Details





Titel:

3 MEI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-08-1995 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Erkenning van palliatieve netwerken.
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - Samenstelling.
Art. 8-15
HOOFDSTUK IV. - Opdrachten van het palliatieve netwerk.
Art. 16-21
HOOFDSTUK V. - De palliatieve deskundige.
Art. 22-24
HOOFDSTUK VI. - Werking van het palliatieve netwerk.
Art. 25-30
HOOFDSTUK VII. - Bereikbaarheid en oproepbaarheid.
Art. 31-32
HOOFDSTUK VIII. - Verslaggeving.
Art. 33-34
HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring.
Art. 35-37
HOOFDSTUK X. - Verantwoording van de toelage.
Art. 38-39
HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art. 40-41



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° palliatieve zorg : het geheel van de actieve totaalzorg voor patiënten waarvan de ziekte niet langer op curatieve therapieën reageert en voor wie de controle van pijn en andere symptomen, alsook psychologische, morele, spirituele en zingevende, familiale en sociale ondersteuning van essentieel belang zijn;
  2° palliatief netwerk : een overkoepelend samenwerkingsverband, waarvan sprake in artikel 14 van dit besluit, tussen vertegenwoordigers van eerstelijnshulpverleners, organisaties, instellingen, verenigingen en diensten dat erkend wordt door de Vlaamse overheid en dat gericht is op het ondersteunen van palliatieve zorg;
  3° partners : alle vertegenwoordigers van eerstelijnshulpverleners, organisaties, instellingen, verenigingen en diensten die de overeenkomst zoals omschreven in artikel 15 van dit besluit onderschreven;
  4° samenwerkingsinitiatief : samenwerkingsinitiatief voor thuisverzorging erkend op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1990 houdende coördinatie en ondersteuning van de thuisverzorging;
  5° palliatieve functie : verantwoordelijkheid binnen een voorziening of organisatie voor de sensibilisatie en ondersteuning van een palliatieve zorgcultuur zoals bedoeld in 1°;
  6° administratie : (het [1 Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]1 (...)); <BVR 2006-03-31/54, art. 50, 005 ; Inwerkingtreding : 01-04-2006> <BVR 2007-01-12/31, art. 20, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  7° (de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;) <BVR 2007-07-06/40, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (8° [1 secretaris-generaal: het hoofd van de administratie]1.) <BVR 2007-01-12/31, art. 20, 2°, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK II. - Erkenning van palliatieve netwerken.
Art.2. Om als palliatief netwerk te worden erkend moet worden voldaan aan de bepalingen van dit besluit.

Art.3.Palliatieve netwerken worden erkend en gesubsidieerd binnen een regio die minstens 300 000 en hoogstens 1 000 000 inwoners telt. (De [1 secretaris-generaal]1) kan hierop afhankelijk van een optimale geografische spreiding of vanwege werkzame en organisatorische verbanden een afwijking toestaan. Per regio kan maar één palliatief netwerk erkend worden. <BVR 2007-01-12/31, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.4. Het netwerk heeft de vorm van een rechtspersoon die geen winst nastreeft.

Art.5.De erkenning van een palliatief netwerk geldt voor een periode van maximum vier jaar en is telkens hernieuwbaar voor maximum vier jaar. De erkenningsperiode omvat altijd volledige kalenderjaren. Een afwijking is mogelijk bij de eerste erkenning.
  (De [1 secretaris-generaal]1) kan de erkenning te allen tijde intrekken indien het netwerk niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden zoals ze gesteld zijn in dit besluit. <BVR 2007-01-12/31, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

Art.6. De aanvraag tot erkenning wordt bij de administratie ingediend. De hernieuwing van de erkenning wordt telkens uiterlijk ten laatste 4 maanden voor het ingaan van de nieuwe erkenningsperiode ingediend.

Art.7. Elke aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van de erkenning bevat ten minste volgende gegevens :
  1° Naam, adres, telefoonnummer en rekeningnummer van het te erkennen palliatief netwerk;
  2° Statuten van het palliatieve netwerk;
  3° De exacte omschrijving van de bereikte regio en het aantal inwoners ervan;
  4° Een adressenlijst van alle partners;
  5° Afschrift van de overeenkomst tussen de deelnemende partners van het palliatieve netwerk. De overeenkomst wordt door de verantwoordelijke van iedere partner ondertekend, gedateerd en voorzien van de vermelding dat de overeenkomst gelezen en goedgekeurd is.

HOOFDSTUK III. - Samenstelling.
Art.8.Om erkend te worden als palliatief netwerk moet er een schriftelijke overeenkomst worden overgelegd met meerdere in de regio staande partners zijnde :
  1° Eerstelijnshulpverleners of hun organisaties;
  2° [1 erkende woonzorgcentra [2 ...]2;]1
  3° [2 ...]2
  4° Erkende ziekenhuizen, inzonderheid die met erkende dienst Sp palliatief;
  5° Pluridisciplinaire organisaties voor thuiszorg;
  6° Specifieke initiatieven voor palliatieve zorg;
  7° Organisaties van families, thuisverzorgers en/of vrijwilligers die op palliatief vlak actief zijn.
  ----------
  (1)<BVR 2018-11-30/16, art. 537, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2023-01-20/11, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.9. Het initiatief om de verschillende partners in een regio samen te brengen kan zowel uitgaan van de thuiszorg, een specifiek initiatief voor palliatieve zorg als van een rustoord of een ziekenhuis.

Art.10. Daar waar samenwerkingsinitiatieven bestaan wordt bij voorrang met hen overleg gepleegd met het oog op de vertegenwoordiging van de eerstelijnszorg.

Art.11. Bij de eerstelijnshulpverleners wordt gestreefd naar een vertegenwoordiging van alle mogelijk betrokken disciplines. Volgende disciplines worden bij de overeenkomst betrokken :
  1° Huisartsen;
  2° Verpleegkundigen;
  3° Gezins- en bejaardenhulp;
  4° Maatschappelijk werk.

Art.12. Er zal een evenwichtige vertegenwoordiging zijn van intra- en extramurale voorzieningen en een multidisciplinaire samenstelling waarin ten minste de medische, verpleegkundige, paramedische, psychologische, maatschappelijke en morele, godsdienstige, filosofische functies vertegenwoordigd zijn.

Art.13. De in artikel 7 bedoelde partners kunnen slechts een overeenkomst afsluiten met een palliatief netwerk dat de regio bereikt waarin ze werkzaam zijn.

Art.14. Het palliatieve netwerk nodigt alle bij de palliatieve zorg betrokken organisaties uit tot samenwerking. Het palliatieve netwerk moet iedere dergelijke organisatie die dit wenst en die zich ertoe verbindt de reglementering na te leven, opnemen. Als bepaalde organisaties ondanks hun verzoek niet opgenomen worden, kunnen deze organisaties dit melden aan de administratie. Het palliatieve netwerk zal de weigering in een gemotiveerde nota aan de administratie meedelen die eventueel kan bemiddelen bij de samenstelling van het palliatieve netwerk.

Art.15.De overeenkomst wordt ter goedkeuring aan (de [1 secretaris-generaal]1) voorgelegd en bevat ten minste de volgende gegevens : <BVR 2007-01-12/31, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  1° De partners die de overeenkomst onderschrijven;
  2° De door het palliatieve netwerk bereikte regio en het aantal inwoners ervan;
  3° De administratieve zetel van het palliatieve netwerk de telefonische bereikbaarheid en de wijze waarop de permanence wordt verzekerd;
  4° De juridische vorm, datum van oprichting, werking en wijze van beslissing;
  5° De duur van de overeenkomst, de opzeggings- en opnamemodaliteiten;
  6° De regeling van eventuele geschillen tussen de partners;
  7° De financiële afspraken;
  8° De verzekeringen voor burgerlijke aansprakelijkheid van het netwerk de burgerlijke aansprakelijkheid van elk personeelslid of elke vrijwilliger voor schade aangebracht aan het netwerk aan de hulpvrager of aan derden tijdens de uitvoering van de activiteiten;
  9° Het beschikbaar gestelde personeel en de wijze waarop dit personeel moet worden ingezet;
  10° De doelstellingen rekening houdend met de in hoofdstuk IV van dit besluit opgenomen opdrachten.
  ----------
  (1)<BVR 2023-05-12/09, art. 5, 012; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK IV. - Opdrachten van het palliatieve netwerk.
Art.16. Het netwerk heeft als opdracht de zorg- en hulpverlening rond een patiënt zo efficiënt mogelijk te coördineren. Hiervoor dienen binnen het palliatieve netwerk afspraken gemaakt te worden, onder meer voor de opmaak van een patiëntendossier en de uitwisseling van informatie, uiteraard met respect voor de privacy van de patiënt en het medische beroepsgeheim.
  Er zullen tussen de partners conventies worden afgesloten die de vlotte samenwerking rond palliatieve patiënten verzekeren en waarvoor de hiervoren vermelde afspraken in het bijzonder de thuiszorg helpen bevorderen.

Art.17. Het netwerk heeft eveneens als opdracht raad te geven aan hulp- en zorgverleners, intervisie, ondersteuning en begeleiding van palliatieve patiënten en hun nabestaanden te bieden, in samenspraak met hun vertrouwde zorg- en hulpverleners.
  Indien er een directe vraag is voor begeleiding en ondersteuning zal binnen het palliatieve netwerk afgesproken worden wie het best deze verantwoordelijkheid kan opnemen. Eventueel wordt, na overleg met de vertrouwde verzorgers van de palliatieve patiënt, de palliatieve deskundige die verbonden is aan het palliatieve netwerk tijdelijk met deze opdracht belast.

Art.18. Het netwerk dient, rekening houdend met het aanwezige vormingsaanbod, overleg te plegen omtrent de organisatie van vorming voor zorg- en hulpverleners, vrijwilligers en andere betrokkenen.
  De palliatieve deskundige zal mee zorgen voor de deskundigheidsbevordering.

Art.19. De bevolking zal worden ingelicht over de beschikbare mogelijkheden inzake palliatieve zorg.

Art.20. Het netwerk zal een registratiesysteem uitwerken waarin zowel de acties ten aanzien van zorg- en hulpverleners, als de acties ten aanzien van de patiënten en hun naastbestaanden en ten aanzien van de bevolking in het algemeen worden opgenomen. De minister kan hiervoor nadere bepalingen uitwerken.

Art.21. Het netwerk zal de eigen werking evalueren en optimaliseren op basis van een behoeftenraming en overeenkomstig de richtlijnen daartoe door de minister verstrekt.

HOOFDSTUK V. - De palliatieve deskundige.
Art.22. Het palliatieve netwerk werft een palliatieve deskundige aan en kan daarnaast ook een beroep doen op consulenten die op zelfstandige basis hun medewerking verlenen en qua discipline en actiedomein een aanvulling voor de andere personeelsleden. De palliatieve deskundigen of consulenten worden door het netwerk aangesteld en erkend in opdracht ervan.

Art.23. Bij de aanstelling van de palliatieve deskundigen of consulenten zal pluridisciplinariteit worden nagestreefd. Hierbij zijn verpleegkundigen, artsen, psychologen, maatschappelijk werkers de categorieën van personen met meest aangewezen disciplines.
  Zo via andere financieringsbronnen personeel beschikbaar wordt gesteld, wordt gestreefd naar een goede samenwerking.

Art.24. De palliatieve deskundigen en de consulenten moeten kunnen aantonen dat ze minstens 120 uur bijscholing inzake palliatieve zorg en een specifieke stage in palliatieve zorg van 40 uur gevolgd hebben of volgen.
  De palliatieve deskundigen en consulenten verbinden zich ertoe om zich permanent te blijven bekwamen in de palliatieve zorg. Deze bijkomende vorming bedraagt minimum 40 uur op jaarbasis.

HOOFDSTUK VI. - Werking van het palliatieve netwerk.
Art.25. De palliatieve deskundigen en de consulenten voeren de opdrachten uit die het erkend palliatieve netwerk krachtens de erkenningsnormen moet vervullen.

Art.26. De palliatieve deskundigen en consulenten staan zowel ter beschikking van de extra- als de intramurale diensten en organisaties.
  Ze treden niet in de plaats van de zorg- en hulpverleners. Ze kunnen wel ondersteunen en intervisie organiseren voor zorg- en hulpverleners. Enkel op verzoek van of met medeweten van de zorg- en hulpverleners zullen ze terminale patiënten en hun naastbestaanden in complexere situaties psycho-emotioneel ondersteunen en interventies inzake pijncontrole helpen bijstellen. Daarna wordt de zorg opnieuw overgedragen aan de zorg- en hulpverleners.

Art.27.De palliatieve deskundigen, de consulenten en vrijwilligers die gesubsidieerd worden door de Vlaamse Gemeenschap zullen zoveel mogelijk de opvang en begeleiding van de palliatieve patiënten in hun thuismilieu helpen mogelijk maken en houden. Enkel als de thuiszorg niet meer mogelijk is, zal gezocht worden naar een passende opvang in een specifieke eenheid van een [3 woonzorgcentrum]3 of ziekenhuis.
  ----------
  (1)<BVR 2009-07-24/26, art. 27, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<BVR 2018-11-30/16, art. 538, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<BVR 2023-01-20/11, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.28. In de verzorgingsinstellingen waar reeds een palliatieve functie is ingevuld, zullen de personeelsleden die met deze functie belast zijn bij voorkeur optreden als contactverantwoordelijken waarmee in het bijzonder de palliatieve deskundigen en de consulenten van het palliatieve netwerk kunnen samenwerken.

Art.29. De palliatieve deskundigen en de consulenten staan open voor alle zorg- en hulpverleners en patiënten, onafhankelijk van hun religieuze, morele of filosofische overtuiging.

Art.30. De palliatieve deskundigen en de consulenten zullen eveneens het vrijwilligerswerk in de palliatieve zorg ondersteunen en daar waar er nog geen initiatief bestaat, de vrijwilligerswerking helpen organiseren.
  Er zullen duidelijke afspraken worden gemaakt omtrent de inschakeling van vrijwilligers zowel in de palliatieve eenheden als in de thuiszorg.

HOOFDSTUK VII. - Bereikbaarheid en oproepbaarheid.
Art.31. De beschikbaarheid van specifieke en algemeen ondersteunende diensten en hulpverlening wordt aan de palliatieve patiënt en zijn naastbestaanden op een eenvoudige en overzichtelijke wijze bekend gemaakt. De informatie wordt regelmatig bijgewerkt en aangevuld en is permanent toegankelijk voor alle betrokkenen.

Art.32. Het palliatieve netwerk is permanent, telefonisch oproepbaar. Aan het telefoonnummer wordt ruime bekendheid gegeven in de regio, zeker bij de zorg- en hulpverleners. Het oproepsysteem mag verbonden zijn aan andere systemen in de welzijns- of gezondheidssector die permanence verzekeren.

HOOFDSTUK VIII. - Verslaggeving.
Art.33. Het palliatieve netwerk legt voor ieder werkingsjaar vóór 1 april van het daaropvolgende jaar een jaarverslag voor aan de administratie.

Art.34. Het jaarverslag bevat tenminste volgende elementen :
  1° De resultaten met betrekking tot het uitgewerkte registratiesysteem waarin het volgende zal worden opgenomen :
  a) De acties ten overstaan van zorg- en hulpverleners;
  b) De acties ten overstaan van de patiënten en hun naastbestaanden;
  c) De acties ten overstaan van de bevolking in het algemeen.
  2° Een overzicht van de inkomsten en de uitgaven van het palliatieve netwerk met inbegrip van een verslag met betrekking tot de besteding van de toelage.
  3° Bewijzen van de in artikel 24 bedoelde bijscholing.
  4° Alle wijzigingen m.b.t. de bestaande overeenkomst tussen de betrokken partners.

HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring.
Art.35.<BVR 2007-07-06/40, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Erkende palliatieve netwerken ontvangen binnen de perken van de begrotingskredieten jaarlijks een subsidie van [1 8959,34]1 euro ([1 achtduizend negenhonderdnegenenvijftig euro vierendertig cent]1) per volledige schijf van 60.000 bereikte inwoners.
  § 2. Het subsidiebedrag, vermeld in artikel 35, § 1 wordt vanaf subsidiejaar [1 2016]1 elk subsidiejaar op 1 januari aangepast volgens de volgende formule :
  (75 % bedrag subsidiejaar(x-1)GI (10/x-1)/GI (10/x2)) + 25 % bedrag subsidiejaar (x-1),
  waarbij :
  1° x = het subsidiejaar;
  2° GI = de gezondheidsindex.
  ----------
  (1)<BVR 2015-03-13/05, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 24-04-2015>

Art.36. Voorschotten tot maximum 90 % van de subsidie kunnen op de rekening van het erkende palliatieve netwerk gestort worden. Het betrokken palliatieve netwerk dient daartoe vóór 1 februari van het desbetreffende werkingsjaar aan de administratie een verzoek in.
  Bij de eerste erkenning en in 1995 kan dit verzoek binnen de maand volgend op de datum van erkenning worden ingediend.

Art.37. Het saldo dat minimum 10 % van de totale toelage bedraagt, wordt uitbetaald nadat het palliatieve netwerk het jaarverslag - zoals bedoeld in artikel 33 - bij de administratie heeft ingediend en nadat deze administratie de ingediende stukken gecontroleerd en goedgekeurd heeft.

HOOFDSTUK X. - Verantwoording van de toelage.
Art.38. <BVR 1998-12-08/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1998> (§ 1.) <BVR 2007-07-06/40, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De toelage kan zowel besteed worden aan werkingskosten van het palliatief netwerk, als aan loonkosten of vergoedingen van elke persoon die in het kader van de opdrachten van het palliatief netwerk activiteiten uitvoert.
  (§ 2. Als een palliatief netwerk zijn subsidie in het werkingsjaar waarvoor die subsidie werd toegekend niet volledig aanwendt, kan het met het niet-aangewende gedeelte reserves aanleggen.
  § 3. De aangelegde reserves moeten worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de in hoofdstuk IV bedoelde opdrachten van het netwerk. De concrete aanwending ervan wordt door de administratie nagegaan in het kader van het toezicht, vermeld in artikel 37.
  § 4. De reserveopbouw wordt beperkt tot 20 % van het jaarlijkse subsidiebedrag, vermeld in artikel 35. Het bedrag dat, op jaarbasis, deze 20 % overschrijdt, wordt teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.
  Van de reserves, opgebouwd met de Vlaamse subsidies, die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan de jaarlijkse Vlaamse subsidie, vermeld in artikel 35, wordt het bedrag dat de jaarlijkse Vlaamse subsidie overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.) <BVR 2007-07-06/40, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.39. Elk deel van de uitbetaalde toelage dat niet wordt besteed aan de opdrachten vermeld in hoofdstuk IV dient door het palliatieve netwerk te worden terugbetaald.

HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen.
Art.40. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995.

Art. 41. De Vlaamse minister, (bevoegd voor de gezondheid), is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 2001-11-30/48, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>