweede cyclus;
- houder zijn van een diploma van het sociaal of van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of voor sociale promotie en over vijf jaar ervaring beschikken die in aanmerking komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie zoals vastgesteld in artikel 14.
§ 5. Om de functie van educatief medewerker met eindverantwoordelijkheid in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie op te nemen moet een personeelslid aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
- op grond van de geldende reglementering voor de publikatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad aangesteld zijn als educatief medewerker van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie die belast werd met eindverantwoordelijkheid en betaald werd aan salarisschaal 501;
- houder zijn van een diploma van een academische opleiding van de tweede cyclus en over vijf jaar ervaring beschikken die in aanmerking komt voor de anciënniteitsbepaling in de basiseducatie zoals vastgesteld in artikel 14.
§ 6. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie kan onder dezelfde voorwaarden als bepaald in § 3, administratieve medewerkers aanstellen."
Art.9. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 13. § 1. De coördinator in een Centrum voor Basiseducatie geniet salarisschaal 347. Na het volgen van de specifieke bijscholing en na voorlegging van het getuigschrift aan de bevoegde administratie krijgt de coördinator de salarisschaal 501. De salarisverhoging na bijscholing gaat op zijn vroegst in op 1 september 1995.
§ 2. Een educatief medewerker van een Centrum voor Basiseducatie geniet salarisschaal 301. Na het volgen van de specifieke bijscholing en na voorlegging van het getuigschrift aan de bevoegde administratie krijgt de educatief medewerker salarisschaal 346. De salarisverhoging na bijscholing gaat op z'n vroegst in op 1 september 1995.
§ 3. De administratief medewerker met beleidsverantwoordelijkheid van een Centrum voor Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie, geniet salarisschaal 106. De overige administratieve medewerkers genieten ten minste salarisschaal 202.
§ 4. Voor de uitvoering van programma's door medewerkers tewerkgesteld in vast dienstverband bij derde organisaties wordt een vergoeding betaald van 1.095 frank per cursusuur. De betaling geschiedt aan de medewerkende organisatie. Voor de uitvoering van programma's door externe medewerkers wordt 930 frank per gepresteerd uur betaald. De betaling geschiedt met toepassing van sociale en fiscale wetgeving.
De in deze paragraaf genoemde bedragen zijn vastgesteld op 1 januari 1994 en worden aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen."
Art.10. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 14. § 1. Zoals bepaald in artikel 14 van het decreet, ontvangt een Centrum voor Basiseducatie per kalenderjaar een toelage, vastgesteld op grond van een bedrag per deelnemersuur voor de eerste 18 000 deelnemersuren, en van een bedrag per deelnemersuur voor de deelnemersuren boven de 18 000.
Het bedrag per deelnemersuur voor de eerste 18 000 deelnemersuren omvat :
1. de salariskosten voor één voltijds coördinator per 18 000 deelnemersuren;
2. de salariskosten voor één voltijds educatief medewerker per 4500 deelnemersuren;
3. de salariskosten voor één voltijds lesvrij educatief medewerker per 36 000 deelnemersuren tot 31 augustus 1995 en voor één voltijds lesvrij educatief medewerker per 72.000 deelnemersuren vanaf 1 september 1995;
4. de salariskosten voor één voltijds administratief medewerker per 36 000 deelnemersuren;
5. een forfaitair bedrag voor organisatie- en werkingskosten.
Het bedrag per deelnemersuur boven de eerste 18000 deelnemersuren omvat dezelfde elementen met uitzondering van de salariskosten voor één voltijds coördinator per 18 000 deelnemersuren. Het forfaitair bedrag voor organisatie- en werkingskosten wordt vanaf 1 september 1995 boven de 18 000 deelnemersuren aangepast.
De personeelskosten omvatten : het brutojaarsalaris, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de rsz-bijdrage van de werkgever, een forfaitair bedrag reiskosten, de verzekering personeelslid, een forfaitair bedrag administratieve kosten personeelsdossier en een forfaitair bedrag opleidingskosten.
Het gedeelte van de salariskosten werd voor het begrotingsjaar 1994 vastgesteld op 501 frank voor de eerste 18 000 deelnemersuren, en op 407 frank voor de deelnemersuren boven 18 000.
- Het gedeelte van de salariskosten werd voor het begrotingsjaar 1995 vastgesteld op 519 frank voor de eerste 18 000 deelnemersuren, en op 421 frank voor de deelnemersuren boven 18 000.
Na salarisverhoging na bijscholing, zoals bedoeld in artikel 9 §1 en 2 van dit besluit, wordt het gedeelte van de salariskost voor het begrotingsjaar 1995 op z'n vroegst met ingang van 1 september 1995 vastgesteld op 555 frank voor de eerste 18.000 deelnemersuren en op 447 frank voor de deelnemersuren boven 18 000.
De gemiddelde anciënniteit van de personeelsleden in de centra werd voor het begrotingsjaar 1994 en 1995 vastgesteld op 11 jaar.
De salariskosten evolueren vanaf het begrotingsjaar 1996 jaarlijks volgens de index van toepassing op salarissen en lonen, en rekening houdend met de gemiddelde anciënniteitsstijging.
Het forfaitair bedrag voor organisatie- en werkingskosten is op 1 januari 1994 vastgesteld op 106 frank, gerekend volgens de index van de consumptieprijzen geldend op die datum. Voor het begrotingsjaar 1995 wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 augustus dit bedrag eveneens vastgesteld op 106 frank; vanaf 1 september 1995 wordt het vastgesteld op 104 frank voor de eerste 18 000 deelnemersuren en op 97 frank voor de deelnemersuren boven 18 000.
Deze bedragen worden vanaf het begrotingsjaar 1996 jaarlijks aan de index van de consumptieprijzen aangepast.
§ 2. Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie ontvangt een globale forfaitaire toelage. Deze toelage wordt voor het begrotingsjaar 1994 vastgesteld op 22 425 000 frank. Voor het begrotingsjaar 1995 wordt deze toelage vastgesteld op 24 740 000 frank.
Deze toelage mag ten belope van maximaal 75 % voor salariskosten worden aangewend.
Deze toelage wordt vanaf het begrotingsjaar 1996 voor 70 % aan de index van toepassing op salarissen en lonen aangepast en voor 30 % aan de index van de consumptieprijzen.
§ 3. Bij de eerste indiensttreding van een personeelslid in de basiseducatie, wordt zijn anciënniteit vastgesteld zoals hierna omschreven.
a) Voor alle personeelsleden worden de prestaties in aanmerking genomen geleverd als vastbenoemde, als contractueel, als RVA-stagair, als BTK' er, als gesubsidieerde contractueel, als DAC'er en als tewerkgestelde werkloze. Prestaties in het vrijwilligerswerk komen niet in aanmerking.
b) Voor de educatieve personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie worden in aanmerking genomen :
- prestaties in het onderwijs voor hun betrekkelijke duur, gelijk aan het aantal uren les per week vermenigvuldigd met het aantal jaren effectieve dienst in een ambt, gedeeld door het minimum aantal uren les per week, vereist voor een betrekking met volledige prestaties;
- de reële duur van alle pedagogische of educatieve taken in de welzijnszorg, in de gezondheidszorg, in opvoedingsinstellingen, in het sociaal-cultureel werk en in het cultureel werk.
c) Voor de administratieve personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie komt de reële duur in aanmerking van de prestaties in alle administratieve en educatieve taken waarvoor ten minste een diploma van secundair onderwijs vereist was.
§ 4. In de anciënniteitsbepaling van alle personeelsleden van de Centra voor Basiseducatie en van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Basiseducatie wordt de reële duur van hun prestaties in deze centra in aanmerking genomen, volgens de bepalingen van de bediendenovereenkomst."
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Art. 12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 april 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE