19 APRIL 1995. - Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende bedrijfsinterne milieuzorg. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-07-1995 en tekstbijwerking tot 30-12-1995)
Art. 1-3
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2. Het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt aangevuld met een titel III, die de volgende bepalingen bevat :
TITEL III. - Bedrijfsinterne milieuzorg.
HOOFDSTUK I. - Doelstelling en definities.
Artikel 3.1.1. Bedrijfsinterne milieuzorg heeft tot doel duurzame produktiepatronen na te streven en de milieubelasting van een bedrijf in al zijn aspecten te beheersen en te beperken teneinde bij te dragen tot de realisatie van de doelstellingen omschreven in artikel 1.2.1 van dit decreet.
Artikel 3.1.2. In deze titel van het decreet wordt verstaan onder :
1° inrichting : een inrichting zoals bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
2° vergunningverlenende overheid : de overheid die een milieuvergunning kan afleveren zoals bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
3° controle-ambtenaar : de door de Vlaamse regering met het toezicht op de milieuwetgeving belaste ambtenaren;
4° milieutechnische eenheid : een eenheid die bestaat uit verschillende inrichtingen, met inbegrip van hun exploitatieterrein en de overige onroerende goederen waarmee zij verbonden zijn, die als één geheel moeten worden beschouwd met het oog op het beoordelen van het nadeel dat zij kunnen berokkenen aan mens of milieu;
5° bedrijfslocatie : elk terrein waarop industriële activiteiten onder controle van een bedrijf op een gegeven plaats worden uitgevoerd, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande of daarbij horende opslag van grondstoffen, van bij-, tussen- en eindprodukten en van afval en met inbegrip van de al dan niet vaste infrastructuur en uitrusting die met deze activiteiten gemoeid zijn.
HOOFDSTUK II. - De milieucoördinator.
Artikel 3.2.1. § 1. De exploitanten van inrichtingen van eerste klasse dienen een milieucoördinator aan te stellen.
De Vlaamse regering kan vrijstelling verlenen voor bepaalde categorieën van inrichtingen.
§ 2. De Vlaamse regering kan, door middel van sectorale voorwaarden, exploitanten van andere door haar aangewezen categorieën van inrichtingen verplichten een milieucoördinator aan te stellen.
§ 3. De vergunningverlenende overheid kan exploitanten van niet in § 1 of § 2 bedoelde inrichtingen de verplichting opleggen een milieucoördinator aan te stellen indien de aard van de inrichting, de aard van de milieueffecten die ervan uitgaan of de plaats waar ze gelegen is of uitgeoefend wordt, dit verantwoordt.
§ 4. De milieucoördinator kan een werknemer zijn van de exploitant of een persoon die geen werknemer is van de exploitant.
Wanneer dit geen afbreuk doet aan een goede taakvervulling kan, met instemming van het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur, voor twee of meer inrichtingen gezamenlijk een milieucoördinator worden aangesteld of kan een beroep worden gedaan op de diensten van een persoon die geen werknemer is van de exploitant.
Dergelijke instemming is evenwel niet vereist wanneer het de aanstelling betreft van een milieucoördinator voor verschillende inrichtingen tegelijk die samen een bedrijfslocatie vormen onder controle van eenzelfde persoon of rechtspersoon.
§ 5. Wanneer verschillende inrichtingen samen naar het oordeel van de vergunningverlenende overheid een milieutechnische eenheid vormen, kan zij de aanstelling van een gezamenlijke milieucoördinator verplicht stellen.
Het feit dat verschillende inrichtingen een verschillend eigendomsstatuut hebben, belet niet dat zij een milieutechnische eenheid vormen.
Artikel 3.2.2. § 1. De milieucoördinator heeft onder meer tot taak :
a) bij te dragen tot de ontwikkeling, de invoering, de toepassing en de evaluatie van milieuvriendelijke produktiemethodes en produkten;
b) te waken over de naleving van de milieuwetgeving door meer bepaald op regelmatige tijdstippen controle uit te oefenen op de werkplaatsen, de zuiveringstechnische werken en de afvalstromen; hij rapporteert de vastgestelde tekortkomingen aan de bedrijfsleiding en doet voorstellen om deze te verhelpen;
c) te waken over of in te staan voor de uitvoering van de voorgeschreven emissie- en immissiemetingen en de registratie van de resultaten ervan;
d) te waken over het bijhouden van het afvalstoffenregister en de naleving van de meldingsplicht bedoeld in de artikelen 17 tot en met 21 en 23 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen;
e) voorstellen te doen en bij te dragen tot de interne en externe communicatie in verband met de gevolgen voor mens en milieu van de inrichting, van haar produkten, haar afvalstoffen en de voorzieningen en maatregelen om deze gevolgen te beperken.
§ 2. De milieucoördinator geeft zijn advies over elke voorgenomen investering die vanuit milieu-oogpunt relevant kan zijn. Zijn advies wordt tijdig ingewonnen en het wordt voorgelegd aan het orgaan dat de beslissing neemt. Op zijn verzoek wordt hij gehoord.
§ 3. De milieucoördinator stelt ten behoeve van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen, of bij ontstentenis van deze organen, van de vakbondsafvaardiging jaarlijks een verslag op over de wijze waarop hij zijn opdracht heeft vervuld. Dit verslag bevat onder meer een overzicht van de door hem uitgebrachte adviezen en het gevolg dat eraan werd gegeven.
Artikel 3.2.3. § 1. Als milieucoördinator kan enkel een persoon worden aangesteld die over de vereiste kwalificaties en eigenschappen beschikt om de in artikel 3.2.2 bedoelde taken naar behoren te vervullen.
§ 2. De Vlaamse regering kan door middel van algemene of sectorale voorwaarden nadere eisen stellen inzake de opleiding, de beroepservaring en de overige voorwaarden waaraan de milieucoördinator moet voldoen. De Vlaamse regering kan overgangsmaatregelen treden met betrekking tot deze voorwaarden, indien nodig, voor degenen die de taken van milieucoördinator, in de hoedanigheid van werknemer van de exploitant, al uitoefenen voor het van kracht worden van dit decreet.
§ 3. De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur. Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in § 1 en in voorkomend geval aan de in § 2 bedoelde voorwaarden, kan het bevoegde bestuur eisen dat de exploitant binnen een termijn die het bepaalt, een andere persoon aanstelt.
Artikel 3.2.4. De exploitant is gehouden het nodige te doen opdat de milieucoördinator zijn taak naar behoren kan vervullen. Hij stelt hem hulppersoneel, lokalen, materiaal en middelen ter beschikking voor zover vereist.
Artikel 3.2.5. De milieucoördinator die een werknemer is van de exploitant, mag geen nadeel ondervinden omwille van de taak die hij als milieucoördinator vervult.
De aanwijzing en de vervanging van een milieucoördinator-werknemer, de verwijdering uit zijn. functie en de aanstelling van een tijdelijke plaatsvervanger worden door de exploitant, onverminderd het bepaalde in artikel 3.2.3, § 3, uitgevoerd na voorafgaand akkoord van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of, bij ontstentenis ervan, van de vakbondsafvaardiging. In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het comité of met de vakbondsafvaardiging, wordt het advies ingewonnen van het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur.
HOOFDSTUK III. - De milieuaudit.
Artikel 3.3.1. § 1. Met het oog op de toepassing in het Vlaamse Gewest van de Verordening (EEG) Nr. 1836/93 van de Raad van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem, wijst de Vlaamse regering de instantie aan die - wat het Vlaamse Gewest betreft - belast is met de erkenning van onafhankelijke milieuverificateurs en met controle op hun werkzaamheden. Zij stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen hiervan in kennis.
§ 2. De Vlaamse regering wijst tevens het orgaan aan dat belast is met het registeren van de locaties die deelnemen aan het milieubeheer- en milieuauditsysteem, met de schrapping, de weigering en de schorsing van de registratie overeenkomstig artikel 8 van voormelde verordening, evenals met het doen van de kennisgevingen bedoeld in artikel 9 van voormelde verordening. De Vlaamse regering stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen hiervan in kennis.
§ 3. De Vlaamse regering kan een bijdrage in de registratiekosten van een locatie, waarvan ze het bedrag bepaalt, ten laste leggen van de aanvrager van de registratie.
Artikel 3. 3.2. § 1. De Vlaamse regering wijst door middel van sectorale voorwaarden de categorieën van inrichtingen aan die onderworpen worden aan een periodieke dan wel eenmalige milieuaudit.
§ 2. De milieuaudit betreft een systematische, gedocumenteerde en objectieve evaluatie van het beheer, de organisatie en de uitrusting van de betrokken inrichting of activiteit op het gebied van de bescherming van het milieu.
§ 3. De milieuaudit heeft betrekking op :
- de emissies en immissies, evenals de gevolgen ervan voor de milieukwaliteit;
- het energiebeheer;
- het beheer van grondstoffen;
- de preventie en het beheer van afvalstoffen;
- de produktiemethodes en het produktbeheer;
- de externe veiligheid;
- de voorlichting, opleiding en participatie van het personeel in de bedrijfsinterne milieuzorg;
- de externe voorlichting;
- de voorstellen en adviezen van de milieucoördinator zoals bedoeld in artikel 3.2.2, § 3, en de opvolging die hieraan gegeven is.
§ 4. De Vlaamse regering bepaalt welke elementen van de milieuaudit moeten medegedeeld worden aan het door de Vlaamse regering aangewezen bestuur.
§ 5. De milieuaudit moet gevalideerd worden door een milieuverificateur zoals bedoeld in artikel 3.3.1.
Artikel 3. 3.3. Tenzij anders bepaald wordt, is de milieuaudit op kosten van de exploitant.
De Vlaamse regering kan subsidies verlenen voor het uitvoeren van een verplichte of vrijwillige milieuaudit binnen de perken van de begrotingskredieten. Zij bepaalt de nadere regels voor het verlenen van subsidiëring.
HOOFDSTUK IV. - Meet- en registratieverplichtingen.
Artikel 3. 4.1. § 1. De Vlaamse regering kan door middel van algemene of sectorale voorwaarden aan de exploitant van een inrichting waarvan de emissies naar omvang of aard de door de regering bepaalde drempels overschrijden, de verplichting opleggen om de emissie- of immissiewaarden voortdurend of periodiek te meten of te berekenen en te registeren. De vergunningverlenende overheid kan dezelfde verplichting opleggen aan de exploitant van een inrichting.
In gebieden waar bijzondere milieukwaliteitsnormen gelden als bedoeld in artikel 2.2.3, § 3, van dit decreet, kunnen lagere drempelwaarden worden bepaald of verdergaande verplichtingen worden opgelegd.
§ 2. Onverminderd artikel 3.5.1 houdt de exploitant deze gegevens ter beschikking van de controle-ambtenaren. Hij bewaart ze gedurende ten minste 5 jaar.
Artikel 3. 4.2. § 1. De Vlaamse regering kan door middel van algemene of sectorale voorwaarden aan de exploitant van een inrichting waaraan risico's voor bodem- of grondwaterverontreiniging zijn verbonden, verplicht worden peilputten aan te leggen. De vergunningverlenende overheid kan dezelfde verplichting opleggen aan de exploitant van een inrichting.
§ 2. De exploitant van een dergelijke inrichting kan verplicht worden de kwaliteit van het grondwater op gezette tijdstippen te meten en te registeren.
§ 3. De exploitant houdt deze gegevens ter beschikking van de controle-ambtenaren. Hij bewaart ze gedurende ten minste 5 jaar.
Artikel 3. 4.3. § 1. Onverminderd de artikelen 17, § 1, en 23 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, kan door middel van algemene of sectorale voorwaarden of in de vergunning, de exploitant van een inrichting verplicht worden :
a) een register bij te houden van de gevaarlijke stoffen die er aanwezig zijn;
b) energie- en grondstoffenbalansen op te stellen.
§ 2. De exploitant houdt deze gegevens ter beschikking van de controle-ambtenaren. Hij bewaart ze gedurende ten minste 5 jaar.
HOOFDSTUK V. - Het milieu-jaarverslag.
Artikel 3. 5.1. De Vlaamse regering wijst door middel van algemene of sectorale voorwaarden de categorieën van inrichtingen aan waarvan de exploitanten gehouden zijn jaarlijks aan de daartoe aangewezen overheid een milieu-jaarverslag te sturen. Zij bepaalt welke gegevens over de gemeten of berekende emissies of immissies het milieu-jaarverslag moet bevatten.
De Vlaamse regering kan ook voorschrijven ,dat de met toepassing van artikel 17, § 2, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen te verstrekken gegevens voor de in het eerste lid bedoelde inrichtingen opgenomen moeten worden in het milieu-jaarverslag.
Zij kan ook bepalen dat gegevens moeten worden verstrekt over energie- en grondstoffengebruik.
Artikel 3. 5.2. Wanneer de in artikel 3.5.1 bedoelde gegevens gebaseerd zijn op berekeningen deelt de exploitant de basisgegevens mee op grond waarvan de berekening is uitgevoerd, evenals de toegepaste berekeningsmethode.
HOOFDSTUK VI. - Bedrijfsbeleid ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen ervan voor mens en milieu.
Artikel 3. 6.1. § 1. De Vlaamse regering wijst door middel van sectorale voorwaarden de categorieën van inrichtingen aan waarvan de exploitanten een bedrijfsbeleid moeten voeren om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken.
§ 2. De exploitant van een dergelijke inrichting moet alle maatregelen treffen om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken.
Wanneer een milieutechnische eenheid als bedoeld in artikel 3.1.2, 4° van dit decreet onder het beheer staat van verschillende exploitanten, zijn de exploitanten gezamenlijk gehouden deze maatregelen te treffen.
§ 3. De exploitant of exploitanten moeten te allen tijde in staat zijn aan de controleambtenaren aan te tonen dat zij de bedoelde maatregelen hebben getroffen.
Artikel 3. 6.2. § 1. De exploitant stelt een document op waarin het bedrijfsbeleid wordt beschreven ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen ervan voor mens en milieu. De Vlaamse regering bepaalt de minimumgegevens die in het document moeten voorkomen.
§ 2. Hij moet een kennisgeving indienen bij de daartoe aangewezen overheid. De Vlaamse regering bepaalt de minimumgegevens van deze kennisgeving en de gevallen waarin zij moet worden geactualiseerd.
HOOFDSTUK VII. - Meldings- en waarschuwingsplicht bij accidentele emissies en storingen.
Artikel 3. 7.1. § 1. De exploitant van een inrichting neemt de nodige maatregelen om in geval van accidentele emissies die verontreiniging kunnen veroorzaken :
- de bevoegde controle-ambtenaar daarvan onverwijld in kennis te stellen;
- derden die ten gevolge van de emissie schade kunnen lijden onverwijld te waarschuwen met opgave van de maatregelen die zij kunnen treffen om het gevaar af te wenden dan wel te beperken; deze bepaling is evenwel niet van toepassing wanneer de voorschriften, vastgesteld door de federale overheid in het kader van de civiele bescherming, van toepassing zijn;
- de gevolgen voor mens en milieu zoveel mogelijk te beperken.
§ 2. Als de emissie gevaar kan opleveren voor beschadiging van een afvalwaterzuiveringsinstallatie, waarschuwt de exploitant bovendien onmiddellijk de beheerder van de betrokken installatie.
§ 3. Wanneer de zuiveringstechnische voorzieningen van een inrichting wegens storing of enige andere oorzaak uitvallen, of wanneer om enige andere reden de emissie of immissienormen worden overschreden, stelt de exploitant de bevoegde controle-ambtenaar daarvan onverwijld in kennis.
HOOFDSTUK VIII. - Toezicht en sancties.
Artikel 3. 8.1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de controle-ambtenaren toezicht op de toepassing van deze titel van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten volgens de regels in dit hoofdstuk.
Artikel 3. 8.2. § 1. De controle-ambtenaren stellen de overtredingen vast door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is. Een afschrift van het proces-verbaal wordt bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de overtreder binnen de vijf werkdagen na de vaststelling van de overtreding.
§ 2. Zij mogen bij de uitoefening van hun ambt op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnen gaan in alle richtingen. Tot de ruimten die als woning dienen hebben zij slechts toegang tussen vijf uur 's morgens en eenentwintig uur 's avonds en mits machtiging van de onderzoeksrechter.
§ 3. Bij de uitoefening van hun opdracht kunnen zij de bijstand van de gemeentepolitie en van de rijkswacht vorderen.
Artikel 3. 8.3. § 1. Hij die een bepaling van deze titel van het decreet overtreedt wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en met een geldboete van honderd frank tot tien miljoen frank of met een van deze straffen alleen.
§ 2. De bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 85 van het Strafwetboek zijn van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van deze titel van het decreet."
Art. 3. Dit decreet treedt in werking tien dagen na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk 2 De milieucoördinator die in werking treden (twaalf maanden) na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. <DVR 1995-12-22/41, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>